ECLI:NL:RBUTR:2012:BV9141

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601030-11; 16/512227-09 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbraak in cafetaria in vereniging gepleegd met meerdere verdachten

Op 20 januari 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van inbraak in een cafetaria in Utrecht op 19 oktober 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen heeft ingebroken in de cafetaria, waarbij diverse goederen, waaronder sigaretten, blikjes Red Bull, een netbook en muntgeld, zijn weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de inbraak. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van het feit. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een verplicht reclasseringscontact en deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, de cafetaria, voor de kosten van nieuwe deursloten. De vordering van de benadeelde partij voor andere schade werd afgewezen, omdat deze goederen in beslag waren genomen en aan de benadeelde zouden worden teruggegeven. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601030-11; 16/512227-09 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 januari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsman mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:
Op 19 oktober 2011 te Utrecht, met anderen, heeft ingebroken in cafetaria [X], waarbij rookwaren, blikjes Red Bull, aanstekers, een netbook en een kistje met muntgeld is weggenomen;
Subsidiair:
Op 19 oktober 2011 te Utrecht samen met anderen bovengenoemde goederen heeft geheeld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisname van deze zaak, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte van [benadeelde], de aanwezigheid van verdachte en zijn mededaders in de directe omgeving van cafetaria [X] kort na de melding dat werd ingebroken, het aantreffen van uit de cafetaria gestolen goederen in de auto van verdachte en de auto van medeverdachte [medeverdachte 1], de omstandigheid dat twee van de drie verdachten beweren medeverdachte [medeverdachte 1] niet te kennen terwijl hun telefoonnummers in de mobiele telefoon van [medeverdachte 1] staan, de hoeveelheid goederen die is meegenomen en het gewicht daarvan, waaruit kan worden opgemaakt dat er meerdere personen in de cafetaria zijn geweest en de tegenstrijdige verklaringen van de verdachten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst er op dat de staandehouding van verdachte onrechtmatig is geweest, nu de verbalisanten geen enkel redelijk vermoeden van schuld konden aannemen bij de staandehouding van de auto waarin verdachte zat. Verbalisanten zien de auto, de Ford Ka, met daarin de verdachten [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], ongeveer 15 minuten na de melding van de inbraak bij de cafetaria, uit de Oude Pijlsweerdstraat komen rijden in de richting van de Nijenoord. De Ford Ka heeft de verbalisanten geen enkele aanleiding gegeven om enige betrokkenheid bij de inbraak te vermoeden. Toch wordt de auto staande gehouden en de inzittenden worden aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de inbraak. Deze staandehouding is onrechtmatig geweest en is een vormverzuim dat niet meer hersteld kan worden zoals bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Hierop staat maar één sanctie en dat is bewijsuitsluiting van al hetgeen na de staandehouding aan bewijs is vergaard.
Naar de mening van de verdediging dient verdachte op grond hiervan te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Wanneer de rechtbank van oordeel is dat het bewijs op rechtmatige wijze is verkregen, dient eveneens vrijspraak te volgen. Uit de aangifte kan de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak niet worden aangenomen.
Verdachte en ook de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij die bewuste nacht omstreeks het tijdstip van de inbraak vanaf de Amsterdamsestraatweg zijn gekomen. Voor het tegendeel is geen bewijs. Ook kan de betrokkenheid van verdachte niet worden aangenomen uit de omstandigheid dat hij bij iemand in de auto zat die aanstekers en sleutels van de cafetaria in zijn bezit had.
Uit de stukken kan niet blijken van enige rol van verdachte bij het tenlastgelegde. Niet blijkt of verdachte in de cafetaria is geweest en niet uitgesloten kan worden dat verdachte uit de stad kwam en in de auto van verdachte [medeverdachte 3], de Ford Ka, is gaan zitten nadat de inbraak had plaatsgevonden. De lezing van verdachte kan niet worden uitgesloten en wordt niet door de inhoud van het dossier weerlegd.
Dit betekent naar de mening van de verdediging dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
In het verlengde hiervan is de verdediging van oordeel dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling moet worden afgewezen en de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 19 oktober 2011 omstreeks 01.25 uur hoort [benadeelde] vanuit zijn woning, gelegen aan de [adres ] te Utrecht, in de cafetaria [X], welke grenst aan zijn woning, een paar harde klappen en het geluid van rinkelende geldstukken. Hij weet dat er op dat moment wordt ingebroken en belt de politie.
