ECLI:NL:RBUTR:2012:BW1631

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
308963 - HA ZA 11-1337
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot opheffing van beslag; toepasselijk recht onrechtmatige daad; toepassing Amerikaans recht; 'punitive damages' in strijd met Nederlandse openbare orde

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 8 februari 2012 uitspraak gedaan in een incident tot opheffing van beslag dat door [eiseres] was gelegd op de activa van Spectranetics c.s. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van [eiseres] in de hoofdzaak ondeugdelijk zijn, omdat de gestelde onrechtmatige daden zich niet hebben voorgedaan in de periode waarover zij vorderingen heeft ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de onrechtmatige handelingen van Spectranetics c.s. zich hebben voorgedaan in de periode van 1 mei 1998 tot het vierde kwartaal van 2006, en dat de vorderingen van [eiseres] op basis van de 'economic loss rule' niet toewijsbaar zijn. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vordering tot het opleggen van 'punitive damages' in strijd is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank heeft de beslagen opgeheven en [eiseres] verplicht om bij toekomstige verzoeken tot beslaglegging een kopie van het vonnis over te leggen. Tevens is [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 308963 / HA ZA 11-1337
Vonnis in incident van 8 februari 2012
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats], Israël,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.L. Veldhuijzen te Dordrecht,
tegen
1. de vennootschap naar het recht van de staat Delaware
THE SPECTRANETICS CORPORATION,
gevestigd te Colorado Springs, Verenigde Staten van Amerika,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPECTRANETICS INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Leusden,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eiseressen in reconventie in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaten mrs. K.Th.M. Stöpetie en K. de Vries te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Spectranetics c.s. (en afzonderlijk Spectranetics Corporation en Spectranetics B.V.) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte aanvulling feiten en eis van [eiseres]
- de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening en tevens houdende een conclusie van eis in reconventie
- de incidentele conclusie van antwoord
- de akte ten behoeve van het pleidooi van [eiseres]
- de akte houdende aanvullende producties van Spectranetics c.s.
- de pleidooien in het incident.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten
2.1. De heer Kenneth Richard Fox (hierna: Fox) heeft samen met de heer dr. A. Coster (hierna: Coster) een aantal uitvindingen gedaan met betrekking tot het gebruik van lasers voor het verwijderen van blokkades van (slag)aderen. Zij hebben hiervoor onder meer in de Verenigde Staten van Amerika octrooien verkregen (hierna: de octrooien). In 1990 hebben Fox en Coster deze octrooien ondergebracht in Pillco Limited Partnership (hierna: Pillco).
2.2. Op 1 februari 1993 hebben Pillco en Spectranetics Corporation een licentieovereenkomst gesloten (verder: de licentieovereenkomst). In de licentie-overeenkomst is aan Spectranetics Corporation - kort gezegd - het recht gegeven om producten die onder de beschermingsomvang van de octrooien vallen, te produceren en te verkopen. Als tegenprestatie heeft Spectranetics Corporation de verplichting op zich genomen om royalty’s af te dragen conform de berekeningswijze als omschreven in artikel 3.00 van de licentieovereenkomst.
In artikel 1.07 is de licentiehouder als volgt omschreven:
“LICENSEE” includes The Spectranetics Corporation and any company in which it has a 40% or greater ownership interest or effective operation control.”
In artikel 7.03 is onder meer bepaald:
“This agreement shall be binding upon and shall inure to the benefit of LICENSOR and LICENSEE, and their respective subsidiaries, successors and assigns.
De licentieovereenkomst wordt beheerst door het recht van de staat Virginia.
2.3. Spectranetics B.V. is een in Nederland gevestigde dochtervennootschap van Spectranetics Corporation.
2.4. Op 12 februari 1996 zijn de octrooien en alle daaruit voortvloeiende rechten door Pillco overgedragen aan Interlase Limited Partnership (hierna: Interlase). Interlase werd vanaf de oprichting bestuurd door KKD Enterprises Ltd (hierna: KKD), waarvan Fox “President” was.
2.5. Op of omstreeks 16 april 1997 is KKD als bestuurder van Interlase vervangen door Lucre Investments Ltd. (hierna: Lucre).
2.6. Bij overeenkomst (genaamd “Assignment”, overgelegd door [eiseres] als productie 3) van 16 april 1997 heeft Fox namens Interlase aan Lucre een belang van 2% in Interlase toegekend, alsmede onder “Schedule A” een “Bonus Package” dat (voor zover relevant) luidt als volgt:
“In consideration of its assumption of the position of sole General Partner of the Interlase Limited Partnership at this time, duly substituting in that role from the outgoing sole General Partner, KKD Enterprises Ltd, as voted by the Limited Partnership Interests of the Interlase Limited Partnership, this entailing a two percent (2%) interest, as General Partner, in the Interlase Limited Partnership, and the rights and benefits thereto, and in anticipation of financial management changes at the Interlase Limited Partnership deemed necessary and desirable by the Interlase Limited Partnership, the Interlase Limited Partnership, pursuant to the authority drawn from its Limited Partnership Agreement of February 12,1996, and in consideration of Paragraph 8.1 having to do with compensation of General Partners, hereby grants a performance bonus package (“Bonus Package”) to the Lucre Investments Ltd (‘’Lucre”) company, and the interests, rights and benefits thereto, which shall vest May 1,1998 if Lucre shall, then, still be serving Interlase Limited Partnership as its sole General Partner and, accordingly, shall thereby remunerate Lucre, its successors or assigns as follows:
For all cumulative royalties received by the Interlase Limited Partnership from May 1, 1998 and thereafter for the duration of the life of the Interlase Limited Partnership, over three and one half million U.S. dollars ($3.5M), Lucre shall get an incentive bonus in cash equal to ten percent (10%) of that overage; and for all cumulative royalties received by the Interlase Limited Partnership from May 1, 1998 and thereafter over five million U.S. dollars ($5M), Lucre shall get an incentive bonus in cash equal to twenty percent (20%) of that overage; and for all cumulative royalties received by the Interlase Limited Partnership from May 1,1998 and thereafter over six and one half million U.S. dollars ($6.5M), Lucre shall get an incentive bonus in cash equal to thirty percent (30%) of that overage, said bonus payments to be accounted for and made by Interlase Limited Partnership to Lucre quarterly.”
