parketnummer: 16/601056-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 februari 2012
[verdachte]
geboren op [1972] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd in Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht
raadsvrouw mr. A.M. Beuwer, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 februari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: heeft geprobeerd om -al dan niet met voorbedachten rade- [slachtoffer] te doden;
Subsidiair: heeft geprobeerd om -al dan niet met voorbedachten rade- aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit in de zin van poging tot moord heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij met name op de verklaring van aangever en op de bekennende verklaring van verdachte dat hij aangever met een mes had gestoken. Naar de mening van de officier van justitie had verdachte tussen het moment dat hij het mes pakte en het moment dat hij aangever daarmee stak voldoende tijd en gelegenheid om zich te beraden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde feit voor zover dit feit ziet op de poging tot moord. De verdediging wijst er daarbij op dat verdachte weliswaar bewust een mes bij zich heeft gestoken, maar dit niet met de bedoeling heeft gedaan om [slachtoffer] om het leven te brengen. Verdachte heeft het mes in zijn achterzak gestopt. Op het moment dat verdachte het mes uit zijn zak pakte en [slachtoffer] met dat mes stak was er voor verdachte geen enkele tijd voor enig kalm beraad of nadenken. Verdachte handelde op dat moment in een reflex om een in zijn beleving onmiddellijk dreigend gevaar af te weren, aldus de verdediging.
De verdediging is van mening dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde feit voor zover dit feit betrekking heeft op de poging tot doodslag.
De verdediging heeft bij het voornoemde gewezen op de in het ter zitting overgelegde schriftelijk pleidooi omschreven gronden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring als volgt.
Aangever [slachtoffer] verklaarde bij de politie dat hij op 29 oktober 2011 naar [bedrijfsnaam] in het winkelcentrum van Veenendaal was gegaan. Aangever stak in het café een sigaret op. De man achter de bar -de rechtbank begrijpt: verdachte- zei dat hij niet mocht roken in het café. Na een woordenwisseling met verdachte was aangever buiten in het overdekte gedeelte voor de toegang naar het café gaan staan. Door de eigenaar van het café werd tegen aangever gezegd dat hij ook daar niet mocht roken. Na een woordenwisseling met de eigenaar was aangever door de eigenaar naar beneden en naar buiten geduwd. Aangever verklaarde dat er buiten werd geduwd en getrokken. Opeens werd er gezien dat verdachte een mes vast had. Aangever zag toen dat zijn shirt bebloed was. Aangever had eerst niet gemerkt dat hij was gestoken.
Uit de medische verklaring volgt dat bij aangever steekwonden in zijn borstkas waren geconstateerd.
Het forensisch onderzoek heeft uitgewezen dat het mes, waarmee aangever was gestoken, een vleesmes betrof met een lemmet van 20 centimeter. De rechtbank heeft kennis genomen van de foto’s van het gebruikte mes in het dossier. Het forensische onderzoek heeft voorts uitgewezen dat in de kleding van het slachtoffer één gat zat. Aan de rechterzijde van de jas van het slachtoffer onder de mouw zat een scheur en deze beschadiging was door de voering heengegaan. Op de trui van het slachtoffer zat aan de rechterzijde onder de mouw een gat.
Verdachte heeft bekend dat hij aangever met een mes heeft gestoken. Verdachte verklaarde daartoe ter terechtzitting dat aangever hem in het café verbaal had gedreigd neer te steken toen hij zei dat aangever niet mocht roken in het café. Toen zijn oom – zijnde de eigenaar van het café- erbij kwam en de jongen lastig bleef doen is verdachte naar de keuken gelopen en heeft hij voor de zekerheid een mes gepakt. Verdachte heeft het mes in zijn achterzak gestopt en hij is achter zijn oom en de aangever aan naar buiten gelopen. Buiten zag verdachte aangever een beweging naar zijn jas maken. Verdachte was in de veronderstelling dat aangever iets wilde pakken om tegen zijn oom te gebruiken, omdat aangever eerder had gedreigd verdachte neer te steken. Verdachte heeft daarop het mes uit zijn achterzak gepakt en aangever met dat mes één keer gestoken.
