ECLI:NL:RBUTR:2012:BW3572

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711549-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf met gedeeltelijke omzetting naar taakstraf

Op 27 maart 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16/711549-09, waarin de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf afwijst. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. De officier van justitie verzocht om de voorwaardelijke straf gedeeltelijk ten uitvoer te leggen, maar de rechtbank oordeelt dat de veroordeelde, ondanks het overtreden van de voorwaarden, zich in een positieve ontwikkeling bevindt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde na een periode van problemen nu werk en een woning aan het opbouwen is. Gezien deze omstandigheden en de lange duur van de procedure, besluit de rechtbank om de vordering van de officier van justitie slechts gedeeltelijk toe te wijzen. De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor een gedeelte van drie maanden en vervangt dit door een taakstraf van 120 uren. De rechtbank wijst de overige vorderingen van de officier van justitie af. De beslissing is genomen na een zitting op 13 maart 2012, waarbij de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman aanwezig waren. De rechtbank heeft gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht en heeft de uitspraak openbaar gedaan op 27 maart 2012.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/711549-09
Datum uitspraak: 27 maart 2012
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
Beslissing van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 2 februari 2012, strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij het onherroepelijk geworden vonnis in deze rechtbank van 3 november 2009, in de zaak tegen de veroordeelde:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende te [adres], [woonplaats].
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- voormeld vonnis, waarbij de veroordeelde onder meer is veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 WvSr., waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
- een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- een brief van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, unit Utrecht d.d. 11 april 2011, waaruit blijkt dat de veroordeelde voormelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 13 maart 2012, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht.
OVERWEGINGEN:
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden slechts voor een gedeelte, groot zes maanden, ten uitvoer zal worden gelegd. Dit gedeelte van zes maanden dient naar het oordeel van de officier omgezet te worden in een werkstraf.
De raadsman is van mening dat [verdachte] onvoldoende hulp en steun van de reclassering heeft gekregen. Het heeft na zijn ontslag uit de PI Wolvenplein nog ruim zeven maanden geduurd voordat er contact met de reclassering tot stand is gekomen. [verdachte] heeft vervolgens een training gevolgd, maar kwam tot de conclusie dat hij daar niet veel aan had. Vervolgens is [verdachte] pas in april 2011 teruggemeld. Mede gelet op de summiere inhoud van het rapport van het Leger des Heils en het feit dat er bij de behandeling van de vordering tenuitvoerlegging geen deskundige aanwezig is, is de raadsman van mening dat het niet opportuun is om de voorwaardelijke straf van [verdachte] alsnog ten uitvoer te leggen.
Subsidiair verzoekt de raadsman de behandeling aan te houden om een deskundige van het Leger des Heils op te roepen en op zitting te horen.
De rechtbank wijst het aanhoudingsverzoek van de raadsman af nu de rechtbank zich voldoende geïnformeerd ziet omtrent de overtreding van de bijzondere voorwaarden door veroordeelde en zijn persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde weliswaar de voorwaarden heeft overtreden, maar dat de lange duur van de verloop van de zaak geen schoonheidsprijs verdient.
De rechtbank ziet dat het na een periode van ernstige problemen nu goed lijkt te gaan met veroordeelde. Zaken als werk en een woning worden door hem opgepakt. Om hem een -laatste- kans te bieden om deze positieve wending door te zetten zal de vordering tenuitvoerlegging slechts voor een gedeelte worden toegewezen.
Op grond van het onderzoek ter zitting, alsmede gelet op de inhoud van voormelde brief van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering d.d. 11 april 2011, acht de rechtbank termen aanwezig:
- de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden te gelasten tot een gedeelte van drie maanden;
- een taakstraf voor de duur van 120 uren te gelasten in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf te geven en
- de vordering van de officier van justitie voor het overige af te wijzen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank:
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, groot twaalf maanden, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voormeld vonnis voor een gedeelte van drie maanden.
Gelast, in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van
drie maanden, een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van drie maanden indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Aldus gedaan door mr. P.W.G. de Beer (voorzitter), mr. E.A. Messer en mr. J.P. Killian, bijgestaan door mr. P. Groot-Smits als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 27 maart 2012.