2.7. De onder 2.6 bedoelde Assignment is door Fox als “Director” van Lucre aanvaard (productie 3A van [eiseres]).
2.8. Op 14 september 1998 is de onderbewindstelling van Interlase uitgesproken door het Circuit Court in Arlington (Virginia) en de heer R.S. Mendelson tot ‘special receiver’ (bewindvoerder) benoemd.
2.9. In 1999 is Interlase failliet verklaard en is de heer H. Jason Gold als ‘trustee’ (curator) benoemd. Onder diens verantwoordelijkheid heeft de heer R.S. Mendelson zijn werkzaamheden als ‘special receiver’ voortgezet.
2.10. Als productie 4A heeft [eiseres] een document overgelegd genaamd “Assignment” dat is gedateerd op 15 december 2003. Dit document heeft de volgende inhoud:
“THIS ASSIGNMENT is made the 15th day of December, 2003
BETWEEN:-
(1) LUCRE INVESTMENTS LTD. (hereinafter called "Company"), domiciled in the British West Indies; and
(2) [eiseres] (hereinafter called "[eiseres]"), resident of the State of Israel
WHEREAS
(1)
By virtue of an election pursuant to the Interlase Limited Partnership ("Interlase"), a Georgia, USA, registered limited partnership, Agreement ("ILPA") of February, 1996, Company was appointed by the limited partners of Interlase, on or about April 16, 1997 as a successor sole general partner ("GP") of Interlase ("Appointment");
and
(2)
Whereby as part and parcel to that Appointment, Cornpany received from Interlase a contractual bonus package ("Bonus Agreement”) based on future Interlase performance, in addition to a two percent (2%) partnership equity interest in Interlase ("2% Interest"); and
(3)
Whereby that Bonus Agreement is still today in full force and effect, never having been abrogated or renounced despite both an interval special receivership ("Receivership"), of 1998, and U.S. federal bankruptcy (“Bankruptcy”), of 1999, of Interlase; and
(4)
Whereas Company has no other business purpose other than to serve as GP of Interlase, Company is therefore desirous at this time of terminating its activities ; and
(5)
Whereas [eiseres], has been identified to Company as a knowledgeable and worthy successor to Company, and has been recognized by Company as such;
NOW THIS DEED WITNESSES as follows:- ASSIGNMENT
Company hereby irrevocably and forever assigns the Bonus Agreement and the 2% Interest, with and of Interlase, and all benefits, advantages, rights, interest, money or other proceeds arising from, and promised or assured by, or payable under or by virtue of either the Bonus Agreement and/or the 2% Interest, to [eiseres], at Tel Aviv, Israel, in exchange for the sum of one dollar ($1) paid by [eiseres] to Company.
IN WITNESS whereof, a duly authorized representative of Company, at Tel Aviv, Israel, has hereunto set his hand the day and year first before written. (…)”
2.11. Als productie 25 heeft Spectranetics c.s. een document overgelegd genaamd “Assignment” dat is gedateerd op 18 december 2003. Dit document heeft de volgende inhoud:
“ASSIGNMENT
BETWEEN:
LUCRE INVESTMENTS LTD. ("Lucre"), a duly registered Commonwealth of the Bahamas company in good standing ("Assignor")
and
[eiseres] ("[eiseres]"), a citizen of the Republic of Ireland ("Assignee")
WHEREAS:
(1) Lucre is the owner of a two percent (2%) interest, as sole General Partner, in the Interlase L.P. ("Interlase"), a Georgia (U.S.A.) limited partnership currently in bankruptcy in the Eastern District of Virginia, U.S.A. federal bankruptcy court;
(2) Lucre is desirous of assigning. its entire interest and all rights in Interlase to [eiseres];
(3) [eiseres] is desirous of acquiring by assignment the Lucre interest and rights in Interlase
FOR GOOD AND VALUABLE CONSIDERATION BY AND BETWEEN THE PARTIES.
NOW THIS DEED WITNESSES AS FOLLOWS:
ASSIGNMENT
Lucre hereby assigns, transfers and sets over to [eiseres], her heirs or assigns, its entire interest, title, benefits, revenues, distributions, royalties, control and rights arising therefrom, including the right to sue and claim on those rights and interest, in Interlase.
IN WITNESS, for LUCRE, by the directorship of the company, I have this 18th day of December, 2003: (…)”
2.12. Op 19 juli 2011 heeft [eiseres] ten laste van Spectranetics c.s. conservatoir beslag gelegd.
3. De bevoegdheid en het toepasselijke recht
Bevoegdheid
3.1. Nu [eiseres] in het buitenland woonachtig is en Spectranetics Corporation een rechtspersoon naar buitenlands recht is (die bovendien in het buitenland gevestigd is), dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen (in de hoofdzaak en het incident) kennis te nemen. De rechtbank constateert dat Spectranetics c.s. niet met zoveel woorden de bevoegdheid van deze rechtbank heeft betwist om van het onderhavige geschil kennis te nemen. Voor zover haar stellingen wel als een betwisting van de bevoegdheid moeten worden aangemerkt, geldt dat de rechtbank op basis van artikel 2 Rv bevoegd is om kennis te nemen van de tegen Spectranetics B.V. ingestelde vorderingen omdat deze vennootschap in Nederland gevestigd is. Tussen deze vorderingen en de tegen Spectranetics Corporation ingestelde vorderingen bestaat voldoende samenhang in de zin van artikel 7 lid 1 Rv om de rechtbank ook rechtsmacht te verlenen ten aanzien van laatstbedoelde vorderingen. De rechtbank wijst in dit kader op het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 april 2008, LJN: BD1246, waarin een gelijksoortige kwestie aan de orde was. De rechtbank is derhalve bevoegd om van de tegen Spectranetics c.s. ingestelde vorderingen kennis te nemen.
