Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 308314 / HA ZA 11-1248
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] ACCOUNTANTS EN ADVISEURS B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat mr. T.A.A.J.M Weierink te Arnhem,
procesadvocaat mr. E.H. de Jonge-Wiemans te Utrecht,
[gegaagde],
wonende te [vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.T.G. Boeters te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gegaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 oktober 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 8 februari 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gegaagde] is in 2006 begonnen met de eenmanszaak [X] in [vestigingsplaats], in het kader waarvan hij een lunchroom dreef en zich daarnaast bezighield met cateringactiviteiten. Aanvankelijk had hij een boekhouder aan wie hij per maand ongeveer
€ 600,-- betaalde. In november 2006 heeft hij zich gewend tot de heer [A] (hierna: [A]), werkzaam bij [naam] en [bedrijf 2] in [vestigingsplaats] (hierna: [naam]). [gegaagde] heeft [A] toen meegedeeld dat hij de kosten van zijn toenmalige boekhouder te hoog vond en hij heeft [A] gevraagd om een offerte uit te brengen.
2.2. Bij brief van 17 november 2006 heeft [A] namens [naam] een offerte uitgebracht voor het verrichten van (accountancy-)werkzaamheden voor [X]. Dit voorstel hield onder meer in dat [naam] de salarisadministratie zou doen, de jaarrekening zou samenstellen en de aangiften inkomstenbelasting voor [gegaagde] en zijn echtgenote zou opstellen. De kosten voor deze werkzaamheden werden door [naam] geschat op € 4000,-- exclusief BTW per jaar, er vanuit gaande dat [gegaagde] zelf de administratie van [X] zou verzorgen. De offerte hield ook in dat een medewerker van [naam], [Y] (hierna: [Y]), [gegaagde] in het begin zou helpen bij het opzetten van de administratie en de inrichting van het boekhoudpakket en dat zij in 2007 na afloop van elk kwartaal de administratie met [gegaagde] zou doornemen en aansluitend een kwartaalrapportage van het resultaat van de onderneming zou opstellen. Deze extra werkzaamheden werden door [naam] geschat op € 1500,--, terwijl werd aangegeven dat het uurtarief van [Y] op dat moment € 40,-- bedroeg. Voorts staat in de offerte:
“[…] Voor de onderbouwing van de schatting zijn wij uitgegaan van de volgende uren besteding uitgangspunten.
- Salarisadministratie:
zes medewerkers waarvan 2 fulltime en 4 op basis van gewerkte uren.
72 stroken op jaarbasis à 12,50 per strook (inclusief aangiften loonheffingen en jaarafsluiting);
- Jaarrekening en enige vragen gedurende het jaar:
32 uur junior assistent accountant
8 uur junior senior assistent accountant
6 uur registeraccountant / belastingadviseur
2 uur typekamer
- Aangiften inkomstenbelasting:
3 uur assistent
1 uur belastingadviseur
[…]
Onze uiteindelijke declaraties zullen gebaseerd zijn op de werkelijk bestede tijd, tegen de geldende tarieven. Voor 2006 zijn deze per uur (exclusief omzetbelasting) als volgt:
Registeraccountant/belastingadviseur € 100,=
administratief medewerker € 40,=
junior assistent – accountant € 50,=
senior assistent – accountant € 65,=
salarisadministrateur € 50,=
typekamer € 32,50
Jaarlijks vindt een aanpassing van onze tarieven plaats. […]”
2.3. Op 15 december 2006 heeft [gegaagde] [eiseres] per e-mail meegedeeld dat hij met ingang van 1 januari 2007 van de diensten van [naam] gebruik wilde maken.
2.4. In de loop van 2007 zijn de werkzaamheden van [naam] ten behoeve van [X] met instemming van [gegaagde] uitgebreid met het verzorgen van de administratie en met het opstellen en indienen van de aangiften omzetbelasting.
2.5. Begin juli 2007 heeft [gegaagde] zijn bedrijfsmatige activiteiten uitgebreid met cafetaria [B], eveneens gevestigd te [vestigingsplaats].
