ECLI:NL:RBUTR:2012:BW0993
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.P. Killian
- E.A. Messer
- P.W.G. de Beer
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak
In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Utrecht op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in de procedure met parketnummer 16/711981-09. De rechtbank legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag van € 160.498,-, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de zitting op 13 maart 2012 zijn de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman gehoord. De officier van justitie handhaafde een vordering van € 305.000,-, terwijl de raadsman pleitte voor afwijzing van de gehele vordering zonder specifiek verweer tegen de berekeningen. De rechtbank oordeelt dat de grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals neergelegd in het proces-verbaal, in beginsel juist is en niet gemotiveerd is weersproken door de verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er meerdere oogsten zijn geweest in de betrokken ruimtes, en op basis van de bevindingen in het dossier komt zij tot de conclusie dat er in ruimte 1 minimaal één eerdere oogst is geweest en in ruimte 2 en 3 minimaal twee eerdere oogsten. De rechtbank maakt de uitgangspunten van de officier van justitie tot de hare en komt tot de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 160.498,-. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank legt de veroordeelde de verplichting op om dit bedrag aan de staat te betalen. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 maart 2012.