RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton
kantonrechter
zaaknummer: 72[woonplaats] 10-18343 H/4087
vonnis d.d. 1 februari 2012
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiseres],
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.F.J. Martens,
1. de coöperatie
de coöperatieve vereniging Rabobank Utrecht e.o. u.a.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. de coöperatie
Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A., genaamd Rabobank Nederland,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder ook te noemen Rabobank c.s.,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.C. van Deventer.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 19 januari 2011.
[eiseres] heeft voorafgaand aan de comparitie nog stukken in het geding gebracht.
De comparitie is gehouden op 22 april 2011. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
[naam] heeft voor repliek en Rabobank heeft voor dupliek geconcludeerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
2.1. [eiseres] is in 1985 in dienst getreden bij de Rabobank-organisatie. Laatstelijk was zij werkzaam voor Rabobank Utrecht e.o. in de functie van risico- en procescontroller.
2.2. Op 5 april 2005 heeft bij de afdeling Crisismanagement en Fraudebestrijding van Rabobank Nederland thans geheten de afdeling “Directoraat Toezicht, Crisismanagement en Fraudebestrijding” een anonieme telefonische melding over [eiseres] ontvangen. De inhoud van deze melding en het vervolg daarop zijn vastgelegd in een verslag, waarvan de voor deze procedure relevante inhoud hieronder wordt weergegeven:
“Op 5 april 2005 wordt telefonisch een anonieme tip ontvangen. (...) In dit gesprek wordt medegedeeld dat een crimineel genaamd [crimineel] contacten heeft met een medewerkster van de Rabobank, genaamd [eiseres]. Zij zou met de man een relatie hebben en voor hem in het criminele circuit hand- en spandiensten verrichten, waaronder het uitbetalen van grote sommen geld aan criminelen.
(...)
In 1995 is er door medewerkers van de afdeling C&F een onderzoek ingesteld naar de persoon [crimineel]. Dit n.a.v. een fraude-incident. (...) Rondom deze transactie waren een aantal opmerkelijke dingen gebeurd, waardoor het gerechtvaardigd was om [eiseres] [=[eiseres]] te interviewen. In dit interview gaf zij aan dat zij een goede bekende van [crimineel] was. Haar opzettelijke betrokkenheid bij de fraude kon niet worden vastgesteld. Daar zij de bank ging verlaten is er geen ontslagprocedure aangevangen. Tevens waren er geen voldoende gronden om haar in EVR of in IVR te registreren.”
De uitkomst van het onderzoek is medegedeeld aan [eiseres].
2.3. De anonieme telefonische melding over [eiseres], het onderzoek naar deze melding en de uitkomst(en) van het onderzoek zijn opgenomen in een zogenaamd incidentenregister dat wordt beheerd door medewerkers van de afdeling Crisismanagement en Fraudebestrijding van Rabobank Nederland. Het incidentenregister is uitsluitend toegankelijk voor de medewerkers van de afdeling Crisismanagement en Fraudebestrijding die het register beheren. De afdeling Crisismanagement en Fraudebestrijding heeft Rabobank Utrecht e.o. op de hoogte van gebracht van de melding en de uitkomst van het onderzoek naar [eiseres].
2.4. Het onder 2.2 genoemde incident is niet opgenomen in de interne verwijzingsapplicatie (IVA) die toegankelijk is voor de Rabobankgroep en/of de externe verwijzingsapplicatie (EVA) die toegankelijk is voor alle bancaire instellingen in Nederland.
2.5. Op de screening van (kandidaat-)medewerkers in (integriteits)gevoelige functies is de Regeling Screening Rabobank Groep van toepassing. In 2006 vond deze regeling haar basis in het (inmiddels vervallen) Besluit Integere Bedrijfsvoering, Kredietinstellingen en Verzekeraars en de (inmiddels vervallen) Regeling Integriteitsgevoelige functies kredietinstellingen en verzekeraars en thans in het Besluit prudentiële regels Wft.
2.6. Op 29 mei 2006 is [eiseres] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan met Rabobank Bergeijk voor de functie van controller bedrijfsmanagement onder de opschortende voorwaarde dat de nog op te vragen werkgeversverklaringen geen aanleiding geven om aan de betrouwbaarheid van de medewerker te twijfelen.