2.6. [naam] is met ingang van 1 juli 2007 samengegaan met [eiseres]. In een gezamenlijke brief van [naam] en [eiseres] van 10 juli 2007 aan [gegaagde] is laatstgenoemde van de samenvoeging op de hoogte gesteld. Voorts staat in deze brief:
“[…] Vanaf 1 juli 2007 gelden de algemene voorwaarden van de [eiseres] Groep. Bij deze brief ontvangt u daarvan een exemplaar. […]”
2.7. In een brief van [eiseres] aan [gegaagde] van 7 februari 2008 staat het volgende:
“[…] In verband met de overname door de [eiseres] Groep ontvangt u hierbij de geactualiseerde door u aan [naam] registeraccountants en belastingadviseurs B.V. verstrekte opdrachtbevestiging. Over de opdracht berichten wij u als volgt.
Inhoud van de opdracht
U hebt aan ons opdracht gegeven tot het samenstellen van de jaarrekening van uw ondernemingen “Kwalitaria [X]” en “Kwalitaria en [B]”. […]
Overige werkzaamheden
Naast de samenstelling van de jaarrekening zullen wij voor u nog de volgende werkzaamheden verrichten (indien van toepassing):
- Het verzorgen van de administratie van de onderneming;
- Het opstellen van prognoses op basis van door u verstrekte informatie hiertoe;
- Het verstrekken van adviezen omtrent de administratieve organisatie en interne controle;
- Het verzorgen van de aangifte(n) omzetbelasting;
- Het verzorgen van de fiscale aangifte(n) inkomstenbelasting en premies voor uzelf en uw partner;
- Het verzorgen van de loonadministratie, elektronische loonaangifte en indien van toepassing de loonopgave naar het pensioenfonds;
- De behandeling van verzoek- en bezwaarschriften inzake fiscale aangelegenheden;
- De behandeling van fiscale procedures en die op het gebied van werknemersverzekeringen;
- De advisering omtrent juridische en fiscale aangelegenheden.
Ten aanzien van de fiscale werkzaamheden in ruime betekenis verleent u machtiging tot het voeren van correspondentie met de belastingdienst en het elektronisch verzenden van alle aangiften.
Honorarium
Ons honorarium is gebaseerd op de tijdsbesteding en de te maken kosten van onze medewerkers. De individuele tarieven zijn gebaseerd op de mate van verantwoordelijkheid en vereiste ervaring en bekwaamheid van elke medewerker.
Algemene voorwaarden
Wij merken op dat op deze opdracht de algemene voorwaarden van [eiseres] Accountants en [naam] van toepassing zijn. Een exemplaar van deze voorwaarden heeft u in 2007 reeds ontvangen. […]”
[gegaagde] en zijn echtgenote hebben deze brief voor akkoord ondertekend en in mei 2008 aan [eiseres] teruggestuurd.
2.8. [naam] heeft nooit een factuur aan [gegaagde] gezonden. De eerste factuur van [eiseres] (25 oktober 2007) ten behoeve van [X] heeft zowel betrekking op werkzaamheden van [naam] als van [eiseres]. [gegaagde] heeft deze factuur, ter hoogte van
€ 4.439,30 inclusief BTW, betaald. Met betrekking tot de tweede factuur van [eiseres] voor werkzaamheden verricht ten behoeve van [X], ter hoogte van € 2.198,63 inclusief BTW en gedateerd 18 januari 2008, heeft [gegaagde] € 1000,-- betaald.
2.9. De eerste twee facturen van [eiseres] voor werkzaamheden ten behoeve van [B], ter hoogte van € 1.488,69 (18 januari 2008) respectievelijk € 1.704,08 (22 april 2008), zijn door [gegaagde] betaald.
