ECLI:NL:RBUTR:2012:BW2225

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601127-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in eigen woning met tbs en gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 21 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in zijn eigen woning. De verdachte heeft opzettelijk brand gesticht door spiritus in zijn appartement te sprenkelen en de gordijnen in brand te steken, wat leidde tot gemeen gevaar voor de omliggende woningen en de bewoners. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waaronder een chronische posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een borderline persoonlijkheidsstoornis, wat zijn gedragskeuzes ten tijde van het delict beïnvloedde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar niet volledig ontoerekeningsvatbaar, waardoor hij strafbaar was voor het gepleegde feit.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de samenleving en de noodzaak van behandeling voor de verdachte. De tbs-maatregel houdt in dat de verdachte zich moet laten opnemen in een forensisch psychiatrische kliniek en zich moet houden aan de voorschriften van de reclassering. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte sinds 2007 in verschillende instellingen is opgenomen voor zijn psychische problemen en dat hij bereid is om zich aan de voorwaarden te houden. De uitspraak benadrukt de combinatie van straf en behandeling, waarbij de rechtbank de veiligheid van de samenleving vooropstelt.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601127-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 maart 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1951] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in de P.I. Amsterdam, Huis van Bewaring De Schouw
raadsvrouw mr. M. Cortet, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting in zijn woning, waardoor gevaar is ontstaan voor personen en goederen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen hem is ten laste gelegd heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 7 maart 2012.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Nu verdachte heeft bekend het hem ten laste gelegde feit te hebben begaan, refereert de verdediging zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte al het hem tenlastegelegde heeft bekend te hebben gepleegd en de verdediging niet een vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 7 maart 2012;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige A] d.d. 23 november 2011;
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens Viveste d.d. 29 november 2011.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 november 2011 te Houten opzettelijk brand heeft gesticht in een woning/appartement gelegen in het appartementencomplex aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in die woning/dat appartement spiritus (rond)gesprenkeld en de gordijnen met een aansteker aangestoken, ten gevolge waarvan die woning/appartement geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning/appartement en zich in de nabijheid van voornoemd appartement/woning bevindende woningen/appartementen te duchten was en levensgevaar voor bewoners en/of omwonende(n) die zich bevonden in de zich in de nabijheid van voornoemde woning/appartement bevindende woningen en/of appartementen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van psychologisch onderzoek betreffende verdachte d.d. 13 februari 2012 van drs. I. van Asselt, psycholoog, in verband met het ten laste gelegde. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Bij betrokkene is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een chronische PTSS (type II) en alcoholmisbruik en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke trekken en zwakbegaafdheid. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde feit. De ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes dan wel gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Op basis van de combinatie van de chronische PTSS, de borderline persoonlijkheidsstoornis, de zwakbegaafdheid en het alcoholmisbruik, werd betrokkenes zelfcontrole en realiteitstoetsing voorafgaand en tijdens het tenlastegelegde beperkt, meer dan wanneer er alleen sprake is van een op zichzelf staande persoonlijkheidsstoornis. De psycholoog is van mening dat betrokkene verminderd tot sterk verminderd in staat was overeenkomstig zijn weten te handelen en zijn wil in vrijheid te bepalen. Betrokkenes realiteit werd voorafgaand en ten tijde van het tenlastegelegde niet geheel door de gehoorshallucinaties beïnvloed, zodanig dat hij in het geheel niet meer in staat was zijn wil in vrijheid te bepalen. Er is bij betrokkene immers geen sprake van een psychotische stoornis in engere zin, die de wilsfuncties volledig doet aantasten. De psycholoog geeft in overweging betrokkene te beschouwen als verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar voor het hem ten laste gelegde feit.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van psychiatrisch onderzoek betreffende verdachte d.d. 17 februari 2012 van M. Drost, psychiater, in verband met het ten laste gelegde. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van een posttraumatische stress-stoornis met psychotische symptomen. Tevens bestaat er alcoholmisbruik, dat de functie heeft spanningen te dempen. Er is daarnaast een gebrekkige ontwikkeling in de zin van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis met borderlinestructuur en afhankelijke trekken aanwezig. Betrokkene functioneert op zwakbegaafd niveau. Genoemde stoornissen waren ook ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig. De ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes dan wel gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Betrokkene kan heftige emoties niet goed reguleren. De psychotische belevingen van betrokkene zijn een uiting van die persoonlijkheidsstoornis. Omdat betrokkene wel op de hoogte is van meer adequate manieren om met spanningen om te gaan en op de hoogte is van de ontremmende werking van alcohol, is het brandstichten niet louter en alleen toe te schrijven aan bevelshallucinaties. Betrokkene had in de aanloop tot het tenlastegelegde diverse keuzemomenten. Geadviseerd wordt om verdachte verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde Pro Justitia rapportages over en oordeelt dat het ten laste gelegde in verminderde tot sterk verminderde mate aan verdachte moet worden toegerekend. Nu geen sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte, is verdachte strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, met als voorwaarden:
- opname in een kliniek op een gesloten afdeling;
