ECLI:NL:RBUTR:2012:BW0980

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-440354-11 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepkwekerij

Op 27 maart 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 16/440354-11. De zaak betreft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 305.000,-, gerelateerd aan een hennepkwekerij. Tijdens de zitting op 13 maart 2012 zijn de verdachte, de officier van justitie en de raadsman gehoord. De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals neergelegd in het proces-verbaal, enkel betrekking heeft op de hennepkwekerij aan een specifiek adres. Aangezien de verdachte in de hoofdzaak, waarover op 27 maart 2012 uitspraak is gedaan, is vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging, heeft de rechtbank de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De rechtbank heeft in haar beoordeling de relevante stukken uit de procedure in acht genomen, waaronder de vordering en het strafdossier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/440354-11 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 27 maart 2012
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte]
geboren op [1951] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. J.A.F. Boor, advocaat te Utrecht
1. De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/711981-09 waaruit blijkt dat veroordeelde op
27 maart 2012 door de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht is veroordeeld terzake van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd in de periode van 19 oktober 2008 tot en met 19 oktober 2009, tot de in die uitspraak vermelde straf;
- het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier rechercheur bij de politie Utrecht, gesloten en ondertekend 29 november 2008, pagina 185 tot en met pagina 199 van het hoofdproces-verbaal met nummer PL0960/09-018637.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 13 maart 2012 zijn de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman gehoord.
2. De beoordeling.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 305.000,- af te wijzen. De ontneming ziet alleen op de hennepkwekerij aan de [adres] en nu zij vrijspraak vordert voor dit deel van de tenlastelegging ziet de ontnemingsvordering niet meer op verdachte.
De raadsman sluit zich bij het standpunt van de officier van justitie aan.
De rechtbank is van oordeel dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, neergelegd in het hiervoor genoemde proces-verbaal, alleen ziet op de hennepkwekerij aan de [adres]. Nu verdachte van dit deel van de tenlastelegging is vrijgesproken in de hoofdzaak waarvan de rechtbank op 27 maart 2012 uitspraak heeft gedaan, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afwijzen.
3. De beslissing.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.P. Killian, voorzitter, mr. E.A. Messer en
mr. P.W.G. de Beer, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. P. Groot-Smits en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 maart 2012.