ECLI:NL:RBUTR:2012:BW2215

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600674-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een gewapende overval op een supermarkt met geweld en bedreiging

Op 12 april 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval op een supermarkt in De Bilt op 7 juli 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten de overval heeft gepleegd, waarbij geweld is gebruikt tegen de bedrijfsleider en een personeelslid. De overvallers waren gewapend met voorwerpen die op vuurwapens leken en hebben de slachtoffers bedreigd. De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen overwogen, waaronder getuigenverklaringen, DNA-sporen en telecomgegevens, die de betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachten bevestigen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en legt een gevangenisstraf van drie jaren op. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de overval. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600674-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 april 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1989] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsvrouwe mr. L.W. Plantenga, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 14 en 27 oktober 2011, 20 januari en (inhoudelijk) op 29 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 7 juli 2011 te De Bilt, samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op de [bedrijf 1] aldaar, waarbij verdachte en zijn mededaders geweld hebben gebruikt tegen [aangever 1] en [aangever 2].
3. De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte van [aangever 1] en de herkenning van verdachte door [aangever 1], de verklaringen van de getuigen [aangever 2], [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 6], [getuige 7], [getuige 8], [getuige 9] en [getuige 10], de processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van verdachte in de woning aan de [adres] te Utrecht, voor welke woning de vluchtauto geparkeerd staat met in en om die woning natte kledingstukken, het lenen van de auto van [getuige 9] in de vroege ochtend van de dag van de overval, het aantreffen van de telefoon van verdachte op de achterbank van de vluchtauto, het DNA-materiaal van verdachte op de op de vluchtroute gevonden legging, het DNA van verdachte op de handschoen en de telecomgegevens tussen de telefoons van medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte].
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst er daarbij op dat de aangetroffen sporen niet de conclusie van ondubbelzinnige daderschap van verdachte wettigen. Voorts staat het medeplegen niet vast. Er zijn teveel vraagtekens omtrent de aanwezigheid van verdachte bij de overval en het daderschap van de medeverdachten.
Verdachte dient van het tenlastegelegde feit te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. De feiten
Bij zijn beoordeling is de rechtbank uitgegaan van de navolgende uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken en in wettige bewijsmiddelen vervatte feiten en omstandigheden.
4.3.1.a De overval
Aangever [aangever 1] werkt als bedrijfsleider bij het filiaal van de [bedrijf 1] aan de [adres] te De Bilt. Op 7 juli 2011 omstreeks 07.45 uur kwam hij bij de winkel aan. Bij de toegangsdeur stond getuige [aangever 2], een personeelslid, te wachten. Aangever opende de toegangsdeur, ging met de getuige de winkel binnen en schakelde vervolgens het alarm uit. Toen kwam een drietal personen de winkel in rennen. Ze waren donker gekleed en hadden bivakmutsen over hun hoofd en twee van hen hadden een op een vuurwapen lijkend voorwerp in hun handen. Aangever zag dat (in) een van de bivakmutsen zelf gemaakte gaten met rafels zaten. Eén van wapens was zwart met aan het uiteinde een rood stipje/puntje.
Twee overvallers liepen naar aangever, de derde bleef bij getuige [aangever 2]. Aangever moest van de overvallers snel mee lopen naar het kantoortje en een van de overvallers gaf hem enkele klappen op zijn schouder. De derde overvaller bleef in de winkel bij getuige, richtte een mes op getuige [aangever 2] en zei tegen hem dat hij moest blijven staan.
De twee andere overvallers gingen ondertussen met aangever het kantoortje in en hielden daarbij hun wapen op aangever gericht terwijl ze zeiden dat hij de kluis moest openen, ze zeiden daarbij verschillende keren ‘snel, snel’. Ook in het kantoortje werd aangever op zijn schouder geslagen. Het lukte aangever niet de kluis te openen.
Getuige [aangever 2] zag een kans om te vluchten en rende hard de winkel uit. Aangever hoorde in het kantoortje dat vanuit de winkel iets wordt geroepen van ‘hij is weggelopen en er zijn camera’s in de winkel’, waarop de overvallers het kantoortje uit liepen en niet meer terug kwamen. Uit de winkel werden elf sloffen sigaretten en een videocamera ontvreemd.