De rechtbank acht het op basis van het voornoemde onvoldoende aannemelijk geworden dat op het moment dat verdachte het mes uit de keuken meenam en deze in zijn achterzak stopte hij reeds de bedoeling had om aangever met dat mes te gaan doden. De rechtbank heeft daarbij mede betrokken het gegeven dat verdachte niet direct nadat hij met het mes naar buiten is gegaan aangever heeft benaderd en/of met het mes heeft gestoken. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte eerst op het moment dat er in zijn beleving sprake was van een acute dreiging tegenover zijn oom hij zich gedrongen voelde om zijn mes te pakken en aangever daarmee te steken. Naar het oordeel van de rechtbank handelde verdachte op dat moment impulsief naar aanleiding van de op dat moment, in zijn ogen plotseling ontstane, dreigende situatie. Niet gezegd kan worden dat verdachte in die situatie op dat moment kon nadenken en ook heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van de daarop volgende daad en dat hij zich daarvan ook rekenschap heeft gegeven. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde poging tot moord.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte aangever één keer heeft gestoken en wel onder zijn rechteroksel. Het mes is daarbij deels door het lichaam van aangever heengegaan, waardoor de twee wonden hebben kunnen ontstaan zoals die zijn beschreven in de medische verklaring. De rechtbank baseert dit op de verklaring van verdachte ter terechtzitting en op het proces-verbaal van het forensisch onderzoek , alsmede op het feit dat geen enkele getuige heeft gezien dat verdachte twee keer met het mes heeft gestoken. Uit de foto’s in het dossier blijkt dat het mes waarmee verdachte aangever heeft gestoken een groot slagersmes betreft . Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het bovenlichaam vitale delen bevinden. De rechtbank is van oordeel dat door met een dergelijk groot mes in het bovenlichaam van aangever te steken verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever als gevolg van de messteek zou komen te overlijden. De rechtbank acht daarmee de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
op 29 oktober 2011 te Veenendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes die [slachtoffer] in zijn oksel heeft gestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Poging tot doodslag.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door psycholoog drs. G.J.W. Pol, die op 23 januari 2012 een rapport heeft uitgebracht.
Uit het rapport volgt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een stoornis in de impulsbeheersing. Er mag worden aangenomen dat de bij verdachte bestaande stoornis in de impulsbeheersing een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het bewezen verklaarde feit. Aannemelijk is dat verdachte mede tot het bewezen verklaarde feit is gekomen, omdat hij als gevolg van deze aandoening minder goed in staat is geweest de bij hem door het conflict met het slachtoffer opgeroepen onlustgevoelens adequaat te hanteren en zijn (agressieve) impulsen te controleren. De psycholoog is van mening dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare.
Verdachte is strafbaar, omdat een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit gesteld noch gebleken is.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar, alsmede de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte een behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling moet volgen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening dient te houden met het agressieve gedrag van aangever. Mede rekening houdend met de overige omstandigheden in deze zaak is naar de mening van de verdediging een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest in combinatie met een voorwaardelijke straf met een behandeling als bijzondere voorwaarde passend. Het is van belang dat verdachte zo snel mogelijk aan een behandeling kan beginnen, aldus de verdediging.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de door de benadeelde partij ingediende vordering tot zowel materiële als immateriële schadevergoeding gematigd moet worden.
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Verdachte heeft met een groot slagersmes het slachtoffer in zijn bovenlichaam gestoken. Verdachte heeft hiermee geen respect getoond voor het leven van het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte op geen enkele wijze rekening gehouden met de (mogelijke) gevolgen van zijn daden voor het slachtoffer. De gevolgen van het steken met het mes hadden voor het slachtoffer veel ernstiger kunnen zijn. Ondanks dat is gebleken dat er geen sprake is van blijvend restletsel blijkt uit de door het slachtoffer opgemaakte schriftelijke slachtofferverklaring dat de gevolgen van verdachtes handelen voor het slachtoffer zowel fysiek als geestelijk ingrijpend zijn geweest. Daar komt bij dat de ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk ingrijpende gebeurtenis dit als traumatisch ervaren en dat zij nog lange tijd last kunnen hebben van gevoelens van angst en onveiligheid. Bovendien is een dergelijk optreden op straat zeer schokkend voor de omstanders en versterkt het de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 4 januari 2012 volgt dat verdachte eerder meermalen is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten, waarvan laatstelijk op 28 september 2005.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de negatieve rol die het slachtoffer zelf heeft gespeeld in de reeks van gebeurtenissen die tot het uiteindelijke steken door verdachte heeft geleid. Het slachtoffer heeft voorafgaande aan het steken door verdachte meermalen agressief gedrag richting zowel verdachte als de oom van verdachte vertoond en daarmee ook zelf een bijdrage geleverd aan de escalatie van het conflict.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting tevens de proceshouding van verdachte betrokken. Verdachte heeft ter zitting aangegeven zijn handelen te betreuren en heeft ook aangever zijn excuses aangeboden. Ook overigens heeft verdachte volledige verantwoordelijkheid voor zijn gedrag genomen. Na zijn aanhouding heeft hij direct meegewerkt met de politie en voorts heeft hij meegewerkt aan een psychologische rapportage.
