6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden. Hij is daarbij uitgegaan van een nadeel van € 132.000,-, een correctie op het door de gemeente in het proces-verbaal aangegeven bedrag van € 156.201,99, omdat een deel inmiddels is verjaard.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat op grond van haar verweer dat slechts de periode vanaf 15 februari 2006 bewezen kan en mag worden verklaard, het nadeel ook veel lager is dan het door de officier van justitie gestelde nadeel van € 132.000,- . De gemeente heeft het nadeel verminderd tot € 67.383,56,-. Dit behoort volgens de verdediging te leiden tot vermindering van de strafmaat en wel zo dat een werkstraf van maximaal 240 uur kan worden opgelegd. De persoonlijke omstandigheden van haar cliënte, die in het nauw zat omdat haar echtgenoot het gezinsgeld elders besteedde en het gezin met de schulden oplaadde, de zorg voor haar thuiswonende meerderjarige geestelijk gehandicapte dochter en de gezondheidstoestand van verdachte zelf – zij lijdt aan hoge bloeddruk - zouden moeten leiden tot oplegging van een voorwaardelijke werkstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitkeringsfraude door gedurende een periode van meer dan 10 jaar stelselmatig onjuiste inlichtingen te verstrekken aan de verstrekker van haar bijstandsuitkering. Immers heeft zij telkens welbewust verzwegen dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met haar echtgenoot en vader van haar kinderen. Door aldus te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het sociale stelsel zoals dat in Nederland bestaat. Een uitkering is bedoeld om de mensen, die om wat voor reden dan ook niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien, te verzekeren van een aanvaardbaar inkomen. Misbruik van sociale voorzieningen ondermijnt het sociale stelsel. De rechtbank rekent verdachte aan dat zij gedurende een zeer lange periode welbewust heeft gefraudeerd. Zij heeft op vele momenten een bewuste afweging moeten maken omtrent hetgeen zij aan inlichtingen aan de gemeente zou verstrekken en telkens verzwegen dat haar echtgenoot, die eigen inkomsten had, deel uitmaakte van het gezin. Dat verdachte zich – zo heeft zij gesteld - daarbij niet heeft gerealiseerd dat zij zich aan een strafbaar feit schuldig maakte en in haar ogen handelde in het belang van haar gezin doet daar aan niet af. Dat het betreffende bestuursorgaan op grond van haar bevindingen een lager benadelingsbedrag heeft vastgesteld doet daaraan evenmin af.
Een fraude van dergelijke duur en omvang rechtvaardigt een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden. Gelet op de duur van de periode waarin verdachte fraude heeft gepleegd en het bedrag dat ten onrechte aan de maatschappij is onttrokken, kan in beginsel niet worden volstaan met een werkstraf en/of een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening met haar persoonlijke omstandigheden zoals door de raadsvrouwe naar voren is gebracht, waaronder de zorg voor haar dochter, en met haar blanco strafblad. De rechtbank zal verdachte een werkstraf opleggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf.