ECLI:NL:RBUTR:2012:BW3409

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
290731 - HA ZA 10-1679
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige onttrekking van huurtoeslag en salarisbetalingen in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Utrecht, is de eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.L. Berkel, in een geschil verwikkeld met de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Kok. De zaak betreft onrechtmatige onttrekkingen door de gedaagde van bedragen die toebehoren aan de eiseres, met name huurtoeslagen en salarisbetalingen. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 12 oktober 2011 de gedaagde opgedragen bewijs te leveren van zijn stellingen met betrekking tot de betalingen die hij van de eiseres heeft ontvangen en de wijze waarop hij deze heeft beheerd. De gedaagde heeft niet kunnen aantonen dat hij de ontvangen huurtoeslagen en salarisbetalingen op een rechtmatige manier heeft beheerd en heeft bovendien de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de gedaagde zich onrechtmatig heeft verrijkt door bedragen van de bankrekeningen van de eiseres over te maken naar zijn eigen rekeningen en dat hij niet heeft aangetoond dat hij de bedragen die hij van de eiseres heeft ontvangen, rechtmatig heeft gebruikt. De rechtbank heeft de gedaagde in het vonnis van 18 april 2012 in het ongelijk gesteld en de bewijsopdracht met betrekking tot de huurtoeslag als geslaagd beoordeeld, maar de bewijsopdracht met betrekking tot de salarisbetalingen niet. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 290731 / HA ZA 10-1679
Vonnis van 18 april 2012
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. C.L. Berkel te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. W. Kok te Barneveld.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 oktober 2011
- de akte uitlating producties en getuigenbewijs van [gedaagde] van 21 december 2011
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 21 december 2011
- de conclusie na enquête van [gedaagde]
- de antwoordconclusie na enquête van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank heeft [gedaagde] in het tussenvonnis van 12 oktober 2011 opgedragen te bewijzen:
a) dat [eiseres], na door [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) te zijn gesommeerd de door haar ten onrechte ontvangen huurtoeslagen te betalen, daartoe diverse malen bedragen naar de bankrekening van [gedaagde] heeft overgemaakt en dat daarmee vervolgens de terugvorderingsbeschikkingen van de belastingdienst op naam van [getuige 1], ter hoogte van in totaal € 6.885,--, zijn voldaan,
b) dat hij alle salarisbetalingen van Axxicom, bij welk bedrijf [eiseres] in loondienst heeft gewerkt, direct na ontvangst op zijn bankrekening contant aan [eiseres] heeft verstrekt.
Naar aanleiding van deze bewijsopdrachten heeft [gedaagde] zijn akte van 21 december 2011 in het geding gebracht en heeft hij [getuige 1] en [getuige 2] (hierna: [getuige 2]) als getuigen doen horen.
Bewijsopdracht a): huurtoeslag [getuige 1]
2.2. De rechtbank acht [gedaagde] geslaagd in bewijsopdracht a). Dit wordt als volgt gemotiveerd.
2.3. In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat vast staat dat op de bankrekening van [eiseres] met nummer 94.32.81.296 betalingen van de belastingdienst zijn bijgeschreven, onder vermelding van het Burgerservicenummer [nummer] en “[getuige 1]”, bestaande uit huurtoeslag (4.20). Voorts heeft de rechtbank daar overwogen dat uit het door [eiseres] overgelegde mutatieoverzicht van genoemde bankrekening blijkt dat zij in de periode van januari 2007 tot en met januari 2008 in totaal € 3.216,-- aan huurtoeslag ten name van [getuige 1] heeft ontvangen. Bij antwoordconclusie na enquête heeft [eiseres] een brief overgelegd van de belastingdienst van 2 januari 2012. In deze brief staat dat aan [getuige 1] op 7 december 2006 ter zake van huurtoeslag een negatieve aanslag is opgelegd van
€ 3.305,--. De term negatieve aanslag duidt erop dat de belastingdienst voornoemd bedrag aan [getuige 1] ging uitkeren. Voorts blijkt uit deze brief dat de eerste termijn hiervan, ter hoogte van € 275,--, is overgemaakt naar de Veenendaalse Woningstichting en dat het restant in de maanden januari tot en met november 2007 is overgemaakt naar bankrekening [rekeningnummer]. Volgens de belastingdienst was dit de bankrekening van [getuige 1]. Uit de gedingstukken blijkt echter dat dit rekeningnummer toebehoort aan [eiseres]. Het voorgaande bevestigt het standpunt van [gedaagde] dat deze bankrekening gedurende het geregistreerde partnerschap van [eiseres] en [getuige 1] een gezamenlijke was en dat deze na beëindiging van het geregistreerde partnerschap (3 maart 2006) alleen op naam van [eiseres] is komen te staan (zie 4.19 in het tussenvonnis). De brief van de belastingdienst bevestigt ook dat [eiseres] in 2007 ten onrechte huurtoeslag, die was bestemd voor [getuige 1], ter hoogte van € 3.030,-- (€ 3.305,-- min € 275,--) op haar bankrekening heeft ontvangen.
2.4. In januari 2008 heeft [eiseres] van de belastingdienst nog eenmaal huurtoeslag ter hoogte van € 93,--, bestemd voor [getuige 1], op genoemde bankrekening ontvangen. In totaal heeft de belastingdienst dus abusievelijk € 3.123,-- (en geen € 3.216,-- zoals de rechtbank eerder heeft overwogen) aan [eiseres] overgemaakt. [eiseres] heeft niets aangevoerd op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat het bedrag van € 3.123,-- haar toekomt.
2.5. [getuige 1] heeft op 21 december 2011 als getuige verklaard dat hij niet weet wat huurtoeslag is, dat hij niet meer weet of hij met betrekking tot de overboekingen van huurtoeslag door de belastingdienst afspraken heeft gemaakt, dat hij ongeveer twee jaar geleden een hersenbloeding heeft gehad waarna hij in 2009 en 2010 doordeweeks in een revalidatiecentrum zat en dat zijn geheugen sinds zijn hersenbloeding een heel stuk achteruit is gegaan. Dat [getuige 1] een hersenbloeding heeft gehad en in de door hem genoemde periode in een revalidatiecentrum heeft gezeten is niet door [eiseres] weersproken en staat dus vast. Voorts heeft [getuige 1] verklaard dat [gedaagde] hem helpt met zijn financiën en ervoor zorgt dat alles netjes wordt betaald.
2.6. [gedaagde] heeft met betrekking tot de door de belastingdienst uitgekeerde huurtoeslag ter hoogte van € 3.305,-- een terugvorderingsbeschikking van de belastingdienst van 12 mei 2009 overgelegd ten laste van [getuige 1], met beschikkingsnummer 0890.49.469.T.07.0.4002. Ook heeft hij in het geding gebracht een uitdraai waaruit blijkt dat op 19 mei 2009 van bankrekening [rekeningnummer] € 3.305,-- is overgemaakt naar de belastingdienst, onder vermelding van “aanslagnummer 0[nummer].T.07.0.4002 betaling voor dhr pb wennekes”. [gedaagde] heeft ook overgelegd een terugvorderingsbeschikking van de belastingdienst van 2 februari 2008 ten laste van [getuige 1], met betrekking tot eerder verstrekte huurtoeslag, met beschikkingsnummer [nummer]. Daarop is vermeld dat nog een bedrag van € 186,-- open stond. Tevens heeft hij overgelegd een uitdraai waaruit blijkt dat op 15 februari 2008 van bankrekening [rekeningnummer] € 186,-- is overgemaakt naar de belastingdienst, onder vermelding van “aanslagnummer [nummer].T8.00022 betaling voor dhr pb wennekes”.
2.7. Vast staat dat [gedaagde] de financiën beheert voor [getuige 1]. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat [getuige 1] in verband met hoge schulden aanvankelijk geen bankrekening kon openen en dat [getuige 1] pas in 2009 een eigen bankrekening kreeg. De rechtbank houdt het ervoor dat [getuige 1] pas na 19 mei 2009, de datum van overboeking van € 3.305,-- naar de belastingdienst, een eigen bankrekening heeft gekregen. Uit het betoog van [gedaagde] volgt dat bankrekening [rekeningnummer] op zijn naam stond/staat.