2.7. Bij brief van 30 mei 2006 heeft [eiseres] de arbeidsovereenkomst met Rabobank Utrecht e.o. opgezegd.
2.8. In het kader van de screening ten behoeve van de sollicitatieprocedure van [eiseres] bij Rabobank Bergeijk is het incidentenregister van Rabobank Nederland bevraagd. Deze bevraging heeft niet geleid tot een negatief advies. Ook heeft de heer [directeur Rabobank Bergeijk], (toenmalig) algemeen directeur van Rabobank Bergeijk referenties ingewonnen bij de heer [directeur Rabobank Utrecht], (indertijd) algemeen directeur van Rabobank Utrecht e.o. De heer [directeur Rabobank Utrecht] heeft in het gesprek met de heer [directeur Rabobank Bergeijk] medegedeeld dat er een intern onderzoek naar [eiseres] is uitgevoerd en welke aanleiding dit onderzoek heeft gehad.
2.9. Bij brief van 22 juni 2006 geeft de heer [directeur Rabobank Bergeijk] te kennen niet over te zullen gaan tot een aanstelling bij Rabobank Bergeijk, hetgeen als volgt wordt gemotiveerd:
“Uit informatie die ons is aangereikt door uw vorige werkgever, Rabobank Utrecht-Nieuwegein, bestaat bij ons twijfel ten aanzien van uw betrouwbaarheid als medewerker bij onze bank. Deze twijfel is gestoeld op de informatie dat u contacten heeft of heeft gehad met personen met een criminele achtergrond. Wij hebben uit de informatie begrepen dat dit weliswaar niet heeft geleid tot maatregelen tegen u, maar dat niettemin het vertrouwen in u is geschonden.”
2.10. Van 2007 tot 2008 heeft [eiseres] een dienstverband gehad met Motivity.
2.11. Van 2008 tot 2009 heeft [eiseres] een dienstverband bij Glascon gehad. In het kader van een opdracht die zij voor Glascon bij SNS Bank zou gaan uitvoeren zijn referenties nagetrokken. Bij brief van 17 september 2008 informeert de heer [medewerker veiligheid SNS], senior medewerker Veiligheidszaken van SNS Bank, [eiseres] als volgt: “bij uw screening [zijn] referenties ingewonnen bij een van uw laatste werkgevers. Hier vernamen wij dat u betrokken was bij een intern onderzoek. Op grond hiervan hebben wij een negatief pre-employmentsceeningsadvies gegeven.”
2.12. In augustus 2009 is [eiseres] met Rabobank Valkenswaard en Waalre overeengekomen dat zij in dienst zou treden als procescontroller. Een integriteitsonderzoek maakt deel uit van de sollicitatieprocedure. Bij e-mailbericht van 25 augustus 2011 deelt de heer [directeur Rabobank Valkenswaard], algemeen directeur van Rabobank Valkenswaard en Waalre, het volgende mee aan [eiseres]:
“(...)
In aansluiting op ons telefoongesprek van jl. 24 augustus bevestig ik hierbij, dat wij niet overgaan tot aanstelling van jou als procescontroller bij onze bank.
Voorwaarde voor indiensttreding is de ontvangst van een verklaring van betrouwbaarheid van vorige werkgevers, dit betreft een wettelijke verplichting. Op ons verzoek deze verklaring te verstrekken is negatief gereageerd ondermeer door een voormalige Rabobank. Ik kan je dan ook niet anders berichten, dan dat wij geen arbeidsovereenkomst met je aangaan.
(...)”
In aanvulling op voorgaand e-mailbericht stuurt de heer [directeur Rabobank Valkenswaard] aan [eiseres] op 1 september 2009 het volgende e-mailbericht:
“(...)
In het kader van de door jouw ondertekende verklaring inzake screening heb je twee voormalige werkgevers aangedragen waar wij konden informeren. Daar hebben wij gebruik van gemaakt naast het raadplegen van Rabobank Nederland. De screeningsprocedure heeft tot een zodanige informatie geleid, dat wij besloten hebben geen arbeidsovereenkomst met je aan te gaan.
(...)”
2.13. Bij brief van 25 november 2009 deelt de heer [teamleider screeningsonderzoek], teamleider van het team dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van het screeningsonderzoek, mee aan Rabobank Valkenswaard en Waalre:
“Hierdoor berichten wij u dat de eerder door ons gedane melding van het interne onderzoek met betrekking tot mw. [eiseres], wonende te [woonplaats] op een misverstand berust en geen belemmering oplevert in het kader van de pre-employmentscreening.”