Toepasselijk recht incidentele vorderingen
3.2. Ten aanzien van het toepasselijke recht op de incidentele vorderingen overweegt de rechtbank dat tussen partijen niet in geschil is dat deze vanwege hun procesrechtelijke aard worden geregeerd door Nederlands recht (artikel 10:3 BW).
Toepasselijk recht vorderingen in conventie in de hoofdzaak
3.3. Partijen verschillen wel van mening over het recht dat van toepassing is op de vorderingen in conventie in de hoofdzaak die ten grondslag liggen aan de beslagen waarvan in dit incident de opheffing wordt gevorderd. Omdat bij de beoordeling van de incidentele vordering tot opheffing van de beslagen (onder meer) de deugdelijkheid van die in de hoofdzaak ingestelde vorderingen aan de orde is, moet ook het op die vorderingen toepasselijke recht worden vastgesteld.
3.4. Voor de bepaling van het toepasselijke recht is allereerst van belang om vast te stellen wanneer de onrechtmatige handelingen hebben plaatsgevonden die ten grondslag liggen aan de vorderingen van [eiseres].
3.5. Ter onderbouwing van haar vorderingen heeft [eiseres] aangevoerd dat Spectranetics c.s. onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door in de periode vanaf 1998 tot 2006 aan Interlase onjuist te rapporteren over de omvang van de verschuldigde royalties, en in die periode vervolgens een te laag bedrag aan royalties aan Interlase af te dragen en ten slotte in augustus 2009 de ‘residurechten’ van Interlase uit hoofde van de licentieovereenkomst te kopen. Volgens [eiseres] is door deze onrechtmatige handelwijze van Spectranetics c.s. de drempel van 1,5 miljoen dollar aan licentievergoedingen niet gehaald, die haar het recht op een bonus zou geven conform de onder 2.6 weergegeven “Bonus Package” (hierna: de Bonusregeling).
3.6. Ter gelegenheid van het pleidooi heeft [eiseres] deze stelling aldus toegelicht dat de koop van de residurechten in augustus 2009 niet op zichzelf als onrechtmatige daad kan gelden, maar dat dit wel de “schadeveroorzakende gebeurtenis” is in de zin van artikel 31 van de Verordening 864/2007 inzake het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (hierna: de Rome II-verordening). Pas op dat moment stond volgens haar vast dat de drempel van de Bonusregeling niet zou worden gehaald en wat de omvang zou zijn van de dientengevolge door haar te lijden schade.
3.7. Met deze stelling miskent [eiseres] dat met “schadeveroorzakende gebeurtenissen” in de zin van artikel 31 van de Rome II-verordening niets anders is bedoeld dan de schadeveroorzakende gebeurtenissen die in artikel 2 lid 1 van die Verordening zijn vermeld: onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking, zaakwaarneming of precontractuele aansprakelijkheid. Bij artikel 31 van de Rome II-verordening gaat het derhalve niet om het moment waarop schade is geleden of de omvang van de schade vast staat, maar (bij de grondslag van onrechtmatige daad zoals in casu) om het moment waarop de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden.
3.8. De gestelde onrechtmatige handelingen bestaan uit het onjuist rapporteren door Spectranetics c.s. aan Interlase over de door haar verschuldigde licentievergoedingen en het vervolgens afdragen van een te laag bedrag aan licentievergoedingen. De koop van de residurechten door Spectranetics c.s. van de ‘special receiver’ van Interlase kan niet als een onrechtmatige handeling worden beschouwd, zoals [eiseres] ook erkent. Voor zover de verkoop voor een te laag bedrag heeft plaatsgevonden, is dit in beginsel alleen als onrechtmatige daad van (de special receiver van) Interlase (als verkopende partij) aan te merken, en niet, althans niet zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, als onrechtmatige daad van Spectranetics c.s. (de kopende partij).
3.9. Vast staat tussen partijen dat de octrooien waarop de licentieovereenkomst tussen Spectranetics c.s. en Interlase zag, zijn verlopen in het derde kwartaal van 2006 en dat dit meebracht dat op basis van de licentieovereenkomst vanaf dat moment geen rapportage door Spectranetics c.s. over de licentievergoedingen meer plaatsvond noch hoefde plaats te vinden. Dit betekent dat de gestelde onrechtmatige handelingen die samenhangen met deze rapportage- en afdrachtplicht (en voor zover relevant voor de Bonusregeling van [eiseres]) alleen plaatsgevonden kunnen hebben in de periode van 1 mei 1998 (de ingangsdatum van de door Interlase te ontvangen licentievergoedingen waarover de bonus zou worden berekend) tot het vierde kwartaal van 2006. Dit betekent dat er geen sprake is van een “schadeveroorzakende gebeurtenis” na 11 januari 2009 (zoals is vereist voor toepasselijkheid van de Rome II-verordening; zie de artikelen 31 en 32), zodat deze verordening toepassing mist.
3.10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het toepasselijke recht moet worden vastgesteld aan de hand van de voor onrechtmatige daden van vóór die datum geldende Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad (WCOD). Hoofdregel van de WCOD is dat verbintenissen uit onrechtmatige daad worden beheerst door het recht van de staat op welks grondgebied de daad plaatsvindt (artikel 3 lid 1).
3.11. [eiseres] heeft een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 5 WCOD dat inhoudt dat indien de onrechtmatige daad nauw verbonden is met een tussen dader en benadeelde bestaande rechtsverhouding, het recht kan worden toegepast dat die andere rechtsverhouding beheerst. Zij heeft in dit kader verwezen naar de licentieovereenkomst, waarop het recht van Virginia van toepassing is verklaard. Uit artikel 5 WCOD blijkt evenwel dat deze bepaling alleen mag worden toegepast indien er sprake is van een rechtsverhouding tussen dader en benadeelde. De rechtsvoorgangster van [eiseres] (Lucre) was weliswaar ‘general partner’ van één van de (opvolgende) contractspartijen bij de licentieovereenkomst (Interlase), maar daarmee is Lucre, en dus ook [eiseres] nog geen partij bij die overeenkomst geworden. Het beroep op artikel 5 WCOD faalt derhalve.
