ECLI:NL:RBUTR:2012:BV9806
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor opslaghal met kantoorruimte
Op 16 maart 2012 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning. De vergunninghouder, [bedrijf A], had op 18 januari 2012 een omgevingsvergunning verkregen voor het oprichten van een opslaghal met kantoorruimte op een perceel in [woonplaats]. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, vorderde een voorlopige voorziening omdat hij vreesde voor een toename van zwaar vrachtverkeer en de daarmee samenhangende aantasting van zijn woongenot.
Tijdens de zitting op 16 maart 2012 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoeker gehoord, maar deze werden niet als voldoende gegrond beschouwd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bezwaren van verzoeker niet in de weigeringsgronden van artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vielen. Dit betekende dat de vergunninghouder recht had op de verleende omgevingsvergunning, aangezien het bouwplan niet in strijd was met het bestemmingsplan "Bedrijventerrein IJsselveld".
De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel over de voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventuele bodemprocedure. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waarmee de vergunninghouder de mogelijkheid kreeg om met de bouw van de opslaghal te beginnen, ondanks de bezwaren van verzoeker.