4.3.1.b De vlucht
Op 7 juli 2011 omstreeks 8.00 uur wordt door diverse getuige een gedeelte van de vlucht van de overvallers waargenomen. Uit de verklaringen van getuigen in samenhang bezien blijkt het volgende. Getuige [aangever 2] (met een wit overhemd aan) kwam de winkel uit rennen en daarna kwamen drie mannen in donkere kleding met bivakmutsen naar buiten rennen. Eén van de drie mannen had een kartonnen doos bij zich en hield een groot mes vast. De ander had een plastic Albert Heijn-tas vast waar iets in zat. De derde had een kleiner doosje vast. De drie renden het grasveld van het [adres] op, achter de brandweer langs de [adres] op, door het tunneltje onder de [adres] door, richting [adres] en vervolgens linksaf richting de [adres].
De eerste twee jongens sloegen na de tunnel linksaf. De derde jongen was langzamer dan de andere twee. Hij had een zwarte ski-jas en zwarte dikke handschoenen aan . Door een getuige zijn met haar mobiele telefoon ter hoogte van genoemd tunneltje enkele foto’s gemaakt van de wegrennende jongens. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de diverse (lucht) foto’s en kaarten in het dossier.
Bewijsoverweging:
Uit bovenstaande maakt de rechtbank op dat de drie overvallers kennelijk samen de winkel uit zijn gerend en vervolgens samen verder zijn gerend. Na het tunneltje zijn ze schijnbaar niet alle drie dezelfde kant (naar links) op doorgerend. De derde is waarschijnlijk hier een andere richting opgerend, maar dat wordt niet (meer) door getuigen waargenomen. Deze ‘splitsing’ wordt ondersteund door de bevindingen van de politie bij het volgen van het spoor met politiespeurhonden, zoals hieronder bij 4.3.1.d (buiten) weergegeven.
Vervolg vlucht
Omstreeks 08.10 uur reden twee getuigen, een automobiliste en haar passagier, de [adres] op. Voor hen reed een groene auto, voorzien van het kenteken [kenteken]. De auto stopte bij verkeerslichten en getuige stopte erachter. Er zaten twee personen in de auto: één voorin achter het stuur en één achterin. De jongen achter het stuur was ongeveer 18 jaar, had een bol/breed gezicht en zwart haar ‘in een pleeborstel kapsel’. De jongen achterin de auto keek de hele tijd achterom en was zich op dat moment aan het omkleden; hij trok een spijkerbroek uit en gooide deze in de kofferbak. Deze jongen had een wond links boven zijn wenkbrauw. De auto’s reden vervolgens allebei de snelweg de A27 op en de groene auto maakte snel vaart. Op dat moment ging de passagier de politie bellen, om door te geven wat ze zagen. De auto met de twee jongens erin haalde telkens voertuigen in en moest dan weer hard remmen. Dit was ter hoogte van [adres] (Opmerking rechtbank: in Utrecht).
Bewijsoverweging:
De rechtbank constateert dat ook deze waarneming, van twee personen in de groene auto, bevestigt dat de drie overvallers tijdens hun vlucht niet steeds samen zijn gebleven maar zich hebben gesplitst.
4.3.1.c Met betrekking tot de aanhouding van verdachte en medeverdachten
Aanhouding één (mede)verdachte in De Bilt
Op 7 juli 2011 omstreeks 07.54 uur kwam bij de politie de melding binnen van de overval op de [bedrijf 1] in De Bilt. Tijdens het aanrijden hoorden verbalisanten dat een verdachte zich mogelijk ophield op [adres], bij een van de scholen daar. Ze gingen direct ter plaatse en gingen te voet het schoolplein van de [naam] op. Verbalisant zag de heg aan de zijde van de [adres] bewegen en zag een hoofd uit de heg steken. Verbalisant riep de jongen aan en rende naar de heg toe maar de jongen rende over het schoolplein weg in de richting van de [adres] weg. De jongen had donker, kort haar en droeg donkere kleding.
