4.1. Het recht op het voeren van collectieve acties van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden, waaronder begrepen het stakingsrecht, wordt in beginsel beheerst door de bepalingen van het Europees Sociaal Handvest, dat in Nederland in zijn oorspronkelijke vorm sinds 1980 van kracht is en in de herziene vorm sinds 1 juli 2006 (het ESH). In artikel 6 aanhef en onder lid 4 ESH wordt het recht van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden op collectief optreden erkend in gevallen van belangengeschillen met werkgevers, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten. Wordt een collectieve actie gedekt door artikel 6 lid 4 ESH, dan brengt dat mee dat deze in beginsel moet worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het in deze verdragsbepaling erkende grondrecht, ondanks de met haar beoogde en op de koop toe genomen schadelijke gevolgen voor de bestaakte werkgever en derden.
4.2. Bij een onder de dekking van artikel 6 lid 4 ESH vallende staking moet de rechter ervan uitgaan dat voor de vakbond en haar leden de bij de uitoefening van het betreffende grondrecht betrokken belangen zwaarwegend zijn. Behoudens bijzondere omstandigheden heeft de rechter dan ook niet te treden in de beoordeling van de vraag of de ene dan wel de andere partij meer of minder gelijk heeft in het arbeidsconflict dat ten grondslag ligt aan de staking. Voor het oordeel dat de staking niettemin onrechtmatig is, is slechts dan plaats indien zwaarwegende procedureregels ("spelregels") zijn veronachtzaamd dan wel indien – met inachtneming van de door artikel G ESH gestelde beperkingen – moet worden geoordeeld dat de bonden en haar leden in redelijkheid niet tot deze actie hadden kunnen komen. Tot die procedureregels behoort onder meer ook dat een staking slechts rechtmatig kan zijn als zij als "uiterst middel" is toegepast en tijdig is aangezegd en kenbaar gemaakt. Aanzegging heeft een tweeledig doel: het voorkomen van onnodige bedrijfsschade en bescherming van de belangen van degenen die op de dienstverlening van de bestaakte werkgever zijn aangewezen.
4.3. De vraag of een staking in een concreet geval als "uiterst middel" is gehanteerd, dient evenzeer door de rechter met terughoudendheid te worden beantwoord. Dit volgt niet alleen hieruit dat het recht om te beslissen of en wanneer er wordt gestaakt, één van de belangrijkste voorrechten vormt die in het kader van artikel 6 lid 4 ESH aan de vakbonden toekomen, maar hangt ook samen met de omstandigheid dat de vraag of in een conflictsituatie nog een ander middel dan een staking kan worden gebruikt, geredelijk kan afhangen van verschillen in waardering van de omstandigheden en van taxaties omtrent de met dat middel te bereiken resultaten, terwijl die situatie veelal meebrengt dat de beslissing, of het middel van staking moet worden toegepast dan wel nog andere mogelijkheden bestaan, in korte tijd moet worden genomen.
4.4. Met betrekking tot de in artikel G ESH gestelde beperkingen aan de rechtmatige uitoefening van het in artikel 6 lid 4 ESH erkende grondrecht geldt dat moet kunnen worden vastgesteld dat de staking, gelet op de zorgvuldigheid die krachtens art. 6:162 BW in het maatschappelijk verkeer in acht moet worden genomen ten aanzien van de persoon en de goederen van anderen, in zodanige mate inbreuk maakt op de in het eerste lid van artikel 31 ESH aangewezen rechten van derden of algemene belangen dat beperkingen, maatschappelijk gezien, dringend noodzakelijk zijn. Onbeperkte uitoefening van het grondrecht is dan jegens allen, die daarvan schade ondervinden, onrechtmatig. Of dit het geval is, is een vraag van proportionaliteit die slechts kan worden beslist door, met inachtneming van alle omstandigheden van het geval in onderling verband, de bij de uitoefening van het grondrecht betrokken belangen af te wegen tegen die waarop inbreuk wordt gemaakt.
Toespitsing op dit geschil
4.5. Equens stelt onweersproken dat haar hele bedrijfsvoering er op gericht is om iedere verstoring van het betalingsverkeer te voorkomen. Zij stelt dat de voorgestelde acties gevolgen kunnen hebben voor de continuïteit van deze primaire bedrijfsprocessen en daarmee zeer ingrijpende gevolgen voor belangen van derden.
4.6. Equens licht dit toe als volgt. Het Nederlandse betalingsverkeer wordt continu gemonitord in haar zenuwcentrum (‘de brug’). Dit is erop gericht dat storingen, zowel bij pinbetalingen als bij girale betalingen, direct worden opgelost en zo mogelijk binnen minuten worden verholpen om zo te voorkomen dat deze storingen gevolgen hebben voor de continuïteit van het betalingsverkeer. Hier komt bij dat ook kleine storingen, wanneer zij niet snel worden verholpen, aanleiding kunnen geven tot problemen ook in andere systemen. Verder zijn voor bepaalde werkprocessen operationele handelingen nodig. Equens heeft verder een belangrijke rol bij het blokkeren van gestolen of zoekgeraakte passen (gemiddeld 100 per dag). Tenslotte heeft zij een essentiële rol bij de detectie van skimming. Bij aanwijzingen van skimming is onmiddellijke actie geboden ter voorkoming van het (verder) leeghalen van bankrekeningen. Op de zitting heeft Equens verklaard dat ongeveer de helft van haar medewerkers betrokken is bij deze essentiële processen.