2.10. Alle volgende facturen van [eiseres] heeft [gegaagde] onbetaald gelaten. In totaal staat open een bedrag van € 21.766,52, als volgt gespecificeerd (de vermelde data zijn factuurdata en de bedragen zijn inclusief BTW):
[X]
18 januari 2008 € 1.198,53
23 april 2008 € 2.084,29
23 juli 2008 € 2.310,39
24 oktober 2008 € 4.911,73
26 januari 2009 € 1.651,13
20 februari 2009 € 1.189,41
29 april 2009 € 837,17
19 januari 2010 € 89,25
totaal [X] € 14.271,90
[B]
23 juli 2008 € 3.055,92
24 oktober 2008 € 1.481,55
26 januari 2009 € 913,92
20 maart 2009 € 1.800,47
29 april 2009 € 242,66
totaal [B] € 7.494,62
Totaal openstaand [X] en [B] € 21.766,52
2.11. Voor de werkzaamheden van [Y] heeft [eiseres] in de periode van juli 2007 tot en met december 2007 een tarief van € 50 per uur gehanteerd. In de eerste drie maanden van 2008 was dit € 55 per uur. Op enig moment in 2008 zijn de werkzaamheden van [Y] overgenomen door [C] en [D]. Het uurtarief voor [C] bedroeg in 2008 € 54,--. Voor [D] bedroeg het uurtarief in 2008 € 60,-- en in 2009 € 70,--. Voor de werkzaamheden van [A] bracht [eiseres] in 2007 € 110,-- per uur in rekening, in 2008
€ 112,-- en in 2009 € 130.
2.12. Het aantal uren dat door [eiseres] aan [gegaagde] in rekening is gebracht is als volgt (genoemde jaren zijn boekjaren, de werkzaamheden zijn verricht vanaf 1 januari 2007):
[X]
2006 59,8
2007 104,7
2008 96,9
2009 10,5
[B]
2007 65
2008 54,2
2009 6
2.13. In een e-mail van 9 april 2009 heeft [A] [gegaagde] meegedeeld dat [eiseres] in verband met het uitblijven van betalingen haar werkzaamheden ging opschorten.
2.14. Bij brief van 19 januari 2010 heeft de toenmalige advocaat van [eiseres] aan [gegaagde] urenspecificaties gezonden van de in 2.10 vermelde facturen. Op die specificaties staan aangegeven de aard van de werkzaamheden, de achternamen van de medewerkers die de werkzaamheden hebben uitgevoerd, de datum, de tijdsduur en het toegepaste uurtarief.
2.15. De algemene voorwaarden van [eiseres] (hierna: de algemene voorwaarden) luiden, voorzover in deze procedure relevant, als volgt:
“[…] Artikel 11. BETALING
1. Betaling door Cliënt van de aan Opdrachtnemer verschuldigde bedragen dient, zonder dat Cliënt recht heeft op enige aftrek, korting of verrekening, te geschieden binnen 14 dagen na de factuurdatum, tenzij Cliënt en Opdrachtnemer hierover andere afspraken hebben gemaakt. De dag van betaling is de dag van bijschrijven van het verschuldigde bedrag op de rekening van Opdrachtnemer.
2. Indien Cliënt niet binnen de in het eerste lid genoemde (fatale) termijn heeft betaald, is Cliënt van rechtswege in verzuim en is Opdrachtnemer gerechtigd om vanaf dat moment de contractuele rente van drie procent per kwartaal in rekening te brengen. Indien Cliënt in verzuim is, zijn alle vorderingen van Opdrachtnemer uit hoofde van de Overeenkomst onmiddellijk opeisbaar.
3. Indien Cliënt niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn heeft betaald, is Cliënt gehouden tot vergoeding van alle door Opdrachtnemer gemaakte gerechtelijke en buitengerechtelijke (incasso)kosten. De buitengerechtelijke kosten zijn vastgesteld op ten minste 15% (zegge: vijftien procent) van het te vorderen bedrag met een minimum van € 250,= (zegge: tweehonderdvijftig euro). De vergoeding van de gemaakte kosten beperkt zich niet tot de eventueel door de rechter vastgestelde kostenveroordeling.