2.8. In het tussenvonnis heeft de rechtbank geconcludeerd dat [gedaagde], zoals [eiseres] heeft betoogd, in de periode van april 2006 tot en met mei 2010 het beheer heeft gevoerd over de financiën van [eiseres] en dat [gedaagde] in verband daarmee de beschikking heeft gehad over haar bankpasjes en pincodes (zie 4.13). Ook heeft de rechtbank geconcludeerd dat [gedaagde] zich aan [eiseres] toebehorende bedragen heeft toegeëigend door bedragen van de bankrekeningen van [eiseres] over te maken naar zijn eigen bankrekeningen en naar bankrekeningen van derden, alsmede door van de bankrekeningen van [eiseres] bedragen op te nemen en pinbetalingen te verrichten. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden concludeert de rechtbank thans echter ook dat [gedaagde] van het geld op de bankrekeningen van [eiseres] een bedrag ter hoogte van in totaal € 3.123,-- ten behoeve van [getuige 1] heeft gebruikt om over te maken naar de belastingdienst. Het onderdeel uit de bewijsopdracht, inhoudende dat [eiseres] in verband met de door haar ten onrechte ontvangen huurtoeslagen diverse malen bedragen naar de bankrekening van [gedaagde] heeft overgemaakt, kan zo worden verstaan, dat daaronder valt dat [gedaagde] met instemming van [eiseres] bedragen van haar rekening naar zijn rekening heeft overgemaakt, voor zover dit betrekking had op terugvordering van huurtoeslag ten laste van [getuige 1] door de belastingdienst. Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] zich het bedrag van € 3.123,-- niet onrechtmatig heeft toegeëigend.
2.9. Dat [getuige 1] zich niet kan herinneren daarover afspraken met [eiseres] te hebben gemaakt en dus evenmin dat hij haar in verband daarmee heeft gesommeerd, maakt dit oordeel niet anders. Het is immers aannemelijk dat het geheugen van [getuige 1] sterk achteruit is gegaan, zoals [getuige 1] zelf heeft verklaard.
2.10. [gedaagde] heeft niet aangetoond dat de belastingdienst een bedrag hoger dan
€ 3.123,-- ter zake van huurtoeslag, bestemd voor [getuige 1], heeft overgemaakt naar een bankrekening van [eiseres]. Hieruit volgt dat [gedaagde] geen hoger bedrag (€ 6.885,-- volgens zijn stelling) van de bankrekeningen van [eiseres] heeft gebruikt om een terugvordering van de belastingdienst ten behoeve van [getuige 1] te betalen. Indien er echter veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat [gedaagde] dat heeft gedaan en dat meerdere dus niet voor zichzelf heeft gebruikt (hetgeen onrechtmatig jegens [eiseres] zou zijn), is dat voor het meerdere boven € 3.123,-- ook onrechtmatig jegens [eiseres].
Salarisbetalingen Axxicom
2.11. In het najaar van 2008 is [eiseres] gaan wonen op het adres [adres] in[woonplaats]. Omstreeks april/mei 2010 is zij ergens anders gaan wonen. In de periode dat [eiseres] aan de [adres] woonde waren [getuige 1] en [getuige 2] ook daar woonachtig. [eiseres] is op 10 augustus 2009 als thuishulp in dienst getreden bij Axxicom. Op 28 februari 2010 is dit dienstverband met een half jaar verlengd. Aanvankelijk heeft [eiseres] dit dienstverband voor de gemeente Veenendaal verzwegen. Op verzoek van [eiseres] heeft Axxicom haar salaris overgemaakt naar een bankrekening van [gedaagde].
2.12. De rechtbank acht [gedaagde] niet geslaagd in bewijsopdracht b) en overweegt in verband daarmee als volgt.
2.13. [getuige 1] heeft als getuige verklaard dat hij in 2009 en 2010 in de weekenden verbleef in de woning aan de [adres] en dat [gedaagde] in de weekenden contant geld gaf aan [eiseres]. Ook heeft hij verklaard dat [gedaagde] hem heeft verteld dat hij het geld had gepind en dat het afkomstig was van Axxicom. Volgens [getuige 1] gaf [gedaagde] het geld aan [eiseres] in de door hen allen gedeelde woonkamer.
