ECLI:NL:RBUTR:2012:BW3447
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Betwisting van de totstandkoming van een mobiele telefoonovereenkomst en bewijslevering
In deze zaak vorderde eiseres, Intrum Justitia Nederland BV, betaling van een bedrag uit hoofde van een mobiele-telefoonabonnement dat volgens haar was afgesloten door gedaagde op 23 december 2008. Gedaagde betwistte echter de totstandkoming van deze overeenkomst en voerde aan dat zij op de betreffende datum de hele dag aan het werk was in de juwelierswinkel van haar vader in [vestigingsplaats]. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 16 november 2011 gedaagde in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen de stelling van Intrum Justitia dat de overeenkomst tot stand was gekomen.
Gedaagde heeft verklaard dat haar ex-vriend [C] mogelijk de overeenkomst op haar naam heeft afgesloten, gebruikmakend van haar paspoort en pinpas. Tijdens het getuigenverhoor heeft gedaagde, evenals haar vader [X], bevestigd dat zij op de bewuste dag in de winkel werkte en niet in de gelegenheid was om een telefoonabonnement af te sluiten. De kantonrechter heeft de verklaringen van gedaagde en haar vader als geloofwaardig beoordeeld, mede gezien de omstandigheden van de relatie tussen gedaagde en [C], die gekenmerkt werd door mishandeling en manipulatie.
De kantonrechter oordeelde dat Intrum Justitia niet voldoende bewijs had geleverd om de stelling dat gedaagde de overeenkomst had gesloten te onderbouwen. Gelet op de consistentie van de verklaringen van gedaagde en de afwezigheid van bewijs van de totstandkoming van de overeenkomst, concludeerde de kantonrechter dat gedaagde in het tegenbewijs was geslaagd. De vorderingen van Intrum Justitia werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 400,00 werden begroot.
Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter M.E. Heinemann op 18 april 2012 en is openbaar gemaakt.