Artikel 12. KLACHT
1. Een reclame of klacht met betrekking tot de werkzaamheden en/of het factuurbedrag dient schriftelijk binnen 14 dagen na de verzenddatum van de factuur, de stukken of de informatie waarover Cliënt reclameert, dan wel binnen 14 dagen na de ontdekking van het gebrek, mits Cliënt aantoont dat hij het gebrek redelijkerwijs niet eerder kon ontdekken, aan Opdrachtnemer te worden kenbaar gemaakt, op straffe van verval van rechtsvordering. […]”
2.16. In de periode van februari 2008 tot en met februari 2010 hebben partijen uitvoerig over de facturen van [eiseres] gecorrespondeerd. Bij brief van 21 april 2009 aan [gegaagde] heeft [eiseres] voorgesteld om te overleggen over een betalingsregeling en heeft zij aangekondigd dat zij, indien het tot een procedure komt, behalve betaling van de hoofdsom ook betaling van de contractuele rente en van de buitengerechtelijke incassokosten zal vorderen. Bij brief van
26 februari 2010 heeft de toenmalige advocaat van [eiseres] aan [gegaagde] meegedeeld dat de vordering op dat moment ruim € 27.000,-- bedroeg en dat [eiseres] bereid was genoegen te nemen met betaling van € 25.000,-- binnen twee weken na dagtekening van die brief.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert, na vermindering van eis, samengevat - veroordeling van [gegaagde] tot betaling van:
- de hoofdsom van € 21.766,52
- de contractuele rente van 3% per kwartaal met ingang van de datum van de dagvaarding (10 juni 2011), subsidiair de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW) met ingang van de vervaldata van de facturen
- € 3.264,98 ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten (15% van de hoofdsom), subsidiair € 1.158 (op grond van twee punten van het liquidatietarief conform het rapport Voorwerk II)
- een vergoeding voor de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2. Aan deze vorderingen legt [eiseres] nakoming van de verbintenis tot betaling van de facturen ten grondslag, voortvloeiend uit de overeenkomst van opdracht. Zij betoogt bovendien dat het recht van [gegaagde] om bezwaar te maken tegen de (hoogte van) de declaraties is vervallen omdat hij in strijd met artikel 6:89 BW en artikel 12 lid 1 van de algemene voorwaarden niet tijdig respectievelijk niet steeds binnen 14 dagen na elke factuur schriftelijk heeft geklaagd.
3.3. [gegaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres], althans tot afwijzing van haar vorderingen, althans tot het stellen van de hoofdsom op
€ 10.000,-- exclusief BTW, met veroordeling van [eiseres] tot vergoeding van de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente. In verband hiermee voert [gegaagde] samengevat aan dat:
- artikel 6:89 BW niet van toepassing is
- de algemene voorwaarden van [eiseres] moeten worden vernietigd omdat deze hem niet ter hand zijn gesteld
- artikel 12 lid 1 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is en daarom moet worden vernietigd
- hij met [eiseres] geen hogere uurtarieven overeengekomen is dan de uurtarieven van [naam].
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank zal eerst de stellingen van partijen bespreken met betrekking tot de vraag of het recht van [gegaagde] om te klagen over (de hoogte van) de declaraties is vervallen.
Beroep op artikel 6:89 BW en op artikel 12 algemene voorwaarden
4.2. Volgens [eiseres] heeft [gegaagde] pas in april 2009 bezwaar gemaakt tegen de facturen en in verband daarmee stelt zij dat de bevoegdheid van [gegaagde] om zich tegen de vorderingen te verweren is vervallen op grond van artikel 6:89 BW. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Het opstellen en toezenden van een factuur kan niet gelden als een prestatie zoals bedoeld in artikel 6:89 BW, zodat die bepaling in dit geval geen toepassing verdient (eveneens Hoge Raad 11 mei 2001, NJ 2001, 410). Voor zover de verweren van [gegaagde] betrekking hebben op de deugdelijkheid van de door [eiseres] in zijn opdracht verrichte werkzaamheden geldt bovendien dat [eiseres] niets heeft aangevoerd op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij in haar belangen is geschaad door de lengte van de klachttermijn (Hoge Raad 25 maart 2011, LJN: BP8991). Het beroep van [eiseres] op artikel 6:89 BW wordt dan ook verworpen. Dit brengt mee dat in het midden kan blijven het antwoord op de vraag of [gegaagde] pas in april 2009 bezwaar heeft gemaakt tegen de factuur.