3.1. [eiseres] vordert, voor zo ver mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat Rabobank c.s. gehouden is om aan [eiseres] een schadevergoeding uit te keren op grond van een toerekenbare tekortkoming uit hoofde van de arbeidsovereenkomst die destijds tussen partijen werd overeengekomen dan wel op grond van een onrechtmatige daad naar aanleiding van onrechtmatig handelen rondom de destijds tussen partijen vigerende arbeidsrelatie, althans na afloop daarvan, ter zake door [eiseres] gederfde inkomsten en geleden financiële schade alsook immateriële schade en daarbij voorts te bepalen dat de betreffende schade nader wordt opgemaakt in een schadestaatprocedure, met veroordeling van Rabobank c.s. in de proceskosten.
3.2. Op hetgeen partijen over en weer hebben gesteld, wordt hierna, voor zo ver van belang voor de beoordeling van dit geschil, nog teruggekomen.
Beoordelingskader
4.1. Voorop staat dat een (voormalig) werkgever gehouden is in het kader van een sollicitatieprocedure van de werknemer aan de (potentiële) nieuwe werkgever van de werknemer een waarheidsgetrouw beeld van de werknemer te verstrekken. Dit geldt zowel voor de situatie dat de (voormalig) werkgever op verzoek van de werknemer als referent optreedt, als voor de gevallen waarin de (voormalig) werkgever buiten de werknemer ongevraagde informatie verstrekt. Wel dient de (voormalig) werkgever bij het verstrekken van informatie over de werknemer de op haar rustende zorgvuldigheidsnorm in acht te nemen en een afweging te maken tussen het belang van de (potentiële) nieuwe werkgever bij het verkrijgen van waarheidsgetrouw beeld van de werknemer enerzijds en de belangen van de werknemer anderzijds. (Integriteits)onderzoeken naar een werknemer en de uitkomsten daarvan zijn in beginsel niet uitgezonderd van deze informatieverstrekking en in een aantal gevallen heeft de (voormalig) werkgever zelfs de (wettelijke) plicht om melding te maken van een dergelijk onderzoek. De (voormalig) werkgever moet van geval tot geval een eigenstandige belangenafweging te maken of een melding over een integriteitsonderzoek en de uitkomst daarvan noodzakelijk is.
4.2. Bij het maken van deze belangenafweging heeft te gelden, zo overweegt de kantonrechter, dat het een feit van algemene bekendheid is dat de enkele wetenschap dat een (integriteits)onderzoek is uitgevoerd naar een werknemer, ook als de uitkomst van dit onderzoek in het voordeel van de werknemer is, derden in veel gevallen doet twijfelen over de integriteit van de betreffende (kandidaat-)werknemer. Dit geldt te meer in het geval de werknemer solliciteert op een functie met een hoog vertrouwelijkheidsrisico, zoals [eiseres] heeft gedaan bij Rabobank Bergeijk en Rabobank Valkenswaard en Waalre. Hieruit volgt dan ook dat, anders dan Rabobank c.s. meent, de enkele mededeling dat een integriteitsonderzoek is uitgevoerd geen neutrale mededeling is, maar in beginsel een negatieve referentie voor de werknemer oplevert. Voorts wordt overwogen dat het belang om informatie te verstrekken over een uitgevoerd integriteitsonderzoek kleiner wordt indien uit het betreffende onderzoek volgt dat er geen integriteitsrisico bestaat.
4.3. In de bancaire sector is de integriteitscontrole en de verplichting om integriteitsschendingen aan derden te melden gereguleerd. Rabobank c.s. heeft in dit verband verwezen naar het (inmiddels vervallen) Besluit Integere Bedrijfsvoering, Kredietinstellingen en Verzekeraars, de (inmiddels vervallen) Regeling Integriteitsgevoelige functies kredietinstellingen en verzekeraars, de Wet financieel toezicht en bijbehorende lagere regelgeving en de integriteitscode van de Nederlandse Vereniging van Banken. De kantonrechter stelt vast dat uit deze regelingen volgt dat er een verplichting bestaat om integriteitsschendingen of -risico's aan derden, waaronder (potentiële) nieuwe werkgevers te melden. Geen van de regelingen bevat echter een verplichting om melding te maken van een uitgevoerd integriteitsonderzoek in het geval geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van een integriteitsrisico. Nu Rabobank Nederland in onderhavige casus op basis van haar eigen onderzoek geconcludeerd heeft dan [eiseres] geen onoorbare handelingen verricht, kan het verweer van Rabobank c.s, dat zij op basis van vigerende regelgeving verplicht is om een melding te maken van het onderzoek naar [eiseres], haar niet baten.