Politiemensen in uniform en in een opvallende politieauto reden rond 08.00 uur in verband met de melding van de overval in de wijk van de [bedrijf 1]. Toen zij op de [adres] reden, ter hoogte van de [adres], zagen zij een man lopen met kort gemillimeterd haar, een grijs vest met capuchon en een blauwe spijkerbroek. De man keek in de richting van verbalisanten en, kennelijk bij het zien van de politieauto, rende weg. Verbalisanten keerden de auto maar waren daarna het zicht op de man kwijt. Enkele minuten na 08.00 uur wordt door de centrale meldkamer van politie doorgegeven dat een van de verdachten in de achtertuin van een woning aan de [adres] in De Bilt zou zitten. Omstreeks 08.10 zag de politie een man in de achtertuin van perceel 21 zitten. Het betrof een man van ongeveer 20 jaar oud met gemillimeterd zwart haar, gekleed in een blauwe spijkerbroek en een donker/zwart jack. De man zat gehurkt en ineengedoken dicht tegen de muur van schuur, zijn armen strak langs zijn lichaam. Deze persoon wordt als verdachte aangemerkt en om 08.15 uur aangehouden. Het bleek te betreffen medeverdachte [medeverdachte 1]. Het was dezelfde man die eerder voor de politie was weggerend op de [adres]. De broek van [medeverdachte 1] was ten tijde van zijn aanhouding drijfnat en er kleefde kroos aan zijn broek, vochtig en fris groen van kleur. Het shirt van medeverdachte [medeverdachte 1] was bezweet. Van de kleding en schoenen van [medeverdachte 1] zijn foto’s gemaakt, waarop kroos zichtbaar is op de schoenen en op de sokken.
Aanhoudingen twee (mede)verdachten in Utrecht
De politie is op 7 juli 2011 naar de [adres] te Utrecht gegaan, het adres van de tenaamgestelde ([getuige 9]) van de auto met kenteken [kenteken]. Omstreeks 08.35 uur werd schuin tegenover genoemd adres de auto, een groene [naam], aangetroffen. De motorkap was nog warm. In de woning werden (onder meer) de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] aangehouden. Medeverdachte [medeverdachte 2]’ kleding bleek nat te zijn rond zijn middel. De broeksband van zijn spijkerbroek, de onderzijde van zijn t-shirt en zijn onderbroek waren nat. [medeverdachte 2] droeg geen sokken of schoenen. Op 7 juli 2011 omstreeks 18.00 uur werd waargenomen dat verdachte [verdachte] een verwonding had boven zijn linkeroog, welke verwonding leek op een schaafwond of opengekrabde puistjes. De eveneens in de woning aanwezige getuige [getuige 5] heeft voorts verklaard dat verdachte op 7 juli omstreeks 08.00-08.30 thuis kwam met medeverdachte [medeverdachte 2] .
4.3.1.d Overige aangetroffen sporen
Buiten
Op 7 juli 2011 omstreeks 08.15 uur is met twee gecertificeerde politiespeurhonden naar aanleiding van de overval op de [bedrijf 1] de omgeving van plaats delict afgezocht. Het spoor is door een speurhond gevolgd vanaf de bossages ter hoogte van de [naam] aan [adres] te De Bilt, omdat daar een mogelijke verdachte was gezien (zie hierboven, onder ‘Aanhouding één (mede)verdachte in De Bilt’). De hond sprong een hekwerk over naar het terrein van de [naam] en liep een vijver in.
In de vijver blafte de hond een zwarte handschoen (1) aan. De handschoen (rechterhand) was van boven nog droog.
Vervolgens liep de hond naar een berg compost en ging hier voor liggen. In die berg tuinafval werd korte tijd later een grijze legging met twee gaten (2) aangetroffen waarvan de pijpen aan elkaar geknoopt waren. Deze legging wordt in het proces-verbaal ook ‘bivakmuts’ genoemd. Achter de legging in de hoop lag een blauwe Albert Heijn tas (3) met een opdruk van een grote rode portemonnee . In deze tas werd een gasdrukpistool (4) aangetroffen met op de loop een rode kring. Het aangetroffen wapen vertoont vorm en afmeting een sprekende gelijkenis met echt bestaande vuurwapens. Ook werd in de hoop tuinafval een zwarte handschoen (4) (linkerhand) van het merk ‘Thinsulate’ aangetroffen.
Van de berg compost liep de hond in de richting van de [adres],sprong een hekwerk over en liep langs het water weer terug richting [naam]. Daar sprong de hond het water in naar de overkant, stak de [adres] over in de richting van het [adres] te De Bilt. De hond ging vervolgens liggen bij een zwartkleurige jas (5). Deze zwarte leren jas lag op het fietspad parallel aan de [adres]. Vanaf deze plek is de [bedrijf 1] zichtbaar. De jas is bemonsterd op de binnenzijde van de kraag en een manchet.