4.3. [eiseres] doet ook een beroep op het verval van recht, vermeld in artikel 12 lid 1 van de algemene voorwaarden (zie 2.15). Volgens [gegaagde] moeten de algemene voorwaarden (en dus ook de hier genoemde bepaling) worden vernietigd omdat deze hem niet ter hand zijn gesteld. Dit verweer slaagt niet. In de gezamenlijke brief van [naam] en [eiseres] van 10 juli 2007 staat met betrekking tot de algemene voorwaarden (zie 2.6): “Bij deze brief ontvangt u daarvan een exemplaar.” In de opdrachtbevestiging van [eiseres] van 7 februari 2008 is vermeld (zie 2.7): “Wij merken op dat op deze opdracht de algemene voorwaarden van [eiseres] accountants en adviseurs van toepassing zijn. Een exemplaar van deze voorwaarden heeft u in 2007 reeds ontvangen.” [gegaagde] heeft deze brief voor akkoord ondertekend en aan [eiseres] teruggestuurd. Hieruit volgt dat partijen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden in juli 2007 zijn overeengekomen en dat deze toen aan [gegaagde] zijn verstrekt. De stelling van [gegaagde], dat [eiseres] er niet op mocht vertrouwen dat [gegaagde] van de algemene voorwaarden kennis heeft genomen, is in dit verband niet relevant.
4.4. [gegaagde] voert ook aan dat het beding in de opdrachtbevestiging dat ziet op de (terhandstelling van de) algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is en daarom moet worden vernietigd. Artikel 6:233 onder a BW bepaalt dat een beding in algemene voorwaarden onder omstandigheden vernietigbaar is indien dit onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. De verwijzing in de brief van [eiseres] van 7 februari 2008 naar de ontvangst door [gegaagde] van de algemene voorwaarden maakt geen onderdeel uit van de algemene voorwaarden. Reeds hierom is vernietiging daarvan op grond van voornoemd wetsartikel uitgesloten. Voor zover [gegaagde] bedoelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiseres] een beroep doet op het desbetreffende onderdeel van de opdrachtbevestiging, faalt dit verweer. [gegaagde] heeft immers geen enkele omstandigheid aangevoerd die meebrengt dat een beroep hierop onaanvaardbaar is.
4.5. De rechtbank volgt [gegaagde] wel in zijn stelling dat artikel 12 lid 1 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is, gelet op de aard van de overeenkomst, de wijze van factureren, de manier waarop [gegaagde] aan de algemene voorwaarden gebonden is geraakt en het ontbreken van nadeel aan de zijde van [eiseres]. Genoemd beding bepaalt dat moet worden geklaagd binnen 14 dagen na factuurdatum dan wel binnen 14 dagen na ontdekking van het gebrek, mits de cliënt aantoont dat hij het gebrek niet eerder kon ontdekken. Op grond van de overeenkomst verrichte [eiseres] verschillende soorten werkzaamheden voor [gegaagde] tegen verschillende tarieven, en werden die werkzaamheden door verschillende personen uitgevoerd. Urenspecificaties van die werkzaamheden werden door [eiseres] niet bij haar facturen meegezonden. Na veelvuldig aandringen door [gegaagde] heeft [eiseres] in januari 2010 specificaties verstrekt. Strikt genomen kon [gegaagde] pas toen controleren of de facturen te hoog zijn. Ook indien [eiseres] direct bij haar facturen specificaties had verstrekt zou het echter, gelet op de verschillende werkzaamheden en tarieven, redelijk zijn dat [gegaagde] een contractueel langere termijn dan 14 dagen werd gegund om uit te zoeken of een factuur naar zijn mening juist is. Voorts weegt in dit verband in het nadeel van [eiseres] dat [gegaagde] niet op eigen initiatief cliënt van [eiseres] is geworden maar is geconfronteerd met de samenvoeging van [naam] met [eiseres], in het kader waarvan de algemene voorwaarden van [eiseres] eenzijdig aan hem werden opgelegd. Bovendien is ook hier van belang dat [eiseres] niets heeft aangevoerd op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij in haar belangen wordt geschaad indien een cliënt niet binnen 14 dagen na de factuurdatum over een factuur klaagt. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank artikel 12 lid 1 van de algemene voorwaarden vernietigt, zodat dit beding toepassing mist.
4.6. [gegaagde] betoogt dat [eiseres] voor haar werkzaamheden in totaal niet meer dan
€ 10.000 exclusief BTW in rekening had mogen brengen (€ 4.000,-- per jaar voor [X] en € 1.000,-- per jaar voor [B]). In verband daarmee voert hij aan dat er tussen partijen geen wilsovereenstemming bestond om [eiseres] de vrije hand te geven bij het bepalen van de uurtarieven. Voorts voert [gegaagde] aan dat het aantal door [eiseres] bestede uren buitenproportioneel is en dat [eiseres] kosten heeft doorbelast voor werkzaamheden die niet gefactureerd hadden mogen worden.