4.4. Ten slotte heeft te gelden dat individuele Rabobanken de uitvoering van integriteitsonderzoeken, de registratie van incidenten en de screening van (nieuwe) werknemers hebben overgedragen aan Rabobank Nederland. Onder die omstandigheden is de bevoegdheid van een individuele Rabobank om mededelingen te doen over (de uitkomsten van) integriteitsonderzoeken naar werknemers beperkt. Bovendien moeten zowel (potentiële) nieuwe werkgevers als (voormalig) werknemers erop kunnen vertrouwen dat alle relevante integriteitsincidenten zijn opgenomen in het centrale register en dat buiten het register om geen aanvullende informatie beschikbaar is respectievelijk wordt verstrekt aan derden. De aanwezigheid van een (voor derden raadpleegbaar) incidentenregister maakt dan ook dat de werkgever in beginsel geen vrijheid heeft om in het kader van een referentie inlichtingen te verstrekken over integriteitsincidenten en dat zij de (potentiële) nieuwe werkgever moet verwijzen naar de instantie die het integriteitsonderzoek heeft uitgevoerd en/of het register beheert.
Geen registratie EVA en/of IVA
4.5. Rabobank c.s. stelt dat uit het onderzoek dat door Rabobank Nederland naar [eiseres] heeft uitgevoerd volgt dat niet is komen vast te staan dat [eiseres] onoorbare handelingen zou hebben verricht. Om deze reden heeft geen koppeling plaatsgevonden naar het EVA en/of het IVA en is (de uitkomst van) het onderzoek naar voornoemd incident niet opgenomen in deze registers. Dit is ook aan [eiseres] medegedeeld. Bovendien volgt uit de screening die door Rabobank Nederland wordt uitgevoerd op basis van de Screeningsregeling geen negatief advies. Tegen deze achtergrond mocht [eiseres] er dan ook op vertrouwen dat Rabobank Utrecht e.o. en Rabobank Nederland geen mededelingen zouden doen over het naar [eiseres] uitgevoerde onderzoek. Bij een dergelijke mededeling had Rabobank c.s. gezien de conclusie van het onderzoek bovendien geen enkel(e) aanleiding of gerechtvaardigd belang.
4.6. De stelling van Rabobank c.s. bij conclusie van dupliek (i) dat [eiseres] twee keer onderwerp van een (integriteits)onderzoek is geweest, (ii) dat [eiseres] althans haar echtgenoot zelf debet is aan de ontstane situatie door een anonieme melding te doen van het voorval en (iii) dat Rabobank c.s. vanuit “bedrijfsmatig oogpunt moeite heeft” met het contact tussen [eiseres] en [crimineel], is in het kader van deze procedure irrelevant en leidt dan ook niet tot een ander oordeel. Immers, deze feiten en omstandigheden waren ook al bekend ten tijde van het integriteitsonderzoek naar [eiseres] en hebben indertijd kennelijk niet in de weg gestaan aan de conclusie dat [eiseres] geen onoorbare handelingen heeft uitgevoerd en dat er geen integriteitsrisico bestond. Gesteld noch gebleken is dat zich nadien nieuwe feiten hebben voorgedaan die tot een wijziging van deze conclusie hebben moeten leiden.
4.7. Nu Rabobank Nederland op basis van een door haarzelf uitgevoerd onderzoek tot de conclusie gekomen is dat de contacten tussen [eiseres] en [crimineel] geen integriteitsrisico vormen, rustte op haar, op basis van hetgeen hiervoor is overwogen, de verplichting om geen mededeling te doen over het naar [eiseres] uitgevoerde onderzoek. Voorts is het niet aan (de directeur van) Rabobank Utrecht e.o. om op basis van een eigen afweging in het kader van een referentie een mededeling te doen over het uitgevoerde integriteitsonderzoek. Dat [eiseres] toestemming gegeven heeft voor het inwinnen van de betreffende referenties maakt nog niet dat Rabobank c.s. gevrijwaard is om in strijd met op haar rustende verplichtingen mededelingen te doen over het integriteitsonderzoek.