4.7. FNV Bondgenoten betwist niet dat storingen in de primaire processen van Equens ernstige gevolgen kunnen hebben voor de hele maatschappij. Zij stelt wel dat niet iedere storing een calamiteit oplevert, maar zij betwist niet dat er storingen zijn die dat wél doen.
4.8. Kenmerkend voor deze zaak is dat Equens diensten verleent die, wat betreft het belang van de continuïteit van die dienstverlening, niet goed te vergelijken zijn met de meeste andere sectoren. Vrijwel alle economisch verkeer in Nederland (waaronder de voorziening in primaire levensbehoeften) is afhankelijk van het geldverkeer. Het geldverkeer is vrijwel geheel afhankelijk van elektronisch betalingsverkeer, en een zeer groot deel van het elektronisch betalingsverkeer in Nederland is in handen van Equens. Daarmee is gegeven dat onderbreking van het werk in de primaire processen van Equens een maatschappijontwrichtend karakter kan hebben en – potentieel – ingrijpende gevolgen kan hebben voor heel Nederland, voor al zijn inwoners en voor de hele Nederlandse economie, en kan leiden tot een maatschappelijke ontwrichting die verder gaat dan bij acties in de meeste andere sectoren.
4.9. Gezien het bijzondere karakter van dit bedrijf mocht van FNV Bondgenoten verwacht worden dat zij zich rekenschap zou geven van de potentiële ernst van de gevolgen van haar acties en ten minste een concrete aankondiging zou doen van maatregelen die zij zou treffen om de maatschappelijke gevolgen van de acties beheersbaar te houden en daarmee te voldoen aan het bepaalde in artikel G ESH.
4.10. FNV Bondgenoten voert aan dat zij in een gesprek op 6 maart 2012 afspraken wilde maken over de vraag hoe te handelen bij calamiteiten. Equens betwist dat dit is aangeboden. Ook afgezien van die vraag echter blijkt niet dat FNV Bondgenoten daarvoor een concrete aankondiging gedaan heeft.
4.11. Ter zitting heeft FNV Bondgenoten wel een aankondiging gedaan. Dit houdt in dat op ‘de brug’ een ‘werkende staker’ aanwezig zal zijn om de urgentie van storingen te beoordelen, en dat een crisisteam paraat zal zijn om urgente storingen op te lossen. Bovendien heeft FNV Bondgenoten voorgesteld om vooraf met Equens afspraken te maken over gradaties van de ernst van storingen. Voor dat laatste is echter ook op de zitting geen concreet voorstel gedaan. Bovendien is niets gezegd over de manier waarop de ‘werkende staker’ de storingen zal beoordelen, wat de zeggenschap van Equens bij die beoordeling is, welke mate van verstoring van het betalingsverkeer FNV Bondgenoten acceptabel vindt en wanneer zij dus een storing als een ‘calamiteit’, die gelet op het bepaalde in artikel G ESH behoort te worden voorkomen, beschouwt. Tenslotte is onderbelicht gebleven op welke wijze FNV Bondgenoten onaanvaardbare gevolgen ten aanzien van het tegengaan van skimming en het blokkeren van bankpassen denkt tegen te gaan.
4.12. Daarmee heeft FNV Bondgenoten niet de zorgvuldigheid betracht die in dit specifieke geval, gelet op de maatschappelijke belangen die betrokken zijn bij de continuïteit van het betalingsverkeer, van haar verwacht mocht worden. Om die reden zijn de aangekondigde stakingen en werkonderbrekingen op dit moment, en onder deze omstandigheden, als onrechtmatig te beschouwen. De primaire vordering sub 1 zal daarom worden toegewezen.
4.13. Dit geldt echter niet voor de vordering sub 2. Deze is in te algemene bewoordingen gesteld en zal daarom worden afgewezen.
4.14. Omdat de primaire vordering sub 1 zal worden toegewezen, hoeven de subsidiaire vorderingen sub 3 en 4 niet meer besproken te worden.
4.15. Met betrekking tot de gevorderde dwangsom heeft FNV Bondgenoten toegezegd ook zonder dwangsom te zullen voldoen aan een veroordelend vonnis. Equens heeft zich vervolgens gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter op dit punt. Gelet op de stellige, zonder voorbehoud gedane, toezegging van FNV Bondgenoten zal dit onderdeel van de vordering worden afgewezen.
4.16. FNV Bondgenoten zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Equens worden begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.391,00
De nakosten, waarvan Equens betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.