2.14. [getuige 2] heeft als getuige verklaard dat het salaris van [eiseres] werd overgemaakt naar de bankrekening van [gedaagde] en dat iedere keer als het salaris was betaald, [gedaagde] het geld ging pinnen en het vervolgens aan [eiseres] in de woonkamer gaf. Ook heeft hij verklaard dat hij daar dikwijls bij was en dat [eiseres] de ene keer € 500,-- kreeg en de andere keer € 400,--. Voorts heeft [getuige 2] verklaard dat deze betalingen zijn geëindigd in 2010, nadat [eiseres] het huis uit was gegaan.
2.15. De rechtbank acht deze verklaringen niet geloofwaardig. [getuige 1] is in sterke mate afhankelijk van [gedaagde] aangezien hij in de woning van [gedaagde] verblijft, hij niet kan lezen en schrijven, een hersenbloeding heeft gehad waardoor zijn geheugen sterk achteruit is gegaan en [gedaagde] zijn financiën beheert. Dat het geheugen van [getuige 1] sterk is achteruitgegaan vindt steun in de omstandigheid dat hij niet weet wat huurtoeslag is en dat hij zich niet kan herinneren met [eiseres] afspraken te hebben gemaakt over terugbetaling van huurtoeslag. Het is dan ook opmerkelijk dat hij zich wel details zegt te herinneren met betrekking tot betalingen eind 2009/begin 2010 die hem persoonlijk niet aan gaan, zoals de salarisbetalingen van Axxicom. Ook opmerkelijk is dat [getuige 1] enerzijds heeft verklaard dat hij wist dat het om salaris van [eiseres] ging omdat hij salarisstroken van Axxicom heeft gezien, en anderzijds dat hij die salarisstroken destijds niet heeft gezien maar dat [gedaagde] ze hem de dag voor het getuigenverhoor heeft laten zien. Dit duidt erop dat [gedaagde] de getuigenverklaring van [getuige 1] in vergaande mate heeft beïnvloed.
2.16. Ook [getuige 2] is afhankelijk van [gedaagde]. Net als [getuige 1] woont [getuige 2] in de woning van [gedaagde] en [gedaagde] beheert ook zijn financiën. [getuige 2] heeft verklaard dat [gedaagde] zijn boekhouding bijhoudt, zijn rekeningen betaalt en zorgt dat zijn medicijnen er op tijd zijn. Zijn verklaring dat de betalingen tussen
de € 400,-- en € 500,-- bedroegen komt neer op een nettoloon ter hoogte van dergelijke bedragen. Dit vindt geen steun in de processtukken. Op de (enige) overgelegde salarisstrook van Axxicom is een nettoloon van € 236,76 vermeld (periode van 30 november 2009 tot en met 3 januari 2010; productie 5 bij dagvaarding). In het arbeidscontract van [eiseres] en Axxicom (productie 12, conclusie van repliek) staat dat de arbeidsduur van [eiseres] 468 uren per jaar bedraagt, waarbij een gemiddelde van 9 uren per week wordt gehanteerd (artikel 1.3). Het salaris bedroeg bij indiensttreding € 9,06 bruto per uur (artikel 2.1). Het uitgangspunt was dus dat [eiseres] per vier weken een brutoloon van € 326,16 zou ontvangen (9 uur x 4 weken x € 9,06). Netto is dat bedrag uiteraard nog lager. De omstandigheid dat Axxicom met betrekking tot maart 2010 aan de gemeente Veenendaal een schatting van
€ 400,-- heeft opgegeven (productie 13, conclusie van repliek) brengt ook niet mee dat ervan moet worden uitgegaan dat [eiseres] netto tussen de € 400,-- en € 500,-- ontving, nu ook deze schatting het brutoloon betreft.