4.7. De rechtbank overweegt hierover het volgende. In de offerte van [naam] is vermeld dat jaarlijks een aanpassing van haar tarieven plaatsvindt (zie 2.2). De rechtbank gaat er van uit dat met deze jaarlijkse aanpassing is bedoeld een jaarlijkse verhoging in verband met inflatie (indexering). Partijen hebben zich niet uitgelaten over de hoogte van de uurtarieven die in rekening zijn gebracht voor de werkzaamheden van [naam] in de eerste helft van 2007. Wel blijkt uit een vergelijking met de tarieven van [naam] in 2006 dat de uurtarieven van [eiseres] in 2007 aanzienlijk hoger waren dan die van [naam] en dat [eiseres] haar tarieven in 2008 en 2009 verder heeft verhoogd (zie 2.2 en 2.11). Het uurtarief voor [Y] in de tweede helft van 2007 (€ 50,--) was 25% hoger dan het tarief in 2006 (€ 40,--). Ten opzichte van het uurtarief van [Y] in 2006 was het tarief voor de werkzaamheden van [D] in 2008 (€ 60,--) 50% hoger. Het uurtarief voor de werkzaamheden van [A] was in 2007 en 2008 (iets meer dan) 10% hoger dan in 2006 (€ 110,-- respectievelijk € 112,-- ten opzichte van € 100,--). In 2009 heeft [eiseres] de uurtarieven voor [D] en [A] fors verhoogd (€ 70,-- voor [D] en € 130,-- voor [A]).
4.8. In de opdrachtbevestiging van [eiseres] staat dat haar honorarium is gebaseerd op de tijdsbesteding en te maken kosten van haar medewerkers (zie 2.7). Anders dan in de offerte van [naam] zijn in de opdrachtbevestiging van [eiseres] geen uurtarieven genoemd. [gegaagde] neemt terecht het standpunt in dat voor de beantwoording van de vraag welke uurtarieven hij met [eiseres] is overeengekomen niet alleen de tekst van de opdrachtbevestiging van belang is maar ook de zin die partijen in de gegeven omstandigheden aan de tekst mochten geven en wat zij van elkaar mochten verwachten.
4.9. [naam] heeft nooit een factuur aan [gegaagde] gezonden. Ter zitting is namens [eiseres] verklaard dat zij met [naam] de afspraak had dat de uurtarieven binnen een bepaalde tijd zouden worden verhoogd naar de voor [eiseres] gebruikelijke uurtarieven. Volgens [gegaagde] heeft [A] hem van die afspraak niet op de hoogte gesteld, hetgeen [eiseres] niet (voldoende gemotiveerd) heeft weersproken. Evenmin heeft [eiseres] de stelling van [gegaagde] weersproken dat [A] bij de overgang van [naam] naar [eiseres] tegen [gegaagde] heeft gezegd dat alles bij het oude zou blijven. Onder deze omstandigheden moest [eiseres] begrijpen dat [gegaagde] er van uit zou gaan dat [eiseres] dezelfde uurtarieven in rekening zou brengen als de tarieven voor 2006 die door [naam] waren genoemd in haar offerte, met jaarlijks een verhoging in verband met indexering. Op grond van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat [eiseres] in 2007 tot en met 2009 te hoge uurtarieven aan [gegaagde] in rekening heeft gebracht.