De hond had vervolgens veel interesse in de bossages tussen het [adres] en de [adres].7) Later werd in de bossages een doos met sloffen sigaretten en een doos van een video-camera (6) aangetroffen. Vervolgens, nabij de fietstunnel onder de [adres] door, ging de hond bij een groene bivakmuts/sjaal (7) liggen. Op de kruising [adres] met de [adres] is de hond het spoor kwijt.
Bewijsoverwegingen
Op basis van de hierboven onder 4.3.1.b aangehaalde getuigen-verklaringen, het door de speurhond(en) gevolgde spoor en de langs dat spoor aangetroffen goederen, concludeert de rechtbank dat de overvallers van de [bedrijf 1] via deze route zijn gevlucht. In het vervolg zal deze route worden aangeduid als ‘vluchtroute’. In het dossier bevindt zich een uitdraai van de omgeving uit ‘Google maps’ (satelietfoto), waarop de vluchtroute is aangeduid.
Getuige [getuige 1] heeft een foto van een wegrennende dader gemaakt, waarvan zich een kleurenafdruk in het dossier bevindt, inclusief een ingezoomde uitsnede van de daarop zichtbare persoon. Op de foto is een rennende persoon op de rug zichtbaar, met in diens rechterhand een tas met de kleuren rood en lichtblauw. De tas kan een blauwe Albert Heijn tas zijn met een grote rode portemonnee, zoals die ook is aangetroffen langs de vluchtroute (hierboven onder 4.3.1.d, onder (3)). Voorts is op de foto te zien dat de rennende persoon kennelijk een hoofdbedekking heeft die in twee ‘punten’ of ‘slierten’ uitloopt tot halverwege de rug. Deze hoofdbedekking is lichter van kleur dan de donkere kleding. In relatie tot de hierboven onder (2) omschreven legging trekt de rechtbank hieruit de conclusie dat de gefotografeerde persoon een van de overvallers is en de (grijze) legging op zijn hoofd heeft en de gevonden AH-tas met het daarin aangetroffen wapen in zijn hand. Het in de tas aangetroffen gasdrukpistool had op de loop ervan een rode kring en aangever omschrijft één van de ‘vuur’wapens die de overvallers op hem richtten als ‘zwart met aan het uiteinde een rood stipje/puntje’. De rechtbank leidt hieruit af dat het aangetroffen wapen een van de wapens is die is gebruikt tijdens de overval. De rechtbank constateert voorts dat bedoelde legging als bivakmuts kan worden gebruikt nu er twee (kijk)gaten in waren gemaakt.
De rechtbank gaat er dan ook op grond van het bovenstaande van uit dat de langs de vluchtroute aangetroffen handschoenen, bivakmuts, legging met (oog)gaten en AH-tas met een wapen daar door één of meer van de overvallers op de [bedrijf 1] zijn achtergelaten.
In de auto.
In de groene [naam] werd onder de bestuurdersstoel een paar natte schoenen met daarin natte sokken aangetroffen. Naast de schoenen lag een trainingsbroek met rode bies. De broek was nat en er zaten kleine groene blaadjes op. Op de achterbank werd een Blackberry aangetroffen in de broekzak van een korte rode broek. In het dashbordkastje werd één zwarte wollen handschoen aangetroffen.
In de kofferbak van de groene [naam] werden diverse droge kledingstukken aangetroffen: twee spijkerbroeken, een T-shirt, een poloshirt en een overhemd.
Bewijsoverweging
De rechtbank merkt in dit verband op dat de politiespeurhond bij het volgen van het spoor op enig moment in het water is gesprongen. De aangetroffen natte kleding, de natte plekken op de kleding van verdachte ten tijde van zijn aanhouding, de natte broek en schoenen en het daarop aanwezige kroos bij verdachte worden derhalve verklaard door het volgen van die vluchtroute, waarbij door water moest worden gewaad.
4.3.1.e Resultaten sporenonderzoek
Ad (1) Deze handschoen uit de vijver kwam qua merk, kleur en maat overeen met de handschoen die uit de hoop compost/tuinafval kwam (zie onder (4))Het betreft hier ook een linker- en een rechterhandschoen.