3.12. Dit betekent dat moet worden vastgesteld op welk grondgebied de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden. Nu de gestelde onrechtmatige daden zien op onderrapportage en onderbetaling moet worden vastgesteld waar deze rapportages en betalingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat - anders dan Spectranetics c.s. stelt - voor het bepalen van deze plaats niet maatgevend is waar de onjuiste rapportages feitelijk zijn vervaardigd (Colorado), dan wel waar de ontoereikende betalingen zijn voorbereid (Colorado), omdat daarmee deze (beweerdelijk) onrechtmatige daden op dat moment nog niet zijn voltooid en nog slechts een intern karakter hebben. Tot dat moment was slechts sprake van voorbereidende handelingen die, indien de onjuiste rapportages en betalingen niet zouden zijn gecommuniceerd en/of gedaan aan Interlase, nog niet tot een onrechtmatige daad jegens deze contractspartij noch tot schade zouden hebben geleid. De rechtbank wijst in dit kader op het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2001 LJN:ZC3483, waarin de Hoge Raad ten aanzien van het onrechtmatig afbreken van onderhandelingen heeft geoordeeld dat de plaats van ontvangst van de brief waarin de onderhandelingen werden afgebroken, de plaats is waar het schadeveroorzakend handelen zich heeft voorgedaan, omdat pas toen het interne voornemen tot het beëindigen van de onderhandelingen effect sorteerde en de wederpartij daarvan op de hoogte raakte. Dit is volgens de Hoge Raad alleen anders, als de plaats van ontvangst niet anders dan als willekeurig kan worden beschouwd.
Dit arrest is weliswaar gewezen in het kader van de vraag of de rechter rechtsmacht toekomt, maar het gaat om dezelfde vraag (namelijk waar de onrechtmatige daad moet worden gelokaliseerd), zodat dit arrest ook ten aanzien van het bepalen van het toepasselijke recht in het kader van de WCOD relevant is.
3.13. Vast staat tussen partijen dat de rapportage over en betaling van de verschuldigde licentievergoedingen vóór de aanstelling van de special receiver voor Interlase (op 14 september 1998) plaatsvond aan de general partner van Interlase, Lucre, die op de Bahamas gevestigd was, en na die aanstelling aan de special receiver, die gevestigd was in Virginia (Verenigde Staten van Amerika). In die periodes werden de rapportages en (naar moet worden aangenomen ook) de betalingen derhalve feitelijk ontvangen in de Bahamas en in Virginia.
3.14. De rechtbank laat in het midden of de Bahamas als plaats van feitelijke ontvangst van de rapportage en de betalingen als willekeurig moet worden beschouwd in de zin van voormeld arrest van de Hoge Raad (het gaat hier immers om de vestigingsplaats van de general partner van Interlase, die enkel de rapportage en de betalingen in ontvangst nam als vertegenwoordiger van Interlase, die in een geheel andere staat gevestigd was namelijk Georgia (Verenigde Staten van Amerika)). De rechtbank laat dit in het midden omdat dit voor de beoordeling van het onderhavige geschil ten aanzien van de periode tot 14 september 1998, zoals hierna (onder 4.8 en 4.9) bij de beoordeling van het incident zal blijken, geen verschil maakt.
3.15. Op grond van het voorgaande kan in ieder geval wel geconcludeerd worden dat op eventuele onrechtmatige handelingen van Spectranetics c.s. na 14 september 1998 (de datum van benoeming van de special receiver) het recht van Virginia toepassing is, en op handelingen voordien het recht van de Bahama’s of het recht van de staat Georgia.
Toepasselijk recht vorderingen in reconventie in de hoofdzaak
3.16. Aan de reconventionele vorderingen heeft Spectranetics c.s. ten grondslag gelegd dat [eiseres] door de onderhavige procedure aanhangig te maken en voort te zetten onrechtmatig handelt jegens hen. Deze gestelde onrechtmatige handelingen hebben - gelet op de datum van betekening van de inleidende dagvaarding (25 maart 2011) - plaatsgevonden na de inwerkingtreding van de Rome II-verordening, zodat het toepasselijke recht aan de hand van die verordening dient te worden vastgesteld.
3.17. Ingevolge het bepaalde in artikel 4 lid 1 van de Rome II-verordening is op een onrechtmatige daad het recht van toepassing van het land waar de schade zich voordoet. Voor de bepaling van deze plaats is - volgens vaste jurisprudentie - alleen van belang waar de schade zich heeft voorgedaan die direct uit de onrechtmatige daad voortvloeit, en niet de vermogensschade die de benadeelde heeft geleden als gevolg van deze directe schade (Hof van Justitie van 19 september 1995, C-364/93 (Marinari) en Hof van Justitie van 10 juni 2004, C-168/02 (Kronhofer)). Een en ander volgt ook uit de zinsnede in voormelde bepaling “ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen”.
3.18. De schade waarvan Spectranetics c.s. in de hoofdzaak in reconventie vergoeding vordert, bestaat uit de kosten die zij heeft moeten maken om zich tegen de vorderingen van [eiseres] in de onderhavige procedure te verweren (waaronder advocaatkosten). Deze kosten heeft zij - zo moet vooralsnog worden aangenomen - in Nederland gemaakt, omdat zij de facturen van haar Nederlandse advocaten en overige proceskosten in Nederland heeft betaald. Daarom is op de reconventionele vorderingen Nederlands recht van toepassing.
4. De beoordeling in het incident
4.1. Spectranetics c.s. vordert primair dat de rechtbank de door [eiseres] ten laste van haar gelegde beslagen opheft en [eiseres] verbiedt verdere beslagen te doen leggen ten laste van Spectranetics c.s. en (subsidiair) dat de rechtbank [eiseres] gebiedt bij toekomstige beslagverzoeken het in deze procedure te wijzen vonnis over te leggen. [eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.2. Spectranetics c.s. heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vorderingen. De gevraagde voorlopige voorzieningen hangen samen met de hoofdvordering en zijn gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven.