De reclassering vermeldt in haar rapport van 1 november 2011 dat verdachte op geen van de leefgebieden problemen ervaart, waarbij hij hulp kan gebruiken. De reclassering heeft de indruk dat verdachte wel in staat is om een goede afweging van belangen te maken wanneer zich een probleem voordoet, maar dat verdachte daartoe niet in staat is geweest toen er sprake was van een stressvolle situatie, waarin hij zich bedreigd heeft gevoeld. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als matig.
De psycholoog geeft in zijn rapport van 23 januari 2012 aan dat verdachte oprecht spijt betuigt en doordrongen lijkt te zijn van het wederrechtelijke van zijn handelen. Verdachte lijkt behoorlijk geschrokken te zijn van de justitiële gevolgen. De psycholoog schat het recidiverisico op de kortere termijn in als vrij klein. De kans op herhaling op de langere termijn kan niet zonder meer worden uitgesloten, omdat de bestaande pathologie nog onveranderd aanwezig is.
De psycholoog adviseert om verdachte een ambulante behandeling op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf, waarin vooral aandacht wordt besteed aan het leren hanteren van negatieve gevoelens en het beheersen van (agressieve) impulsen, alsmede verplicht reclasseringscontact voor het toezicht op de naleving van de voorwaarden. De behandeling zou kunnen worden uitgevoerd door Kairos.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven te weten dat hij hulp nodig heeft voor zijn agressie en dat het goed voor hem zou zijn om een agressietherapie te volgen. Verdachte heeft aangeven dat hij het eens is met het advies van de deskundige en dat hij bereid is om mee te werken aan een ambulante behandeling in dat kader.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit met zich brengt dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van niet onaanzienlijke duur onontkoombaar is. Daarnaast zal de rechtbank tevens een relatief lange voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, zowel om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan als om het geven van een justitieel kader waarbinnen onder meer de noodzakelijk geachte behandeling van verdachte kan plaatsvinden.
De rechtbank is, rekening houdend met hetgeen hiervoor is overwogen en rekening houdend met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk een passende sanctie is. De rechtbank zal verdachte deze straf dan ook opleggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte een behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling moet volgen.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.604,45, waarvan € 574,45 ter zake van materiële schade en € 1.030,00 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 834,55 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 334,55 ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat voor wat betreft de materiële schade de volgende bedragen voor toewijzing in aanmerking komen:
Eigen risico € 76,18
Reiskosten ziekenhuis, huisarts en fysio € 11,60 + € 13,92
T-shirt € 12,95
Winterjas € 100,00
Trui € 40,00
Schoenen € 60,00
Fitnessabonnement € 19,90.
Bij het bepalen van de hoogte van het bedrag aan immateriële schade dat voor toewijzing in aanmerking komt heeft de rechtbank rekening gehouden met de vergoedingen die in soortgelijke zaken plegen te worden toegekend, alsmede met het eigen aandeel van het slachtoffer in de escalatie van het conflict.
De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot genoemd bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De verbeurdverklaring
Het in beslag genomen mes is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat dit voorwerp aan verdachte toebehoort en het feit is begaan met behulp van dit voorwerp.
8.2 De teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen Pall Mall jas en de trui aan aangever [slachtoffer], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8.3 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen schoenen, shirt en broek aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 33, 33a, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens [naam], ook als dat inhoudt dat verdachte een behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling moet volgen;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het mes;
- gelast de teruggave aan aangever [slachtoffer] van de in beslag genomen Pall Mall jas en trui;
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen zwarte Asics schoenen, shirt met Ajax-logo en zwarte broek.
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 834,55, waarvan € 334,55 ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 834,55 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 16 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Kuijer, voorzitter, mr. M.A.E. Somsen en
mr. A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 februari 2012.
Mr. Somsen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.