Ad (2) De (grijze) legging is veiliggesteld, gewaarmerkt, in beslag genomen en fotografisch vastgelegd. De legging is bemonsterd aan de binnenzijde van de tailleband, aan de binnenzijde van de legging en aan de buitenzijde van legging. In de bemonstering van de binnenzijde van de legging is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel. De bemonstering van de binnenzijde van de tailleband bevat een DNA-mengprofiel met celmateriaal van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en minimaal één andere persoon. Een matchkans kon niet worden berekend. De bemonstering van de binnenzijde van de legging bevat eveneens een DNA-mengprofiel, met celmateriaal van verdachte [verdachte] en minimaal twee andere personen, waarbij medeverdachte [medeverdachte 1] niet kan worden uitgesloten. Ter terechtzitting van 29 maart 2011 heeft ter terechtzitting de deskundige T.J.P. de Blaeij hierop een nadere toelichting gegeven. Het feit dat een matchkans niet kan worden berekend betekent uitdrukkelijk niet dat de bewijswaarde van het mengprofiel nhil is, er zijn alleen (nog) geen statistische modellen om de bewijswaarde bij dergelijke (complexe) profielen te berekenen. Volgens de deskundige zijn bovendien alle DNA-kenmerken van verdachte ook terug te vinden in genoemde mengprofielen. Dit maakt volgens de deskundige dat de bewijswaarde van deze match zich waarschijnlijk aan de bovenkant van de waarschijnlijkheidsschaal zal bevinden.
ad (3) Op de aangetroffen AH-tas werden twee dactyloscopische sporen aangetroffen en veiliggesteld. Eén vingerafdruk is geïdentificeerd als een vingerafdruk van de medeverdachte [medeverdachte 1].
ad (4) De binnenzijde van de zwarte handschoen ‘Thinsulate’ werd bemonsterd. De bemonstering van de binnenzijde van deze (in het tuinafval aangetroffen) handschoen bevat een DNA-mengprofiel met celmateriaal van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en minimaal één andere persoon. Een matchkans kon niet worden berekend, doch ter terechtzitting van 29 maart 2011 heeft ter terechtzitting de deskundige T.J.P. de Blaeij hierop een nadere toelichting gegeven. Het feit dat een matchkans niet kan worden berekend betekent uitdrukkelijk niet dat de bewijswaarde van het mengprofiel nihil is. Volgens de deskundige zijn alle DNA-kenmerken van verdachte ook terug te vinden in genoemd mengprofiel. Dit maakt volgens de deskundige dat de bewijswaarde van deze match zich waarschijnlijk aan de bovenkant van de waarschijnlijkheidsschaal zal bevinden.
Ad (5) De kraag en een manchet van de aangetroffen zwarte jas zijn bemonsterd. Van het celmateriaal uit beide bemonsteringen is een DNA-profiel verkregen. Dit profiel geeft een volledige match met het referentie-DNA-materiaal van medeverdachte [medeverdachte 1], waarbij de matchkans is berekend op kleiner dan 1 op 1 miljard.
Ad (6) De aangetroffen sloffen sigaretten waren voorzien van een unieke barcode, die alleen door de [bedrijf 1] wordt gebruikt. De doos van de video, merk Benq, type DVS 21, was niet leeg en de verzegeling ervan was nog intact.
Ad (7) Van de langs de vluchtroute aangetroffen groene bivakmuts/sjaal zijn twee bemonsteringen genomen . Van het celmateriaal uit één bemonstering is een DNA-profiel verkregen. Dit profiel geeft een volledige match met het referentie DNA-materiaal van medeverdachte [medeverdachte 1], waarbij de matchkans is berekend op kleiner dan 1 op 1 miljard.
4.3.1.f Onderzoek telecommunicatie
Uit onderzoek naar het telefoonverkeer van en tussen verdachte en zijn mededaders is gebleken dat op de ochtend van de overval vanaf 02.43 uur de telefoon in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 2] (telefoonnummer [telefoonnummer]) is gereisd van Renesse naar De Bilt. Om 05.15 uur heeft deze telefoon een zendmast in De Bilt aangestraald. Voorts is gebleken dat er op die dag om 04.40 uur contact is geweest tussen het telefoonnummer in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 2] en het telefoonnummer in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1] (telefoonnummer [telefoonnummer]) en dat door het nummer in gebruik bij [medeverdachte 1] om 05.04 uur een sms-bericht is ontvangen met het verzoek om te bellen met het nummer dat in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte 2].
Tussen 05.15 uur en 05.30 uur is zes maal contact gezocht tussen de telefoons in gebruik bij medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], via een zendmast aan de [adres] te De Bilt. Deze mast staat niet ver van de overvallen supermarkt.