De vordering tot opheffing van de beslagen
4.3. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.4. Spectranetics c.s. heeft ter onderbouwing van haar vordering aangevoerd dat de vorderingen van [eiseres] in de hoofdzaak, ter zake waarvan de beslagen zijn gelegd, ondeugdelijk zijn en Spectranetics c.s. zwaarwegende belangen heeft bij opheffing van de beslagen. Voorts zijn de beslagen onnodig gelegd, omdat Spectranetics c.s. bij toewijzing van de vorderingen voldoende verhaal biedt. Ten slotte heeft [eiseres] op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen verzuimd door het derdenbeslag niet op een juiste wijze aan Spectranetics Corporation over te betekenen.
Ondeugdelijke vorderingen?
4.5. De rechtbank zal in het navolgende eerst ingaan op de stelling van Spectranetics c.s. dat de vorderingen waarvoor [eiseres] beslag heeft gelegd, ondeugdelijk zijn. Aan deze vorderingen ligt ten grondslag - zoals onder 3.5 e.v. reeds is overwogen - dat Spectranetics c.s. onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door aan Interlase onjuist te rapporteren over de omvang van de verschuldigde royalties en in die periode vervolgens een te laag bedrag aan royalties aan Interlase af te dragen. Daardoor is de drempel van de Bonusregeling van [eiseres] niet gehaald zodat zij jegens Interlase geen recht op een bonus heeft verkregen. Indien wel juist zou zijn gerapporteerd en afgedragen zou de drempel wel gehaald zijn, aldus [eiseres]. Zij stelt dat Spectranetics c.s. aansprakelijk is voor het bedrag aan bonus waarop zij bij een juiste rapportage en afdracht recht zou hebben gehad.
4.6. De rechtbank stelt voorop dat zij in het kader van de beoordeling van de vorderingen die aan het beslag ten grondslag liggen geen onderscheid zal maken tussen de positie van Spectranetics Corporation en Spectranetics B.V. De vraag die immers in dat kader beantwoord zou dienen te worden, is of Spectranetics B.V. beschouwd moet worden als contractspartij (‘licensee’) in het kader van de licentieovereenkomst. Het antwoord op die vraag kan in het kader van dit incident in het midden blijven. Immers, vast staat tussen partijen dat Spectranetics B.V. feitelijk nooit rechtstreeks aan Interlase heeft gerapporteerd over de verschuldigde licentievergoedingen noch deze rechtstreeks heeft afgedragen aan Interlase, maar dat Spectranetics B.V. de rapportage en afdracht altijd heeft laten lopen via Spectranetics Corporation. Dit betekent dat Spectranetics B.V. alleen aansprakelijk kan zijn jegens [eiseres], indien Spectranetics Corporation aansprakelijk is jegens [eiseres]. Om die reden kan vooralsnog volstaan worden met de beoordeling van de vraag of voldoende aannemelijk is dat Spectranetics Corporation aansprakelijk is jegens [eiseres].
4.7. De rechtbank zal - om redenen die hierna duidelijk zullen worden - bij de beoordeling van de deugdelijkheid van de vorderingen van [eiseres] onderscheid maken in twee periodes:
- de periode tot 19 november 2003
- de periode na 19 november 2003
Periode tot 19 november 2003
4.8. Zoals hiervoor onder 3.14 reeds is overwogen heeft de rechtbank het recht dat van toepassing is in de periode tot 14 september 1998 (de Bahama’s of Georgia) in het midden gelaten. De reden daarvoor is dat in het kader van dit incident onvoldoende aannemelijk is dat [eiseres] schade heeft geleden ten gevolge van onrechtmatige handelingen die in die periode zouden hebben plaatsgevonden. Immers, uit de als productie 8 door Spectranetics c.s. overgelegde schikkingsovereenkomst blijkt dat de special receiver van Interlase op 19 november 2003 een schikking heeft getroffen met Spectranetics Corporation over de (beweerdelijk) onjuiste rapportages en afdrachten van verschuldigde licentievergoedingen over de daaraan voorafgaande periode (waaronder dus de periode van 1 mei tot 14 september 1998). In de schikkingsovereenkomst is overeenstemming bereikt over een correcte wijze van berekening van de door Spectranetics Corporation verschuldigde licentievergoedingen en is een bedrag bepaald dat Spectranetics Corporation nog aan de special receiver van Interlase zou moeten betalen. Partijen hebben vervolgens afstand gedaan van alle claims die zijn ontstaan dan wel zouden kunnen zijn ontstaan voorafgaande aan de totstandkoming van de schikking. Deze schikking is goedgekeurd door of namens enkele in de schikking genoemde derden (waaronder Coster), alsmede door het United States Bankruptcy Court for the Eastern District of Virginia (zie productie 9 van Spectranetics c.s.).
4.9. Naar het oordeel van de rechtbank moet [eiseres] deze schikking tegen zich laten gelden. De rechten van [eiseres] uit hoofde van de Bonusregeling, als al komt vast te staan dat deze regeling bestaat en aan [eiseres] is overgedragen, worden in omvang immers bepaald door de licentievergoedingen die door Interlase worden ontvangen. Indien (de special receiver namens) Interlase haar recht op licentievergoedingen jegens Spectranetics Corporation over een bepaalde periode nader vaststelt met het doel om onjuiste rapportage en afdracht van licentievergoedingen in de voorafgaande periode te rectificeren, kan [eiseres] terzake van de onjuiste rapportage en afdracht over die periode geen schadevergoeding claimen van Spectranetics c.s., omdat zij alsdan in beginsel geen schade heeft geleden. Met de schikking wordt immers vastgesteld dat Interlase (na betaling van een bepaald bedrag) over de betreffende periode een rechtmatig bedrag aan licentievergoedingen heeft ontvangen. Het bedrag dat Spectranetics c.s. op grond van de schikking aan Interlase verschuldigd was, is - zo begrijpt de rechtbank - vervolgens door Spectranetics Corporation aan de special receiver van Interlase voldaan, zodat deze achterstallige licentievergoedingen in het vermogen van Interlase zijn gevloeid en meetellen voor het halen van de drempel van de Bonusregeling. [eiseres] dient vanwege de afhankelijkheid van de Bonusregeling van de rechten van Interlase jegens Spectranetics c.s. deze schikking tegen zich te laten gelden. Indien Interlase daarbij al rechten op licentievergoeding zou hebben prijsgeven, zou dit gelet op de wijze van totstandkoming van de schikkingsovereenkomst (in de volledige wetenschap aan de zijde van Interlase dat Spectranetics c.s. in de voorafgaande periode te weinig licentievergoeding had afgedragen en in het licht van de toestemming voor de schikking door derden en de faillissementsrechter) alleen tot een vordering van [eiseres] uit hoofde van een tekortkoming in de nakoming van de Bonusregeling door Interlase kunnen leiden, maar niet tot een actie uit onrechtmatige daad jegens Spectranetics c.s.