- reclasseringstoezicht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte zich kan vinden in een terbeschikkingstelling met voorwaarden en dat verdachte bereid is zich aan voorwaarden te houden. De raadsvrouw heeft voorts verzocht een gevangenisstraf op te leggen die korter van duur is dan de gevangenisstraf die de officier van justitie eist, zodat verdachte op kortere termijn kan aanvangen met een behandeling dan wel zijn eerdere behandeling kan hervatten. Verdachte krijgt in het Huis van Bewaring niet de zorg die hij nodig heeft.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in zijn woning. Brandstichting is een delict met een groot gevaarzettend karakter en dient als een zeer ernstig strafbaar feit te worden aangemerkt. Het gevaarzettend karakter bij de brandstichting door verdachte wordt versterkt door het feit dat zijn woning zich in een appartementencomplex bevond en door het feit dat verdachte de brand heeft gesticht op een tijdstip waarop veel mensen thuis waren, te weten rond 18:00 uur. Brandstichting veroorzaakt gevoelens van onrust en onveiligheid niet alleen bij de betrokkenen maar ook in de omgeving. Verder veroorzaakt brandstichting doorgaans ernstige schade, zoals ook in dit geval. Een dergelijk misdrijf rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 26 januari 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld;
- de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportage van psychologisch onderzoek d.d. 13 februari 2012, opgesteld door drs. I. van Asselt, psycholoog. In dit rapport wordt de kans op herhaling van soortgelijke feiten op basis van het risicotaxatie-instrument als matig tot hoog ingeschat. De psycholoog adviseert een gesloten opname in een forensisch psychiatrische kliniek. Wanneer dit wordt opgelegd in het kader van een bijzondere voorwaarde, is maar zeer de vraag of dit kader voldoende mogelijkheden biedt om het recidiverisico te minimaliseren. Een gevangenisstraf wordt, bij het niet naleven van bijzondere voorwaarden, niet zinvol geacht. Wanneer dit kader afvalt, rest mogelijk niets anders dan de behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, aldus de psycholoog;
- de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportage van psychiatrisch onderzoek d.d. 17 februari 2012, opgesteld door M. Drost, psychiater. In dit rapport wordt in gunstige omstandigheden, waarin actieve psychotische symptomen en impulsiviteit ontbreken en er geen destabiliserende factoren optreden, het recidiverisico als laag geduid. Het recidiverisico kan op korte termijn hoog worden als de symptomen en impulsiviteit in ernst toenemen, de steun uit de omgeving weg valt en het niveau van ervaren stress hoog oploopt. Alcoholgebruik doet het recidiverisico verder toenemen. De psychiater beveelt aan dat verdachte opnieuw wordt opgenomen op de gesloten afdeling van een algemeen psychiatrisch ziekenhuis of overplaatsing naar een afdeling voor langdurig verblijf, eventueel in het ouderencircuit. Geadviseerd wordt een terbeschikkingstelling met voorwaarden, met reclasseringstoezicht op het naleven van de voorwaarden, op te leggen. De voorkeur gaat uit naar plaatsing in een forensisch psychiatrische kliniek. Betrokkene is een psychiatrische patiënt voor wie aansluiting bij het GGZ-circuit de voorkeur verdient.
Uit het dossier volgt voorts dat verdachte sinds 2007 opgenomen is geweest op de PAAZ-afdeling (Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis) van ziekenhuis Overvecht en daarna in Altrecht RPC Nieuwegein. Hierna is verdachte in 2008/2009 naar de Willen Arntsz Hoeve te Den Dolder van Altrecht gegaan, alwaar verdachte gedurende een paar jaar opgenomen is geweest in het kader van een Rechterlijke Machtiging. Verdachte heeft zelf ter terechtzitting van 7 maart 2012 zijn wens geuit om wederom in Altrecht te worden opgenomen op een gesloten afdeling aldaar.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een terbeschikkingstelling (tbs) noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld.
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
Oplegging van dwangverpleging acht de rechtbank thans niet nodig. Volstaan kan worden met het opleggen van de volgende voorwaarden:
* dat verdachte zich laat opnemen en behandelen in een inrichting, te weten een Forensisch Psychiatrische Kliniek, gedurende de termijn van 2 jaar of zoveel korter als de de leiding van die inrichting dat wenselijk acht;
* dat verdachte zich tijdens de terbeschikkingstelling moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland.
Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
Zoals reeds aangegeven rechtvaardigt het feit dat verdachte heeft gepleegd de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Echter, nu de rechtbank aan verdachte een terbeschikkingstelling met voorwaarden zal opleggen, wat reeds een zware strafmodaliteit is, zal de rechtbank volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de mate waarin het feit aan verdachte kan worden toegerekend enerzijds en de impact die het feit op de samenleving heeft gehad anderzijds. Deze straf maakt het bovendien mogelijk dat over niet al te lange tijd kan worden aangevangen met de behandeling van verdachte. Gelet op de noodzaak van behandeling en het gevaar voor recidive zal de rechtbank bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank overweegt nog als volgt. Indien plaatsing in een Forensische Psychiatrische Kliniek mogelijk is voor ommekomst van de hiervoor genoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, acht de rechtbank het wenselijk dat die plaatsing zodra mogelijk wordt gerealiseerd in het kader van het bepaalde in artikel 15, vijfde lid, van de Penitentiaire Beginselenwet.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 37a, 38, 38a en 157 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en stelt daarbij als voorwaarden:
* de verplichting dat de veroordeelde zal verblijven in en zal meewerken aan een klinische behandeling in een voor de veroordeelde meest geschikte behandelsetting in een inrichting te bepalen door het NIFP/IFZ, dat hiertoe een Forensisch Psychiatrische Kliniek of Afdeling zal aanwijzen waar feitelijke invulling aan een dergelijke intramurale behandeling zal kunnen worden gegeven, met inachtneming van de mate van zorg en beveiliging die voor veroordeelde noodzakelijk is. De behandeling van veroordeelde zal 24 maanden duren, of zoveel korter als de leiding van de te bepalen inrichting in overleg met de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich tijdens de terbeschikkingstelling moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- draagt Reclassering Nederland op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. E.A. Messer en
mr. P. Wagenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Bakkenes, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 maart 2012.