Sollicitatie Rabobank Bergeijk
4.8. Rabobank Nederland heeft in het kader van de sollicitatie van [eiseres] bij Rabobank Bergeijk op grond van de Screeningsregeling een uitgebreide screening gedaan naar [eiseres]. Bij deze screening, zo is van de zijde van Rabobank Nederland naar voren gebracht tijdens de comparitie, is ook het incidentenregister van de afdeling Crisismanagement en Fraudebestrijding geraadpleegd. Deze raadpleging heeft niet geleid tot een negatief advies over [eiseres]. Verder is ook niet gebleken is dat Rabobank Nederland aan Rabobank Bergeijk informatie heeft verstrekt over het integriteitsonderzoek dat naar [eiseres] uitgevoerd is.
4.9. De heer [directeur Rabobank Utrecht], (toenmalig) directeur van Rabobank Utrecht e.o., is in het kader van dezelfde sollicitatieprocedure benaderd als referent en heeft medegedeeld dat naar [eiseres] een intern onderzoek is uitgevoerd. Hiermee heeft [directeur Rabobank Utrecht], althans, Rabobank Utrecht e.o. in strijd gehandeld met de op haar rustende verplichtingen.
4.10. Voormelde mededeling is gedaan op het moment dat tussen [eiseres] en Rabobank e.o. nog een arbeidsovereenkomst bestond. Dat deze arbeidsovereenkomst reeds was opgezegd door [eiseres] maakt dit niet anders. Rabobank Utrecht e.o. heeft zich in dezen niet als een goed werkgever gedragen en is toerekenbaar tekort geschoten jegens [eiseres]. Door de mededeling over het integriteitsonderzoek naar [eiseres] heeft Rabobank Bergeijk besloten geen arbeidsovereenkomst met [eiseres] aan te gaan (zie 2.9), waarmee het causale verband tussen de normschending en de door [eiseres] gestelde schade voldoende vast staat.
Interim opdracht SNS
4.11. [eiseres] stelt dat zij ten behoeve van een (detacherings)opdracht voor Clascon bij SNS Bank toestemming heeft gegeven om haar voormalige werkgevers, i.c. Rabobank en Motivity, als referenten te benaderen. De natrekking van een van deze referenties heeft ertoe geleid dat SNS Bank een negatief pre-employmentscreeningsadvies gegeven heeft en [eiseres] niet gedetacheerd is naar SNS Bank. Uit de brief die onder 2.11 is aangehaald volgt weliswaar dat een van haar vorige werkgevers gerefereerd heeft aan een intern onderzoek, niet expliciet wordt vermeld dat Rabobank Utrecht e.o. deze mededeling heeft gedaan. Dit volgt ook niet uit andere stellingen. De stelling dat het niet anders kan dan dat Rabobank Utrecht e.o. gerefereerd heeft aan het interne onderzoek is onvoldoende specifiek. Gezien het verweer van Rabobank c.s. had het op de weg van [eiseres] gelegen haar stellingen op dit onderdeel bij conclusie van repliek nader te onderbouwen.
Sollicitatie Rabobank Valkenswaard en Waalre
4.12. Niet gebleken is dat Rabobank Valkenswaard en Waalre Rabobank Utrecht e.o. benaderd heeft als referent voor [eiseres]. Ook is niet gebleken dat Rabobank Utrecht e.o. anderszins informatie verstrekt heeft aan Rabobank Valkenswaard en Waalre.
4.13. De afdeling Crisismanagement en Fraude van Rabobank Nederland is wel geraadpleegd en heeft aan Rabobank Valkenswaard en Waalre informatie verstrekt over het interne onderzoek dat naar [eiseres] is uitgevoerd. Op basis van deze informatie, zo kan worden afgeleid uit het e-mailbericht van 1 september 2009, heeft Rabobank Valkenswaard Waalre besloten geen arbeidsovereenkomst aan te gaan met [eiseres] (zie 2.12). Rabobank Nederland heeft erkend dat zij in dit verband een onjuiste mededeling gedaan en heeft in dit verband nog een rectificatie gestuurd (zie 2.13).
4.14. De kantonrechter is van oordeel dat Rabobank Nederland in dezen in strijd met de op haar rustende verplichtingen heeft gehandeld door in het kader van voornoemde sollicitatieprocedure informatie over het onderzoek naar [eiseres] te verstrekken, terwijl zij eerder geconcludeerd heeft dat niet is komen vast te staan dat [eiseres] onoorbare handelingen heeft verricht. Juist van een afdeling die belast is met de uitvoering van integriteitsonderzoeken moet worden verwacht dat zij de negatieve gevolgen onderkent van de gevolgen van een dergelijke mededeling en dat zij in dit opzicht de grootst mogelijk zorgvuldigheid betracht. De omstandigheid dat Rabobank Nederland bijna drie maanden na dato – op 25 november 2009 – nog een brief aan Rabobank Valkenswaard en Waalre heeft gestuurd, waarin wordt benadrukt dat de melding over het interne onderzoek een misverstand is, doet aan het voorgaande niets af, te meer nu gesteld noch gebleken is dat op het moment van de rectificatie de vacature nog beschikbaar was.