2.17. Van groot belang acht de rechtbank voorts de omstandigheid dat [gedaagde] geen afschriften in het geding heeft gebracht van zijn bankrekening, waarop het salaris van [eiseres] is bijgeschreven. Indien waar is wat [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard, namelijk dat [gedaagde] het volledige salaris direct nadat die bedragen op zijn rekening waren bijgeschreven heeft gepind, moet dit uit zijn bankgegevens blijken. Niet gesteld of gebleken is dat het voor [gedaagde] onmogelijk is om die bankafschriften in het geding te brengen. In het kader van de huurtoeslag was [gedaagde] daartoe wel in staat. Doordat [gedaagde] zijn bankafschriften in het kader van het salaris van [eiseres] niet in het geding heeft gebracht is er des te meer reden om te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat [gedaagde] een of meer salarisbetalingen van Axxicom, direct na ontvangst daarvan op zijn bankrekening, contant aan [eiseres] heeft verstrekt.
Hoogte onrechtmatige onttrekkingen
2.18. De rechtbank heeft in het tussenvonnis vastgesteld dat [gedaagde] er een gewoonte van heeft gemaakt om vrijwel alle op de bankrekeningen van [eiseres] bijgeschreven bedragen direct voor zijn persoonlijk gewin aan te wenden (4.30). Na bewijslevering handhaaft de rechtbank die conclusie. [eiseres] betoogt dat zij in de periode van april 2006 tot april 2010 op haar bankrekeningen in totaal € 61.185,-- aan inkomsten heeft ontvangen (uitkering, huurtoeslag, inkomsten uit arbeid, onderhuur) en dat ten behoeve van haar in die periode
€ 25.000,-- is uitgegeven (huur [adres], huur [adres], kamerhuur [adres] en leefgeld ter hoogte van € 200,-- per maand). Volgens haar heeft [gedaagde] zich het verschil toegeëigend. De rechtbank neemt deze berekeningswijze over, met dien verstande dat de ten name van [getuige 1] ontvangen huurtoeslagen niet als inkomsten van [eiseres] kunnen worden beschouwd en dat het bedrag dat per saldo, met inachtneming van alle storneringen, van haar bankrekeningen naar Vodafone is overgemaakt niet zal worden beschouwd als onrechtmatig door [gedaagde] te zijn toegeëigend (zie 4.24 en 4.25 van het tussenvonnis).
2.19. In het tussenvonnis heeft de rechtbank [eiseres] opgedragen om bij conclusie na enquête gemotiveerd aan te geven welk bedrag per saldo aan Vodafone is betaald (4.26). [eiseres] heeft dit nagelaten, zonder toe te lichten waarom. De rechtbank stelt [eiseres] nog eenmaal in de gelegenheid om bij akte gemotiveerd opgave te doen van dit bedrag. [gedaagde] zal hierop vervolgens in een antwoordakte mogen reageren. De aan deze aktewisseling verbonden kosten van [eiseres] en [gedaagde] zullen voor rekening van [eiseres] komen, omdat deze aktewisseling niet nodig was geweest indien [eiseres] zich aan de opdracht uit het tussenvonnis had gehouden. Volledigheidshalve wijst de rechtbank erop dat zij bij gebreke van een opgave door [eiseres] van het aan Vodafone overgemaakte bedrag niet in staat zal zijn het bedrag vast te stellen dat [gedaagde] zich onrechtmatig heeft toegeëigend.
2.20. De rechtbank heeft [eiseres] in het tussenvonnis ook opgedragen om in haar conclusie na enquête aan te geven of zij haar vorderingen, die betrekking hebben op het doen van rekening en verantwoording, handhaaft of intrekt. Ook dit heeft [eiseres] zonder nadere toelichting nagelaten. De rechtbank zal [eiseres] echter niet alsnog in de gelegenheid stellen zich hierover uit te laten, aangezien thans kan worden vastgesteld dat [eiseres] bij die vorderingen geen belang meer heeft. [gedaagde] heeft in het kader van deze procedure immers al rekening en verantwoording afgelegd en de rechtbank zal, mits [eiseres] voldoet aan het gestelde in 2.19, het aan [eiseres] toekomende saldo zal kunnen bepalen.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 2 mei 2012 voor het nemen van een akte door [eiseres] over hetgeen is vermeld onder 2.19, waarna de wederpartij op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2012.?