4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de informatie van de gemeente Utrecht met betrekking tot de uitkering van verdachte, de verklaringen van getuigen, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] tegenover de politie en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen omdat haar cliënt betwist dat hij wist dat het ging om geld wat uit misdrijf is verkregen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 9 oktober 2009 ontving het Team Risk en Handhaving een melding dat [medeverdachte], wonende op de [adres] in Utrecht al 14, 15 jaar samenwoont met een man, [verdachte], die zelf ook een uitkering ontvangt.
Uit dossieronderzoek blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] vanaf 27 november 2000 tot en met 1 maart 2011 een bijstandsuitkering ontvangt naar de norm van een alleenstaande. Het blijkt dat zij op de inkomstenverklaringen die zij vanaf 18 februari 2000 tot en met 28 maart 2007 heeft ingevuld en ondertekend, telkens heeft ingevuld dat zich geen wijziging in haar woonsituatie, gezinssamenstelling, burgerlijke staat, aantal kostgangers of aantal huurders heeft voorgedaan. Ook zijn de formulieren niet mede ingevuld en ondertekend - zoals verplicht is - door de persoon met wie wordt samengeleefd.
Voorts blijkt dat verdachte [verdachte] in de periode van 28 januari 2000 tot en met februari 2002 een bijstandsuitkering heeft ontvangen voor een dakloze en in verband met het bereiken van de 65-jarige leeftijd vanaf 1 maart 2002 een volledige AOW-uitkering voor een alleenstaande. Twee getuigen hebben verklaard dat vanaf het moment dat medeverdachte [medeverdachte] de flat aan de [adres] betrok, verdachte [verdachte] bij haar kwam wonen. [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat verdachte kort nadat zij de woning aan de [adres] kreeg, bij haar is gekomen. Zij heeft verklaard dat zij veel steun heeft aan verdachte, dat hij voor het eten zorgt en de was doet en dat hij de papieren voor haar invult. Verdachte woont al tien jaar bij haar. In een rapport d.d. 9 februari 2007 dat is opgemaakt door een medewerker van de sociale dienst, wordt melding gemaakt van de aanwezigheid van dhr. [verdachte] als vriend van de familie bij gesprekken van de dienst met mw. [medeverdachte] en haar dochter, die tijdelijk bij haar in huis is komen wonen. Dhr. [verdachte] is aanwezig omdat hij veel voor de familie regelt en volledig op de hoogte is van de sociale en financiële omstandigheden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet bij [medeverdachte] ingeschreven wilde staan omdat hij bang was dat hij dan zijn uitkering en daarmee zijn zelfstandigheid zou verliezen. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij vanaf het moment dat [medeverdachte] de woning aan de [adres] kreeg zijn intrek daar heeft genomen en dat hij ook weleens in de fietsenbox sliep als haar zoon of dochter kwam, welke situatie zich al twee jaar niet meer heeft voorgedaan. Hij heeft verklaard dat hij weet dat [medeverdachte] een bijstandsuitkering ontvangt, dat zij de vaste lasten betaalt, dat hij voor haar zorgt en hij drie keer per week de boodschappen doet.
De huurovereenkomst van de woning aan de [adres] tussen de verhuurder Bo-ex en de huurster, verdachte [medeverdachte] is op 27 november 2000 ingegaan en door haar op 28 november 2000 getekend.