Tussenconclusie
4.10. Het voorgaande betekent dat het bestaan van een vordering aan de zijde van [eiseres] met betrekking tot onderrapportage en onderbetaling door Spectranetics c.s. over de periode tot 19 november 2003 zodanig onaannemelijk is, dat deze vordering in zoverre als summierlijk ondeugdelijk moet worden beschouwd.
Periode na 19 november 2003
4.11. In het navolgende zal worden beoordeeld of deze tussenconclusie ook geldt voor zover de vordering van [eiseres] ziet op onjuiste rapportage en afdracht in de periode na 19 november 2003. Zoals de rechtbank onder 3.15 al heeft overwogen, is op die vordering het recht van de staat Virginia van toepassing.
‘Economic loss rule’
4.12. Als meest verstrekkend verweer heeft Spectranetics c.s. in dit kader aangevoerd dat de vordering van [eiseres] tot schadevergoeding naar het recht van Virginia niet toewijsbaar is, omdat deze vordering valt onder de zogenaamde ‘economic loss rule’.
4.13. De economic loss rule komt er kort gezegd op neer dat schade bestaande uit enkel ‘economic loss’ die een gevolg is van schending van een contractuele verplichting, in beginsel alleen kan worden gevorderd op basis van de overeenkomst zelf en niet op basis van onrechtmatige daad in de vorm van ‘negligence’. Dit betekent dat dergelijke schade alleen kan worden gevorderd door degene die partij bij die overeenkomst is (‘privity of contract’). Zie onder meer Blake Construction Co v. Alley, 223 Va. 31, 353 S.E.2d 724 (1987), en Sensenbrenner v. Rust, 236 Va. 419, 374 S.E. 2d 55 (1988).
In Sensenbrenner is de reden voor deze economic loss rule uitgelegd:
The law of torts is well equipped to offer redress for losses suffered by reason of a “breach of some duty imposed by law to protect the broad interests of social policy”. Kamlar, 224 Va. At 706, 299 S.E.2d at 517. Tort law is not designed, however, to compensate parties for losses suffered as a result of a breach of duties assumed only by agreement. That type of compensation necessitates an analysis of the damages which were within the contemplation of the parties when framing their agreement. It remains the particular province of the law of contracts.
The controlling policy consideration underlying tort law is the safety of persons and property - the protection of persons and property from losses resulting from injury. The controlling policy consideration underlying the law of contracts is the protection of expectations bargained for. If that distinction is kept in mind, the damages claimed in a particular case may more readily be classified between claims for injuries to persons or property on one hand and economic losses on the other.
Hieruit blijkt in Virginia een scherp onderscheid wordt gemaakt tussen ‘contract law’ en ‘tort law’: ‘contract law’ is bedoeld om schade ten gevolge van schending van contractuele verplichtingen te regelen, en ‘tort law’ alleen om schade te regelen die wordt toegebracht aan ‘broad interests of social policy’ (brede maatschappelijke belangen), zoals schade aan personen of eigendommen. Als er sprake is van schending van een contractuele verplichting zonder dat (ook) sprake is van schending van een norm ter bescherming van ‘brede maatschappelijke belangen’, kunnen dus alleen partijen bij die overeenkomst daarop een beroep doen.
4.14. Dat deze regel zich niet beperkt tot bouwzaken blijkt onder meer uit de uitspraak van het Supreme Court of Virginia van 17 september 1993 in de zaak Ward v. Ernst & Young 435 S.E.2d 628 (1993). Daarin werd geoordeeld dat Ward geen schadevergoeding wegens ‘economic loss’ kon vorderen wegens het beweerdelijk onjuist uitvoeren van diensten die (door Ernst & Young) werden verleend op basis van een overeenkomst waarbij hij zelf geen partij was (maar alleen de onderneming HAZCO waarvan Ward enig aandeelhouder was). De gevorderde schade (‘economic loss’) aan de zijde van Ward was het gevolg van het feit dat Ward op de juistheid van de door Ernst & Young in het kader van die overeenkomst uitgevoerde diensten (het opstellen van de cijfers van HAZCO) was afgegaan en daardoor garanties had verstrekt aan de koper van de onderneming. Ook in dat geval paste het Supreme Court van de staat Virginia de economic loss regel toe en werd de afwijzing van de vordering van Ward door een lagere rechter op die grond bevestigd.
4.15. Dat de economic loss rule ook nu nog in Virginia geldt, blijkt uit het feit dat in de uitspraak van het Circuit Court van Chesterfield County van 23 april 2004 (nr. 031407) in de zaak Filak v. George en in de uitspraak van het Supreme Court of Virginia van 16 september 2010 in de zaak ABI Najm v. Concord Condominium (nr. 091546) naar voormelde uitspraken wordt verwezen.