Ook is gebleken dat via de telefoon van [medeverdachte 1] tussen 06.34 en 06.39 uur driemaal is geprobeerd contact te krijgen met telefoonnummer [telefoonnummer], welk nummer in gebruik is bij verdachte [verdachte].
Bewijsoverwegingen
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte in de nacht en ochtend direct voorafgaande aan de overval op de [bedrijf 1] samen was met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank de betrokkenheid van deze beide medeverdachten, welke ook bij vonnis van heden zijn veroordeeld voor hun deelname aan deze overval.
Uit de hiervoor weergeven bewijsmiddelen blijkt dat drie mannen direct bij de overval betrokken waren. Aannemelijk is ook dat een of meer overvallers tijdens hun vlucht door een sloot of vijver is dan wel zijn gewaad. Zeer kort na de overval is gezien dat een auto met daarin 2 jonge mannen vanaf een locatie nabij de [bedrijf 1] vertrok en vervolgens naar Utrecht reed. Een van de jonge mannen verkleedde zich daarbij haastig in de auto en gooide zijn spijkerbroek in de kofferbak. De daarbij gegeven signalementen van de inzittenden van de auto, waaronder begrepen de observatie dat een van de inzittenden net als verdachte een zichtbare verwonding in het gelaat had boven diens wenkbrauw, komen overeen met die van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]. Deze auto is vervolgens minder dan een uur na de overval aangetroffen tegenover een woning in Utrecht waarin verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 2] zijn aangehouden. In diezelfde woning had eerder die nacht/ochtend ook medeverdachte [medeverdachte 1] verbleven. In de auto bevonden zich natte kleren en schoenen. [medeverdachte 2] had natte kleren aan. Een getuige heeft voorts verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] kort na de overval samen thuiskwamen.
Op een op de vluchtroute van de overvallers gevonden grijze legging en op de in de afvalhoop gevonden zwarte handschoen zijn bovendien DNA-sporen aangetroffen welke matchen met het DNA-materiaal van verdachte. Van de grijze legging waren de pijpen bij elkaar geknoopt en in de legging waren twee gaten geknipt, bedoeld als kijkgaten. Deze legging merkt de rechtbank dan ook als bivakmuts aan. Een soortgelijke bivakmuts is door een getuige ook bij een van de overvallers gezien.
Verder is uit telecomgegevens naar voren is gekomen dat de medeverdachte [medeverdachte 1] op de dag van de overval vanaf 06.30 uur een aantal malen telefonisch contact heeft gezocht met het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik was. Ook staat in de contactgegevens in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] de naam [naam] met daarbij het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik was.
De rechtbank is van oordeel dat voormelde feiten en omstandigheden er minst genomen zeer sterk op wijzen dat verdachte tezamen met zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] voormelde overval heeft gepleegd. In ieder geval vragen deze feiten en omstandigheden om een nadere uitleg door verdachte. Die heeft verdachte echter maar zeer beperkt willen geven. Zo heeft verdachte geen verklaring gegeven voor het feit dat zijn DNA-materiaal matcht met DNA-materiaal dat is aangetroffen op aan de overval te relateren voorwerpen die kort na de overval in de directe omgeving van de [bedrijf 1]-supermarkt te De Bilt zijn aangetroffen. Bovendien heeft verdachte ook vele andere in het onderzoek gerezen vragen geen antwoord willen geven.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hieronder bewezen is verklaard.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Op 7 juli 2011 te De Bilt, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een videocamera en meerdere sloffen sigaretten, toebehorende aan supermarkt [bedrijf 1] (vestiging Prof. Dr. [adres]), welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- meerdere op een vuurwapen gelijkende voorwerpen op die [aangever 1] hebben gericht en daarbij tegen die [aangever 1] heeft/hebben geroepen “dat hij snel richting kantoortje moest lopen”en “dat hij de kluis moest openen”en
- een mes in de richting van die [aangever 2] heeft getoond en daarbij tegen die [aangever 2] heeft geroepen “dat hij moest blijven staan” en
- meermalen op de schouder van die [aangever 1] heeft/hebben geslagen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van de duur van het voorarrest en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[aangever 1] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. .