De daders hadden toegang gekregen tot de cafetaria door het forceren van het slot van de voordeur van de cafetaria. De daders hebben een spelautomaat opengebroken en daaruit een houten kistje met muntgeld weggenomen. Verder werden blikjes Red Bull, sigaretten en shag, 2 dozen vloeitjes, paarse aanstekers, en een netbook weggenomen In de cafetaria waren op de balie 9 witte plastic zakken gevuld met snoepgoed en een zak met een tray aanstekers klaargezet om mee te nemen .
Op genoemde datum omstreeks 1.30 uur krijgt verbalisant [verbalisant 1] de melding omtrent de inbraak in de cafetaria via de meldkamer door. Verbalisant bevindt zich met zijn dienstmotor op de Minister Talmalaan, in de omgeving van de Oude Pijlsweerdstraat en gaat met spoed ter plaatse. Bij het aanrijden ziet hij dat vanuit de Oude Pijlsweerdstraat een auto, merk Nissan Sunny, met hoge snelheid komt aangereden, naar later bleek bestuurd door [medeverdachte 1]. Verbalisant houdt de bestuurder van deze auto staande en kijkt van buitenaf in deze auto. Hij ziet daarin op de achterbank een grote tas, gevuld met sigaretten, blikjes Red Bull en een doos Rizla vloeitjes. Onder de tas ziet de verbalisant een houten bak staan. Verder liggen in de auto nog losse pakjes sigaretten van diverse merken. De bestuurder [medeverdachte 1] is om 01.32 uur aangehouden.
Op 19 oktober 2011 omstreeks 01.30 uur krijgen de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] de melding door betreffende de inbraak bij cafetaria [X] aan de Oude Pijlsweerdstraat te Utrecht. Zij rijden op dat moment op de Lange Viestraat te Utrecht. Zij rijden vervolgens richting de Oudenoord en zien een motoragent bij de cafetaria. Vijftien meter voor de kruising Oudenoord/Oude Pijlsweerdstraat stoppen zij en zien vanaf links uit de Oude Pijlsweerdstraat een zwarte Ford Ka komen rijden gaande richting de Nijenoord. De inzittenden van deze Ford Ka kijken op dat moment druk om zich heen.
Op de Laan van Chartroise is deze auto staande gehouden. In de zwarte Ford Ka zitten verdachte [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [verdachte].
Verbalisanten zien dat de drie personen allen een blikje Red Bull openmaken. In de auto tussen de voorstoelen ligt nog een ongeopend blikje Red Bull dat is voorzien van condensvorming, iets wat je, volgens de verbalisanten, vaak ziet wanneer een blikje net uit de koeling komt.
Alle drie personen zijn omstreeks 01.40 uur aangehouden. Op het politiebureau bleek dat verdachte [medeverdachte 3] een vijftal aanstekers bij zich had en een bedrag van € 58,15 aan los geld.
Kort na de staande- en aanhouding van verdachte [medeverdachte 3] worden in zijn kleding, een vest, sleutels aangetroffen, waarvan blijkt dat tenminste één sleutel past op een toegangsdeur naar de keuken van de cafetaria.
De sleutels worden door de aangever [benadeelde] herkend als zijnde de sleutels die onder de balie in de cafetaria lagen.
Verdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij niet weet hoe deze sleutels in zijn vest terecht zijn gekomen.
Voorts worden in het vest van verdachte [medeverdachte 3] vijf paarse aanstekers aangetroffen, gelijk aan de aanstekers die uit de cafetaria zijn weggenomen. De aangever heeft de bij verdachte [medeverdachte 3] aangetroffen aanstekers herkend als aanstekers die hij in de cafetaria verkoopt.
De verklaring van verdachte [medeverdachte 3] dat hij de desbetreffende aanstekers een dag voor de inbraak op 19 oktober 2011 bij de Action heeft gekocht, vindt geen bevestiging in de processtukken en acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Bij de staandehouding van de Ford Ka worden alle drie de verdachten aangetroffen met een blikje Red Bull en ligt er in de Ford Ka nog een ongeopend blikje Red Bull. Op dit laatste blikje is sprake van condensvorming, hetgeen er op duidt dat deze nog maar kort daarvoor uit een koeling is gehaald. De verklaringen van de verdachten omtrent de herkomst van deze blikjes Red Bull zijn onderling tegenstrijdig en wisselen gedurende het onderzoek. Pas in een later stadium van het proces, namelijk ter terechtzitting, wordt door de drie verdachten een gelijkluidende verklaring hieromtrent gegeven. De juistheid van deze latere verklaringen zijn evenwel niet met feiten en omstandigheden onderbouwd.
