ECLI:NL:RBUTR:2012:BV8016

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/712028-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op woning met geweld en bedreiging

In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 6 maart 2012 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die samen met een mededader een woningoverval heeft gepleegd. De overval vond plaats op 30 oktober 2011, waarbij de aangever en zijn moeder onder bedreiging van een mes zijn overvallen in hun eigen woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een ander, de woning is binnengedrongen en daarbij geweld heeft gebruikt tegen de aangever, die verwondingen opliep en medische hulp nodig had. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en zijn moeder als overtuigend beschouwd, evenals de verklaringen van getuigen die de gebeurtenissen hebben waargenomen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij alleen handelde, maar de rechtbank achtte dit onaannemelijk gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van de overval en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. Daarnaast is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die de aangevers hebben geleden, met een schadevergoeding van in totaal € 946,24 aan de benadeelde partij [benadeelde 2] en € 323,72 aan de benadeelde partij [benadeelde 1]. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente vanaf het moment van de overval. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is om de schade te vergoeden, bij niet-betaling te vervangen door hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/712028-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 maart 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1988] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2012. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsman van verdachte en door verdachte zelf naar voren gebracht.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen een overval op een woning heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 Verzoeken tot toevoeging aan het dossier
De verdediging heeft ter terechtzitting verzocht de cd-rom met het verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] d.d. 17 november 2011 aan het dossier toe te voegen. Indien de rechtbank van oordeel is dat aan dit verhoor dusdanige gebreken kleven dat van een bewuste veronachtzaming van de belangen van de verdediging sprake is, heeft de verdediging verzocht daaraan de consequenties te verbinden die de rechtbank geraden voorkomen.
De rechtbank wijst het verzoek tot toevoeging aan het dossier van voornoemde cd-rom toe.
De officier van justitie heeft verzocht de verklaringen die de medeverdachten in hun eigen zaak tijdens het onderzoek ter terechtzitting hebben afgelegd te voegen in het dossier.
De rechtbank wijst het verzoek van de officier van justitie af, nu de wet, bij een gelijktijdige doch niet gevoegde behandeling van de zaken tegen de medeverdachten, hierin niet voorziet.
5 De beoordeling van het bewijs
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
5.2 Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging staat vast dat verdachte op 30 oktober 2011 in de woning aan de [adres] te [woonplaats] is geweest en daar geld heeft weggenomen. In de opvatting van de verdediging staat niet vast dat verdachte dit met een ander heeft gedaan noch dat er door verdachte geweld is gebruikt. Het door verdachte vastpakken van de pols van [benadeelde 1] kan niet als geweld worden aangemerkt, aldus de verdediging. Ook staat volgens de verdediging niet vast dat verdachte een mes had.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan het medeplegen van de overval op de woning heeft schuldig gemaakt. De feiten en omstandigheden die de rechtbank redengevend acht voor deze conclusie zijn de volgende.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, dat hij op 30 oktober 2011 naar de woning aan de [adres] te [woonplaats] is gegaan en daar geld uit de kamer van aangever [benadeelde 2] heeft weggenomen. Voorts is door verdachte ter terechtzitting verklaard, dat hij, terwijl hij de trap naar de eerste verdieping op liep, getuige [benadeelde 1] tegenkwam en dat hij haar bij de pols heeft gepakt en haar heeft gevraagd waar de kamer van [benadeelde 2] was. Op de kamer van [benadeelde 2] heeft verdachte geld weggenomen, dat verborgen was in een zitbank, aldus de verdachte ter terechtzitting.
Dat verdachte niet alleen heeft gehandeld, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaringen van voornoemde [benadeelde 2] en [benadeelde 1]. Door [benadeelde 2] is verklaard, dat hij op 30 oktober 2011 om 04:49 uur thuiskwam bij zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] en dat op het moment dat hij de voordeur wilde dichtdoen deze met kracht werd opengedaan, waarna hij twee mannen heeft zien binnenkomen. Door [benadeelde 2] is voorts verklaard dat hij klappen tegen zijn hoofd heeft gekregen. Hij is die nacht voor verwondingen aan het hoofd op de spoedeisende hulp behandeld.
Door [benadeelde 1] is verklaard dat zij in de nacht van 30 oktober 2011 een harde klap en gekreun van haar zoon, aangever [benadeelde 2], hoorde. Op het moment dat zij vanaf de eerste verdieping van haar woning aan de [adres] te [woonplaats] naar beneden keek, zag zij beneden haar zoon op de grond liggen. Tegelijkertijd kwam een man met een bivakmuts de trap op lopen. Door [benadeelde 1] is verklaard dat deze man haar bij de pols heeft gepakt en zij hem heeft horen zeggen “liggen, liggen”. [benadeelde 1] heeft ook verklaard dat de man een mes op haar richtte en haar heeft gevraagd waar de kamer van [benadeelde 2] was. Vanaf de benedenverdieping heeft zij een andere man iets horen roepen. De stem van deze man klonk zwaarder dan die van de eerste dader.
