ECLI:NL:RBUTR:2012:BW3484

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601100-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van inbraak en voorhanden hebben van wapens in strafzaak tegen verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 11 april 2012 door de Rechtbank Utrecht werd behandeld, stond de verdachte terecht voor de verdenking van inbraak en het voorhanden hebben van wapens. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 maart 2012, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de verdachte zou samen met een ander op 12 november 2011 hebben ingebroken in een woning en daarbij goederen hebben weggenomen, en daarnaast zou hij samen met een ander vuurwapens en munitie voorhanden hebben gehad op dezelfde datum.

De verdachte verklaarde dat hij de eigenaar van de woning kende en geen intentie had om de goederen toe te eigenen. Hij was die avond met een vriend naar de woning gegaan, maar toen ze ontdekten dat er niemand thuis was, begon zijn vriend de ruit van de voordeur in te slaan. De verdachte heeft de bewoner van de woning gewaarschuwd via ping berichten, wat door de rechtbank als ondersteunend bewijs werd gezien voor zijn verklaring. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzet had om goederen weg te nemen, en sprak hem vrij van het eerste feit.

Met betrekking tot het tweede feit, het voorhanden hebben van wapens, overwoog de rechtbank dat de verdachte de tas met wapens en munitie van zijn medeverdachte had gepakt en in de auto had gelegd. Echter, de rechtbank kon niet vaststellen of de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens in de tas. Gezien het gebrek aan bewijs dat de verdachte zich bewust was van de wapens, sprak de rechtbank hem ook vrij van dit feit. De rechtbank besloot tot vrijspraak van beide tenlastegelegde feiten en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601100-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 april 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
raadsvrouw mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander op 12 november 2011 heeft ingebroken in een woning en daarbij goederen uit de woning heeft weggenomen;
Feit 2: samen met een ander op 12 november 2012 vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De officier van justitie acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig in het dossier voor feit 2 en heeft gevorderd verdachte daarvan vrij te spreken.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet de opzet had om goederen uit de woning weg te nemen en zich deze toe te eigenen. De intentie van verdachte wordt ondersteund door objectief bewijs, te weten de ping berichten uit de telefoon van aangever, aldus de raadsvrouw.
De verdediging is tevens van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich niet bewust was van de aanwezigheid van de wapens en munitie.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank overweegt met betrekking tot feit 1 als volgt.
Op 12 november 2011 is er ingebroken in een woning. Daarbij zijn goederen weggenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met een vriend aanwezig was bij de woning en dat zijn vriend de woning is binnen gegaan door een ruit van de voordeur in te trappen. Verdachte heeft vervolgens dozen en een tas aangepakt van zijn vriend en deze goederen in de auto van zijn vriend gezet.
Verdachte heeft verklaard dat hij de eigenaar van de woning kent en dat hij niet de intentie had om zich de goederen toe te eigenen. Verdachte is naar eigen zeggen die avond met een vriend meegegaan om op bezoek te gaan bij de betreffende woning, waar vrienden van hem woonden. Toen er niemand thuis bleek te zijn, hebben ze eerst voor de woning gewacht en op een gegeven moment is zijn vriend opgestaan en begon met het inslaan van de ruit van de voordeur. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij reeds op dat moment, nog voordat zijn vriend de woning binnen ging, de bewoner van de woning heeft gewaarschuwd door middel van ping berichten. Terwijl zijn vriend in de woning was heeft verdachte opnieuw ping berichten gestuurd naar de bewoner van de woning en hem gezegd dat hij naar huis moest komen. Deze ping berichten maken onderdeel uit van het dossier en bevestigen het verhaal van verdachte. Op een bepaald moment begon de vriend spullen over de schutting te tillen. Verdachte wilde naar eigen zeggen de spullen niet op straat laten staan en deze veilig stellen voor de eigenaar van de woning. Daarom heeft verdachte de spullen aangepakt en in de auto gezet. Hij is vervolgens in de auto gaan zitten, heeft opnieuw ping berichten gestuurd naar de eigenaar van de woning en is vervolgens in de auto aangehouden door de door een overbuurvrouw gewaarschuwde politie.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van vorenstaande niet vast komen te staan dat verdachte de opzet heeft gehad om samen met een ander goederen weg te nemen uit de woning en zich deze goederen toe te eigenen. De rechtbank hecht daarbij veel waarde aan de ping berichten die verdachte heeft verzonden aan aangever. Hierdoor wordt de verklaring van verdachte ondersteund.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank overweegt met betrekking tot feit 2 als volgt. Het begrip ‘voorhanden hebben’ veronderstelt een drietal factoren, namelijk de aanwezigheid van een wapen en/of munitie, een machtsrelatie tussen de dader en het wapen en/of de munitie en bewustheid van de dader. Met betrekking tot deze drie factoren overweegt de rechtbank dat verdachte de tas met wapens en munitiehouders van de medeverdachte heeft aangepakt, in de auto van de medeverdachte heeft gelegd en zelf op de bestuurdersstoel van deze auto is gaan zitten. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat verdachte de wapens en munitie onder zich heeft gehad. Verdachte kon naar het oordeel van de rechtbank tevens de macht uitoefenen over deze wapens en munitie en is ten aanzien van deze handelingsbevoegd geweest.
De rechtbank is echter – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat niet is vast te stellen of verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de wapens en munitie. Uit het dossier komt slechts naar voren dat verdachte een tas heeft aangepakt en in de auto heeft gelegd. Nergens blijkt uit het dossier dat verdachte zich op enige wijze bewust is geweest of had moeten of kunnen zijn van het feit dat zich in deze tas wapens bevonden.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte daarvan vrijspreken.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 april 2012.