Aantal uren en gedeclareerde werkzaamheden
4.10. [gegaagde] betoogt dat [eiseres] een buitenproportioneel aantal uren aan haar in rekening heeft gebracht. Volgens [gegaagde] had [eiseres] voor [X] per jaar niet meer dan
€ 4.000,-- exclusief BTW in rekening mogen brengen en voor [B] niet meer dan
€ 1.000,-- exclusief BTW, gelet op de offerte van [naam], waarin werd gesproken van 52 uur werk per jaar. Dit verweer wordt verworpen. In de eerste plaats is [naam] uitgegaan van meer dan 52 uur. Het saldo van 52 uur volgt uit de optelsom van de geraamde uren voor het opstellen van de jaarrekening, het beantwoorden van enige vragen gedurende het jaar en voor het verzorgen van de aangiften inkomstenbelasting. Voor het doen van de salarisadministratie heeft [naam] geen aantal uren begroot, terwijl met die werkzaamheden uiteraard wel tijd gemoeid is. Voorts is [naam] er in haar offerte vanuit gegaan dat [gegaagde] zelf de administratie en de aangiften omzetbelasting van [X] zou verzorgen. [gegaagde] heeft er echter al in de loop van 2007 mee ingestemd dat [naam] die werkzaamheden ging verrichten. [eiseres] heeft die werkzaamheden vervolgens ook uitgevoerd. Daarnaast is [eiseres] vanaf begin juli 2007 ook voor [B] werkzaamheden gaan verrichten. In de offerte van [naam] is daarmee geen rekening gehouden. Weliswaar leverde [gegaagde] het grootste deel van de gegevens uit de administratie voor [B] digitaal aan maar het is aannemelijk dat de controle daarvan ook werkzaamheden meebrengt, zoals [eiseres] betoogt. Voorts was [eiseres] met betrekking tot [B] belast met het handmatig in de computer invoeren van alle bankafschriften van [B], met het opstellen van de jaarrekening en met het verzorgen van de aangiften omzetbelasting. De rechtbank concludeert dan ook dat het aantal door [eiseres] in rekening gebrachte uren (zie 2.12) niet buitenproportioneel is. De omstandigheid dat de huidige boekhouder van [gegaagde] voor de hier genoemde werkzaamheden minder uren in rekening brengt maakt dit oordeel niet anders.
4.11. [gegaagde] betoogt ook dat [eiseres] kosten heeft doorbelast voor werkzaamheden die niet gefactureerd hadden mogen worden. In verband daarmee voert hij aan dat [eiseres] kosten in rekening heeft gebracht voor secretariële ondersteuning, het opruimen van stukken/archiveren, het installeren van programma's en intern overleg tussen een senior accountant en een medewerker. Nog afgezien van de omstandigheid dat [gegaagde] niet heeft aangegeven welk bedrag hiermee gemoeid is, is de rechtbank van oordeel dat het een accountantskantoor vrijstaat dergelijke werkzaamheden bij haar cliënten in rekening te brengen. Het is ook niet ongebruikelijk. [gegaagde] voert ook aan dat [eiseres] op 19 januari 2010 nog een bedrag van € 89,25 aan hem in rekening heeft gebracht, terwijl [eiseres] haar werkzaamheden al op 9 april 2009 heeft opgeschort. Zoals [eiseres] ter zitting terecht heeft betoogd blijkt uit de bij die factuur horende urenspecificatie dat het werkzaamheden betreft die kort voor 9 april 2009 zijn verricht. Dit verweer slaagt dus niet.
Conclusie / voortgang van de procedure
4.12. Samengevat luidt de conclusie dat:
- met uitzondering van artikel 12 alle bepalingen uit de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht (dus ook de bepalingen ter zake van de contractuele rente en de buitengerechtelijke kosten)
- [eiseres] alle op haar urenspecificaties vermelde werkzaamheden bij [gegaagde] in rekening heeft mogen brengen
- [eiseres] daarbij te hoge uurtarieven heeft gehanteerd.
4.13. Vooralsnog kan de rechtbank niet vaststellen welk bedrag [gegaagde] aan [eiseres] verschuldigd is. Ter vaststelling van dat bedrag dient [eiseres] voor alle openstaande declaraties bij akte nieuwe urenspecificaties in het geding te brengen, met toepassing van de uurtarieven van [naam] uit 2006, met een gebruikelijke jaarlijkse verhoging in verband met indexering. De rechtbank zal de zaak in verband daarmee naar de rol verwijzen. [gegaagde] zal op de akte van [eiseres] vervolgens bij antwoordakte mogen reageren.
4.14. Alle overige beslissingen zullen worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 18 april 2012 voor het nemen van een akte door [eiseres] over hetgeen is vermeld onder 4.13, waarna [gegaagde] op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2012.?