4.16. Gelet op de inhoud van voormelde jurisprudentie is er geen aanleiding om deze niet tevens van toepassing te achten op een geval als het onderhavige. Indien naar de aard van de gevorderde schade gekeken wordt, kan niet anders dan geconcludeerd worden dat de door [eiseres] gevorderde schadevergoeding ziet op ‘economic loss’. Het gaat immers om schade bestaande uit het niet uitgekeerd krijgen van de bonus (financiële schade) ten gevolge van het niet uitkomen van de verwachting van [eiseres] dat Spectranetics c.s. de verschuldigde licentievergoeding correct zou opgeven en afdragen, en dat Interlase vervolgens aan haar de bonus zou uitkeren. De door [eiseres] gestelde onrechtmatige daad is gelegen in de schending van een contractuele verplichting (de verplichting van Spectranetics c.s. jegens Interlase op basis van de licentieovereenkomst om correcte opgave te doen van de verschuldigde licentievergoedingen en vervolgens correcte bedragen aan Interlase af te dragen) door Spectranetics c.s. jegens een ander dan [eiseres], namelijk Interlase.
In een dergelijk geval is in beginsel de weg naar de onrechtmatige daad wegens ‘negligence’ afgesneden. Dit laat evenwel onverlet een claim op grond van ‘actual fraud’ of ‘tortious interference’ (vgl. uitspraak van het Supreme Court of Virginia in de zaak Kamlar v. Haley van 21 januari 1983, 299 S.E.2d 514 (1983)). De rechtbank zal hierna beoordelen of een vordering op die grondslagen kans van slagen zou hebben.
4.17. Het voorgaande betekent dat op grond van het recht van de staat Virginia een vordering als de onderhavige die strekt tot vergoeding van ‘economic loss’ niet toewijsbaar is wegens schending van een contractuele verplichting (‘negligence’) ten aanzien van een niet contractspartij als [eiseres].
‘Actual fraud’
4.18. Voor zover [eiseres] een beroep heeft gedaan op het plegen van ‘actual fraud’ door Spectranetics c.s., is voor een geslaagd beroep daarop naar het recht van de staat Virginia onder meer vereist dat de handelende partij (Spectranetics c.s.) wist of had moeten weten dat de benadeelde partij is afgegaan op de juistheid van de door Spectranetics c.s. gedane opgaven en gedane afdrachten (zie U.S. District Court van 3 juni 2011 Branin v. TMC, nr. 6:10-cv-00050). Spectranetics c.s. heeft in dit kader gesteld dat zij pas door het uitbrengen van de onderhavige dagvaarding op 25 maart 2011 op de hoogte raakte van het bestaan van de Bonusregeling. [eiseres] heeft dit niet (althans niet voldoende gemotiveerd) weersproken, zodat de juistheid van deze stelling van Spectranetics c.s. in het kader van dit incident als vaststaand moet worden aangenomen.
Tussen partijen is in ieder geval niet in geschil dat de handelingen die door [eiseres] als fraude zijn bestempeld (ruim) voor voormelde datum zijn verricht, zodat Spectranetics c.s. de gestelde fraude niet met de vereiste wetenschap over de situatie van [eiseres] kan hebben gepleegd. Daarom moet er vooralsnog van worden uitgegaan dat een vordering van [eiseres] op basis van ‘actual fraud’ op basis van het recht van Virginia niet voor toewijzing in aanmerking zou komen.
‘Tortious interference’
4.19. Voor zover de grondslag van de vordering van [eiseres] tevens moet worden gezien als een beroep op ‘tortious interference of business expectancy’ of ‘tortious interference with business rights’ geldt hetzelfde, nu naar het recht van de staat Virginia vereist is dat Spectranetics c.s. bij het plegen van de onrechtmatige handelingen wetenschap moet hebben gehad van de ‘business expectancy’ of ‘business rights’ van [eiseres] (Supreme Court of Virginia 7 september 1984 Glass v Glass, 228 Va. 39, S.E.2d 69 (1984).
Conclusie
4.20. Uit het voorgaande volgt dat zodanig onaannemelijk is dat [eiseres] naar het recht van de staat Virginia jegens Spectranetics c.s. een vordering toekomt uit onrechtmatige daad, dat de vordering - ook voor zover deze ziet op onrechtmatige handelingen van Spectranetics Corporation van na november 2003 - als ondeugdelijk moet worden aangemerkt. Gelet op het onder 4.6 overwogene geldt dit oordeel ook voor de vorderingen die tegen Spectranetics B.V. zijn ingesteld.
Schadevergoeding 100.0000 Shekels
4.21. Voormelde conclusie geldt ook voor de bij akte van 20 juli 2011 door [eiseres] gedane vermeerdering van eis in de hoofdzaak met een bedrag van 100.000 Israelische shekels bij wijze van ‘straf-schadevergoeding’ op grond van artikel 12 van de Israëlische wet op onrechtmatig handelen in handelszaken 1999. Afgezien van het feit dat onrechtmatig handelen aan de zijde van Spectranetics c.s. vooralsnog niet is komen vast te staan, en gelet op het voorgaande dat vooralsnog moet worden geoordeeld dat het Israëlische recht niet van toepassing is, geldt dat een dergelijke vordering (strekkende tot betaling van ‘punitive damages’) in strijd is met de Nederlandse openbare orde in de zin van artikel 10:6 BW, nu dit een bovenmatige schadevergoeding zou inhouden tot een hoogte die volledig in strijd is met het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht (vgl. Tekst en Commentaar artikel 10:6 BW, aantekening 2c). Om die reden is ook deze vordering ondeugdelijk.
4.22. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering tot opheffing van de beslagen toewijsbaar is.
Verbod beslaglegging of gebod overleggen kopie vonnis bij beslagrekest
4.23. Ter onderbouwing van haar vordering om [eiseres] te verbieden opnieuw beslag te leggen ten laste van Spectranetics c.s. heeft Spectranetics c.s. aangevoerd dat zij er belang bij heeft om in het vervolg verschoond te blijven van ongefundeerde en vexatoire acties van [eiseres].