In de auto van de vierde verdachte, te weten [medeverdachte 1], wordt de rest van de bij inbraak weggenomen goederen aangetroffen, zoals een grote hoeveelheid sigaretten, shag en vloei en een houten kistje met muntgeld.
Uit onderzoek van de telefoons van de verdachten is gebleken dat het telefoonnummer van verdachte [verdachte] in de telefoonlijst van de telefoon van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorkomt en dat de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de telefoon van verdachte [medeverdachte 3] voorkomen. [verdachte] en [medeverdachte 1] voorafgaand aan de inbraak veelvuldig telefonisch contact hebben gehad.
De rechtbank maakt hieruit op dat, anders dan de verdachten zelf verklaard hebben, zij bekenden van elkaar zijn.
Medeplegen
Gezien de modus operandi van de onderhavige inbraak, het forceren van een slot van de toegangsdeur, het openbreken van een spelautomaat, het klaarzetten van goederen, het uit de koeling halen van drankjes en het wegnemen van een grote hoeveelheid rookwaren, is de rechtbank van oordeel dat, mede in aanmerking genomen de relatief korte tijd dat de daders in de cafetaria geweest moeten zijn –aangever hoort om 1.25 uur lawaai in zijn zaak; om 1.30 uur wordt de melding doorgegeven via de meldkamer; om respectievelijk 1.32 en 1.40 uur worden auto’s staande gehouden met daarin elk een deel van de buit - deze inbraak niet door één dader kan zijn gepleegd, maar dat hij dat tezamen met anderen heeft gedaan.
Onrechtmatige staandehouding
Gelet op het tijdstip waarop de verdachten in de Ford Ka werden gezien, in de nacht van
19 oktober 2011, slechts enkele minuten na de melding van de inbraak bij de cafetaria en de locatie waar zij werden gezien, te weten komende uit de Oude Pijlsweerdstraat gaande richting Nijenoord, een plaats zeer dicht gelegen bij de cafetaria, in combinatie met de constatering van de politie dat de inzittenden druk om zich heen keken, waardoor bij de politie op dat moment van de nacht en onder de gegeven omstandigheden de indruk kon ontstaan dat de inzittenden om zich heen keken om te zien of er geen politie te zien was, is de rechtbank van oordeel dat bij de politie een redelijk vermoeden van schuld heeft kunnen ontstaan, op grond waarvan de staandehouding van verdachte en zijn twee medeverdachte rechtmatig is geweest. Bewijsuitsluiting van de aangetroffen goederen is reeds om die reden niet geïndiceerd.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande en alles in onderling verband en samenhang beschouwd en mede in aanmerking genomen dat uit de verklaring ter zitting van verdachte volgt dat hij voorafgaande en tijdens de inbraak, steeds in gezelschap van verdachte [medeverdachte 3] is geweest bij wie een deel van de buit is aangetroffen, van oordeel dat verdachte zich tezamen met anderen schuldig heeft gemaakt aan inbraak in cafetaria [X] te Utrecht, zoals hieronder bewezen is verklaard.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair:
Op 19 oktober 2011 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit cafetaria [X] heeft weggenomen pakjes sigaretten en blikjes Red Bull en diverse aanstekers en een houten kistje met en hoeveelheid muntgeld en een netbook en sleutels, toebehorende aan [benadeelde] en Domstad Amusement, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, immers hebben verdachte en zijn mededaders met een breekvoorwerp een slot van voornoemde cafetaria verbroken en vervolgens een slot van een spelautomaat geforceerd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact, ook als dit inhoudt dat verdachte een cognitieve vaardigheidstraining moet volgen.
Voorts heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling gevorderd alsmede gedeeltelijke hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 312,00, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat ingeval van een bewezenverklaring naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, welke gelijk is aan de duur van het voorarrest, een werkstraf mogelijk is. De verdediging heeft daartoe gewezen op het ter zake opgemaakte reclasseringsrapport. Naast de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf kan een voorwaardelijke straf worden opgelegd met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan inbraak in cafetaria [X] te Utrecht. Verdachte en zijn mededaders hebben daartoe een toegangsdeur vernield en in de cafetaria een speelautomaat vernield. Vanuit de cafetaria hebben verdachten rookwaren, blikjes Red Bull, aanstekers, sleutels, een netbook en muntgeld weggenomen. Ook hadden zij in de cafetaria goederen klaargezet, die nog moesten worden meegenomen, waaronder negen tasjes met snoepgoed.
Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het veroorzaken van gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Voorts heeft verdachte financiële schade toegebracht aan het slachtoffer en zijn verzekeraar(s).
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 18 november 2011, waaruit blijkt dat verdachte sinds 2009 twee keer eerder is veroordeeld te weten ter zake van diefstal in verenigingen overtreding van de Leerplichtwet 1969.
Voorts heeft de rechtbank gelet op een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 27 december 2011, waarin wordt gemeld dat ondanks de ontkennende houding van verdachte wel risicofactoren kunnen worden aangewezen.
Verdachte heeft geen diploma’s en geen dagbesteding. Hij bevindt zich al langere tijd in een sociaal netwerk waarin de meeste van zijn vrienden bekend zijn bij politie en justitie. Verdachte kan zich door hen negatief laten beïnvloeden. De reclassering ziet deze negatieve beïnvloeding toenemen. Het ontbreekt verdachte aan effectieve denkpatronen, gedrag en vaardigheden om zich zelfstandig staande te houden, zijn problemen op te lossen en te werken aan een delictvrije toekomst. Verdachte maakt impulsieve keuzes en heeft geen oog voor de gevolgen hiervan voor zijn toekomst. De reclassering acht het zorgelijk dat, indien het tot een veroordeling komt, de huidige situatie leidt tot ernstiger worden delictgedrag.
Positief is dat verdachte gemotiveerd is om aan het werk te gaan en dat zijn moeder hem voor zover zij kan ondersteunt, zowel financieel als praktisch.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld vanwege de omstandigheid dat verdachte in korte tijd tweemaal wordt verdacht van een vermogensdelict en vanwege de huidige situatie van verdachte; hij heeft geen inkomen en geen structurele dagbesteding.
Op grond van het recidiverisico, de criminogene factoren en de interventies in het verleden is toezicht op bijzondere voorwaarden met (gedrags)interventies en/of behandeling geïndiceerd.
Geadviseerd wordt om,ingeval van een bewezenverklaring, een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en deelname aan gedragsinterventie als een Cognitieve Vaardigheidstraining. Voorts kan een voorwaardelijk strafdeel dienen als “stok achter de deur” om verdachte gemotiveerd te houden voor deelname aan genoemde interventie en zich te houden aan de voorwaarden en afspraken binnen het reclasseringstoezicht.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd. Aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering zijn geadviseerd. Tevens is het voorwaardelijk strafdeel bedoeld om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst wederom aan strafbare feiten zal schuldig maken.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij Cafetaria [X], vertegenwoordigd door [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 2590,19 voor het tenlastegelegde feit.
De verdediging heeft aangevoerd dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ingeval van een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde kunnen de kosten van de sloten worden toegewezen. De kosten van de door de benadeelde partij opgevoerde sigaretten moeten worden afgewezen, nu de sigaretten in beslag zijn genomen en de verdediging er van uit gaat dat deze worden teruggegeven aan de benadeelde.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 312,20, zijnde de kosten van het aanbrengen van nieuwe deursloten, een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde feit, ter zake van materiële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag niet voor toewijzing vatbaar. Dit deel van de vordering ziet op de weggenomen rookwaren, waarvan de officier van justitie ter zitting heeft aangekondigd dat deze onder de verdachten in beslag zijn genomen en aan de benadeelde partij zullen worden teruggegeven.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf van 20 uur subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van 13 november 2009 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De rechtbank zal met toepassing van artikel 77k de vervangende jeugddetentie omzetten in vervangende hechtenis. Dit vanwege het feit dat verdachte inmiddels meerderjarig is.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van DRIE (3) MAANDEN, waarvan ÉÉN (1) MAAND voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Leger des Heils, Jeugdzorg & Reclassering, ook als dit inhoudt dat verdachte de training Cognitieve Vaardigheden zal volgen;
* dat verdachte zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de Reclassering van het Leger des Heils op het adres Zeeheankade 30 te Utrecht;
* dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 13 november 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/512227-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een werkstraf voor de duur van 20 uur subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie;
- bepaalt dat de vervangende jeugddetentie zal worden vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen.
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Cafetaria [X] van € 312,20, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 19 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer cafetaria [X], € 312,20 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Crouwel, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en mr. E.A. Messer, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 januari 2012.
Mr. E.A. Messer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.