De rechtbank overweegt omtrent het standpunt van verdachte dat hij alleen zou zijn geweest nog het volgende. Verdachte heeft bij de politie steeds verklaard dat hij alleen is geweest, dat de deur al open stond op het moment dat hij de woning binnenging en dat hij bloedspetters in de gang heeft gezien, maar dat hij [benadeelde 2] niet heeft gezien. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat er wellicht voor hem nog iemand anders in de woning is geweest, maar dat hij daar niets mee te maken heeft. Gezien de korte tijd, echter, die is verlopen tussen het moment dat medeverdachte [medeverdachte] afscheid heeft genomen van [benadeelde 2] en het moment dat de politie wordt gebeld, direct na de overval, is het, naar het oordeel van de rechtbank, zeer onaannemelijk dat er, voordat verdachte de woning binnenging, nog een ander binnen is geweest die [benadeelde 2] heeft verwond en vervolgens de woning al weer verlaten zou hebben voordat verdachte de woning binnenging.
Nu de rechtbank in voorgaande bewijsconstructie geen gebruik heeft gemaakt van de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] d.d. 17 november 2011, zoals die auditief is vastgelegd op de aan het dossier toegevoegde cd-rom, behoeft het nadere verweer van de raadsman geen bespreking.
5.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 30 oktober 2011 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan [benadeelde 2] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [benadeelde 2] en die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat
hij, verdachte en/of zijn mededader
- de deur van de woning van die [benadeelde 2] en [benadeelde 1] hebben/heeft opengedaan (met kracht) op het moment dat die [benadeelde 2] die deur wilde sluiten en
- die [benadeelde 2] in diens gezicht hebben/heeft geslagen en die [benadeelde 2] naar een kamer van die woning hebben/heeft getrokken en die [benadeelde 2] daar (vervolgens) hebben/heeft gedwongen op de grond te gaan en blijven liggen en
- die [benadeelde 1] bij haar pols hebben/heeft vastgepakt en een mes, dreigend hebben/heeft
gehouden in de richting van die [benadeelde 1] en die [benadeelde 1] heeft gezegd: “liggen, liggen, waar is [benadeelde 2] zijn kamer.”
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
6 De strafbaarheid
6.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
6.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf veel te hoog is. In vergelijkbare zaken wordt veelal een gevangenisstraf tussen de achttien en dertig maanden opgelegd, aldus de verdediging.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. Dit laatste zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het over hem opgemaakte rapport van Reclassering Nederland van 17 februari 2012 en het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 25 januari 2012.
Verdachte heeft zich wat het bewezenverklaarde betreft schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Hij heeft, samen met zijn mededader, de aangever en zijn moeder onder bedreiging van een mes overvallen in hun woning, toen aangever na een avond stappen in de nacht thuis kwam. Verdachte heeft zijn daad zorgvuldig gepland en overdacht. Hij haalde die nacht zijn bivakmuts op, had contact per sms met de persoon waar aangever mee naar huis zou fietsen en heeft staan posten tot aangever thuis kwam. De aangever is bij de overval mishandeld, waarbij hij letsel heeft opgelopen. De gevolgen van de woningoverval zijn voor de aangever en zijn moeder buitengewoon ernstig geweest, zo blijkt uit hun schriftelijke slachtofferverklaring. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Dat aangevers zich volgens hun verklaringen niet langer veilig voelen in hun woning, rekent de rechtbank verdachte en zijn medeverdachten zwaar aan. Verdachte heeft geen oog gehad voor het gegeven dat een dergelijk feit bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Het is een feit van algemene bekendheid dat woningovervallen ernstige en langdurige psychische schade aan kunnen richten bij de slachtoffers.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafoplegging acht geslagen op de zogenaamde LOVS-richtlijnen. In deze richtlijnen is voor diverse delicten een oriëntatiepunt voor de op te leggen straf geformuleerd. Voor een woningoverval met daarbij licht geweld, waarvan in casu sprake is, wordt in de oriëntatiepunten als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren gehanteerd.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder is veroordeeld. Ook heeft verdachte verantwoordelijkheid genomen voor wat hij ziet als zijn eigen aandeel in de woningoverval en heeft hij daarover verklaard. Ten slotte weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij heeft aangegeven de financiële gevolgen van zijn daad te willen dragen en de vorderingen van de benadeelde partij te willen betalen.
Gelet op de ernst van het feit, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf. Alles afwegende acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden.
8 De benadeelde partij
8.1 De vordering van [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 1.987,13.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 946,24 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 46,24 ter zake van materiële schade (telefoonkosten, reiskosten en kosten voor reparatie winterjas) en € 900,00 ter zake van immateriële schade. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8.2 De vordering van [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 323,72.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot dit bedrag een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 23,72 ter zake van materiële schade (telefoonkosten en reiskosten) en € 300,00 ter zake van immateriële schade. Zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Met betrekking tot de toegekende vordering zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
- wijst toe het verzoek tot toevoeging aan het dossier van het verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] d.d. 17 november 2011;
- draagt op aan de officier van justitie om de cd-rom waarop het verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] op 17 november 2011 is vastgelegd toe te voegen aan het dossier;
- wijst af het verzoek van de officier van justitie tot toevoeging aan het dossier van de verhoren die de medeverdachten in hun eigen zaak hebben afgelegd;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 6.1 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 946,24, waarvan € 46,24 ter zake van materiële schade en € 900,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], € 946,24 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 19 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel maatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 323,72, waarvan € 23,72 ter zake van materiële schade en € 300,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], € 323,72 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel maatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Z.J. Oosting, voorzitter, mr. J.P. Killian en mr. A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 maart 2012.