4.15. Tussen Rabobank Nederland en [eiseres] heeft geen directe arbeidsrechtelijke relatie bestaan. Met het schenden van de op haar rustende verplichtingen heeft Rabobank Nederland onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres]. De kantonrechter is van oordeel dat er een causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige mededeling en de omstandigheid dat geen (onvoorwaardelijke) arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en Rabobank Valkenswaard en Waalre tot stand gekomen is, nu laatstgenoemde te kennen gegeven heeft op basis van informatie die zij van Rabobank Nederland verkregen heeft geen arbeidsovereenkomst met [eiseres] te wensen.
Schade
4.16. [eiseres] vordert om de schade nader te laten opmaken in een schadestaatprocedure. De kantonrechter ziet voldoende aanknopingspunten in het dossier om de schade in deze bodemprocedure te begroten en de zaak zonder verwijzing naar een schadestaatprocedure zelf af te doen. Hierbij heeft te gelden dat, conform artikel 6:97 BW, de schade begroot wordt op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kan de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat. Bij het bepalen van de omvang van de door [eiseres] geleden schade dienen de volgende algemene uitgangspunten in acht genomen te worden.
4.17. Bij de schadeberekening heeft te gelden dat de benadeelde zoveel mogelijk in een toestand moet worden gebracht waarin het schadeveroorzakende voorval zich niet zou hebben voorgedaan. Dit betekent in onderhavig geval dat voor het bepalen van de hoogte van de schade een vergelijking moet worden gemaakt tussen de situatie dat Rabobank c.s. niet onrechtmatig gehandeld zou hebben en de situatie dat dit wel het geval is. De stelling van Rabobank c.s. dat [eiseres] geen schade geleden heeft omdat zij zelf haar arbeidsovereenkomst met Rabobank Utrecht e.o. heeft beëindigd vóórdat een onvoorwaardelijke arbeidsovereenkomst met Rabobank Bergeijk tot stand gekomen was, wordt ter zijde gelaten. [eiseres] had er immers redelijkerwijs op mogen vertrouwen dat Rabobank Utrecht e.o. verder niet zou refereren aan het onderzoek dat naar haar was uitgevoerd. Wel is het zo dat een arbeidsovereenkomst geen garantie op inkomen en bijkomende emolumenten tot aan de datum van pensionering biedt. Voor een goede schadeberekening is dan ook van belang dat partijen zich uitlaten over de te verwachten duur van de aanstelling bij Rabobank Bergeijk respectievelijk Rabobank Valkenswaard en Waalre en de kans op een voortijdige beëindiging daarvan. Voorts dient [eiseres] zich bij akte uit te laten over haar huidige perspectief op een nieuwe aanstelling, bij voorkeur onderbouwd met cijfers, waarna Rabobank c.s. bij antwoordakte mag reageren.
4.18. Rabobank Nederland en Rabobank Utrecht e.o. zijn ieder separaat aansprakelijk voor een deel van de door [eiseres] gelden schade. Op basis van hetgeen partijen hebben aangevoerd kan thans niet worden bepaald welk deel van de door [eiseres] geleden schade moet worden toegerekend aan Rabobank Nederland en welk deel aan Rabobank Utrecht e.o. [eiseres] zal in de gelegenheid worden gesteld zich hierover bij akte uit te laten, waarna Rabobank c.s. vervolgens mag reageren.
4.19. [eiseres] vordert een vergoeding van immateriële schade. Dit onderdeel van de vordering is niet onderbouwd, zodat geen vergoeding voor immateriële schade zal worden toegewezen.
4.20. Voor het verzoek van Rabobank c.s. om bij een veroordeling tot betaling van een schadevergoeding [eiseres] te verplichten een bankgarantie te laten stellen, ontbreekt, te meer nu geen reconventionele vordering is ingesteld, een rechtsgrond. Dit verzoek wordt terzijde gelaten.
4.21. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 29 februari 2012 te 9.30 uur, waar [eiseres] zich schriftelijk dient uit te laten omtrent hetgeen is overwogen onder 4.17 en 4.18;
Rabobank c.s. zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om daarop schriftelijk te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2012.