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd, dat mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van het ten laste gelegde feit, een vrijheidsstraf gelijk aan het voorarrest een passende straf is. Verdachte heeft aangegeven dat hij niet wil meewerken aan een reclasseringtoezicht noch aan een behandelverplichting in het kader van een (deels) voorwaardelijk op te leggen strafdeel. Hij verkiest in dat geval een detentie. Het opleggen van een behandelverplichting aan iemand die niet mee wil werken heeft geen enkele zin. In het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel ziet de verdediging dan ook geen meerwaarde.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen in de vroege ochtend schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de [bedrijf 1] te De Bilt. Daarbij werd gebruikt gemaakt van twee op een vuurwapen gelijkende voorwerpen en een mes.
De bedrijfsleider [aangever 1], die op dat moment slecht ter been was en op krukken liep, is bij de overval bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en meerdere malen geslagen. Een personeelslid werd ondertussen onder dreiging van mes in bedwang gehouden. Als gevolg van de overval heeft [aangever 1] letsel opgelopen, zowel fysiek als psychisch. [aangever 1] heeft, zoals hij zelf heeft aangegeven doodsangsten uitgestaan en was bang dat hij zijn zwangere vrouw en zijn dochtertje nooit meer zou zien.
Door zijn angst werd [aangever 1] zo zenuwachtig dat het hem niet lukte om de kluis te openen, zoals hem door de overvallers werd opgedragen. De overvallers zijn uiteindelijk met een relatief kleine buit, een aantal sloffen sigaretten en een videocamera, vertrokken.
Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor de slachtoffers een indrukwekkende, negatieve ervaring moet zijn geweest. Hier heeft verdachte kennelijk in het geheel geen rekening mee gehouden. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, te proberen snel aan geld te komen. Dat het uiteindelijk slechts een relatief kleine buit heeft opgeleverd, is niet aan enig handelen van verdachte en/of zijn mededaders te danken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn mededaders op lafhartige en agressieve wijze hebben gehandeld en rekent dit verdachte zwaar aan.
Een overval als deze is zowel voor de slachtoffers als de maatschappij een schokkende gebeurtenis. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte d.d. 22 februari 2012, waaruit blijkt dat verdachte sinds 2007 meerdere malen eerder is veroordeeld ter zake van gewelds- en vermogensdelicten, voor het laatst op 31 oktober 2008 door de politierechter te Utrecht ter zake van een bedrijfsinbraak en een poging inbraak tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken.
Gezien de ernst en impact van feiten als bewezen verklaard is naar het oordeel van de rechtbank –overeenkomstig ook de vigerende rechterlijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur geïndiceerd. De rechtbank ziet in de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen enkele reden om ten voordele van verdachte af te wijken van voormelde oriëntatiepunten. Daarbij heeft de rechtbank met name overwogen dat verdachte geen enkel inzicht in zijn motieven heeft willen geven. Evenmin heeft hij er blijk van gegeven enige verantwoordelijkheid voor zijn handelen te willen nemen.
In het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen meerwaarde, te meer niet nu verdachte ter zitting kenbaar heeft gemaakt geen heil te zien in reclasseringsbegeleiding en niet mee wil werken aan een behandeling.
De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf voor na te melden duur.
7. De benadeelde partij
Het slachtoffer, [aangever 1], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces tegen verdachte. Hij vordert vergoeding wegens immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf de dag van het ontstaan van die immateriële schade, ter zake van het ten laste gelegde feit.
De officier van justitie is van mening dat het gevorderde bedrag voor toewijzing vatbaar is, gelet op de impact die het ten laste gelegde feit heeft gehad voor de benadeelde partij, zoals blijkt uit de toelichting in de vordering en de door [aangever 1] overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring.
De verdediging heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering vanwege de door de verdediging bepleite vrijspraak.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het bewezen verklaarde feit, genoegzaam is aangetoond dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat het gevorderde bedrag de rechtbank niet onredelijk voorkomt. De rechtbank zal dan ook de vordering tot het gevorderde bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de dag van het ontstaan van die immateriële schade, in casu 7 juli 2011.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is, hetgeen inhoudt dat verdachte van zijn verplichting tot betaling van de schade zal zijn bevrijdt voor zover hij of zijn mededaders aan hun betalingsverplichting hebben voldaan.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van DRIE (3) JAREN;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van
€ 2.000,00, ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag van het ontstaan van die immateriële schade, in casu 7 juli 2011;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 2.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door dertig (30) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Kuijer, voorzitter, mr. M.A.E. Somsen en mr. A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 maart 2012.