4.24. De rechtbank constateert dat het gevorderde verbod tot beslaglegging strekt tot beperking van het fundamentele recht op toegang tot de rechter. Voor een dergelijke beperking is alleen grond, indien een partij door de wijze van procesvoering misbruik heeft gemaakt van procesrecht. Van een dergelijke situatie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Het onderhavige beslag is - voor zover de rechtbank bekend - de eerste keer dat [eiseres] beslag heeft gelegd ten laste van Spectranetics c.s. met betrekking tot beweerdelijke onderrapportage en onderbetaling. Weliswaar zijn in het verleden meerdere procedures over die kwestie gevoerd, maar die procedures zijn niet door [eiseres] ingesteld, maar door een derde, Fox. Spectranetics c.s. heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat [eiseres], zoals Spectranetics c.s. stelt, als strovrouw van Fox moet worden aangemerkt, zodat een eventuele onrechtmatige wijze van procesvoering door Fox niet zonder meer aan [eiseres] kan worden toegerekend. Het voorgaande betekent dat de conclusie niet gerechtvaardigd is dat [eiseres] door het leggen van de onderhavige beslagen, althans haar procesvoering jegens Spectranetics c.s. in het algemeen misbruik van procesrecht heeft gemaakt. De vordering strekkende tot een verbod opnieuw beslag te leggen ten laste van Spectranetics c.s. is dan ook niet toewijsbaar.
4.25. De rechtbank constateert wel dat uit het dossier blijkt dat er sprake is van enige samenwerking tussen Fox en [eiseres] met betrekking tot het voeren van procedures tegen Spectranetics c.s. Dit valt onder meer af te leiden uit het feit dat Fox en [eiseres] hetzelfde Nederlandse advocatenkantoor hebben ingeschakeld, dat Fox aan [eiseres] volledige inzage heeft gegeven in de relevante processtukken in de gerelateerde procedure en dat de stellingen van Fox in een andere procedure volledig en letterlijk onderdeel zijn gemaakt van de stellingen van [eiseres] in deze procedure. Daarnaast is de Bonusregeling die onderwerp is van deze procedure destijds door Fox (namens Lucre) overgedragen aan [eiseres]. Gelet op het belang bij een correcte voorlichting van beslagrechters over de hiervoor geschetste achtergrond van het onderhavige geschil en het feit dat deze achtergrond in het onderhavige beslagrekest door [eiseres] onvoldoende tot uitdrukking is gebracht, acht de rechtbank voldoende aanleiding aanwezig om [eiseres] te verplichten om bij een toekomstig verzoek tot het leggen van beslag ten laste van Spectranetics c.s. een kopie van het onderhavige vonnis te overleggen. De vordering zal dan ook in zoverre worden toegewezen. De rechtbank acht wel termen aanwezig om de gevorderde dwangsom te matigen.
Proceskosten incident
4.26. [eiseres] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
5. De beoordeling in de hoofdzaak
5.1. De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
5.2. Elk van partijen wordt verzocht uiterlijk twee weken voor de zittingsdatum aan de rechter (t.a.v. Zittingsplanning Civiel, kamer H2.39 van het gebouw van de rechtbank aan het Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht) en aan de wederpartij toe te zenden (kopieën van) de bescheiden (voor zover nog niet in het geding gebracht) waarop zij ter comparitie een beroep wenst te doen.
5.3. Gelet op de tussen partijen tot op heden gewisselde uitgebreide processtukken en de in het kader van het incident gehouden pleidooien doet zich de vraag voor of de vorderingen in de hoofdzaak door partijen niet reeds voldoende zijn toegelicht. Als partijen er in onderling overleg de voorkeur aan geven dat de rechtbank direct uitspraak doet, dan kunnen zij dat middels akte kenbaar maken op de hierna te bepalen roldatum. In dat geval zullen de in het kader van het incident ingenomen stellingen beschouwd worden als stellingen in de hoofdzaak, zal de comparitie geen doorgang vinden en zal een datum voor de uitspraak worden bepaald.
5.4. Indien partijen niet direct uitspraak van de rechtbank wensen, zal de comparitie van partijen doorgang vinden en heeft [eiseres] de gelegenheid om een conclusie van antwoord in reconventie ter comparitie te nemen. [eiseres] moet een schriftelijke conclusie uiterlijk twee weken voor aanvang van de comparitie aan de wederpartij en aan de rechtbank toezenden. Na de comparitie kan deze conclusie niet meer genomen worden.
5.5. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident
6.1. heft op de door [eiseres] op 19 juli 2011 ten laste van Spectranetics c.s. gelegde beslagen,
6.2. veroordeelt [eiseres] om bij toekomstige verzoekschriften tot het leggen van beslag ten laste van Spectranetics Corporation en/of Spectranetics B.V. een kopie van dit vonnis te overleggen,
6.3. bepaalt dat [eiseres] aan Spectranetics c.s. een dwangsom verbeurt van € 100.000,-- voor iedere keer dat [eiseres] in strijd handelt met de onder 6.2 opgenomen veroordeling,
6.4. veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident, aan de zijde van Spectranetics c.s. tot op heden begroot op € 1.356,00,
6.5. verklaart het onder 6.1 tot en met 6.4 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad,
6.6. wijst af het meer of anders gevorderde,
in de hoofdzaak
6.7. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 22 februari 2012 voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder 5.3,
6.8. beveelt - onder de voorwaarde dat partijen blijkens de onder 6.7 bedoelde aktes niet direct vonnis in de hoofdzaak wensen - een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van de meervoudige kamer bestaande uit mrs. R.A. Steenbergen, H.M.M. Steenberghe en G.V.M. Veldhoen in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1; de datum en het tijdstip van deze comparitie zullen door de rechtbank worden bepaald nadat de hiervoor opgenomen voorwaarde in vervulling is gegaan,
6.9. bepaalt dat [eiseres] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat Spectranetics Corporation en Spectranetics B.V. dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is hen te vertegenwoordigen,
6.10. bepaalt dat de partij die op het door de rechtbank te bepalen tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de bepaling van de datum voor de comparitie schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de sector handel en kanton - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.A. Steenbergen, H.M.M. Steenberghe en G.V.M. Veldhoen, bijgestaan door mr. W.A. Visser als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2012.?