ECLI:NL:RBUTR:2012:BV6878

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601222-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van echtgenote met dood

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 26 januari 2012, is de verdachte veroordeeld voor mishandeling, vernieling van de mobiele telefoon van zijn echtgenote en bedreiging met de dood. De feiten vonden plaats op 1 december 2010, toen de verdachte zijn echtgenote in de auto mishandelde door haar meermalen met vuistslagen in het gezicht en op het hoofd te slaan. Daarnaast vernielde hij haar mobiele telefoon en simkaart. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook gedurende een periode van vier jaar e-mailberichten heeft gestuurd waarin hij zijn echtgenote bedreigde met de dood. De rechtbank heeft de verklaringen van de echtgenote, die letsel vertoonde, als geloofwaardig beoordeeld en het verweer van de verdediging verworpen. De verdachte heeft bekend e-mailberichten te hebben gestuurd, maar ontkende de mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 500,- aan de benadeelde partij, bestaande uit immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte geen strafblad had. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de overige vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16-601222-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 januari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] (Turkije),
niet ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te [woonplaats] (België), [adres].
Raadsvrouw: mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: zijn echtgenote heeft mishandeld;
Feit 2: de mobiele telefoon en/of simkaart van zijn echtgenote heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Feit 3: zijn echtgenote e-mailberichten heeft gestuurd waarin hij haar heeft bedreigd met de dood dan wel met zware mishandeling.
3 De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van de feiten 1 en 3 dient te worden vrijgesproken en dat het onder 2 ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte op 1 december 2010 omstreeks 01.45 uur bij de woning in [woonplaats] waar [slachtoffer] verbleef is aangekomen. Op zijn verzoek is ze bij hem in de auto gestapt. Verdachte is naar een stil plekje bij de Hogeweg te Amersfoort gereden en heeft de auto daar stil gezet. Vervolgens is verdachte bovenop [slachtoffer] gaan zitten waarna hij haar direct begon te slaan, met name in het gezicht. Verdachte bleef maar slaan en heeft aan haar haren getrokken . [slachtoffer] heeft verklaard dat zij als gevolg hiervan bebloede lippen, een bult boven haar rechteroog en een bult op de linkerkant van haar voorhoofd heeft gekregen. Er vielen ook plukken haar uit haar hoofd. [verbalisant 1], de verbalisant tegenover wie [slachtoffer] aangifte heeft gedaan, heeft dit letsel waargenomen . [slachtoffer] heeft aanvullend tegenover de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] verklaard dat verdachte haar met kracht met zijn beide vuisten heeft geslagen en dat zij haar beide handen en armen voor haar hoofd heeft gehouden om de klappen op te vangen. De eerste klappen heeft zij niet tegen kunnen houden. Verdachte heeft voornamelijk op haar hoofd geslagen . Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 1 december 2010 eveneens een bult links op het voorhoofd, enkele schaafwondjes op het voorhoofd en een scheur in de bovenlip van [slachtoffer] waargenomen. [slachtoffer] heeft gezegd dat ze pijn in haar linkerkaak had . In de medische verklaring van huisarts J. Wouters staat als letsel van [slachtoffer] vermeld een scheur in de bovenlip, blauwe plekken en diverse kneuzingen .
Volgens de moeder van [slachtoffer] heeft [slachtoffer] verdachte op 1 december 2010 ontmoet. Ze heeft gehoord dat [slachtoffer] op die datum rond 01.00 uur en 02.00 uur de voordeur dichttrok. Ze is een kwartier tot twintig minuten weg geweest. Toen ze thuis kwam vertelde [slachtoffer] dat verdachte haar had geslagen. [slachtoffer] was overal kapot en zag er angstig, bang en verwilderd uit. Haar gezicht was dik en opgezet. Ze vertelde dat hij diverse keren tegen haar hoofd had gebonsd. Haar gezicht was kapot en geschaafd. Op 30 november 2010 om 22.00 uur heeft de moeder van [slachtoffer] haar voor het laatst zonder deze verwondingen gezien .
Ten aanzien van feit 2
Aangezien verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak ten aanzien van dit feit heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 januari 2012 ;
- het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] van 1 december 2010, genummerd PL0940 2010288166-1, doorgenummerde pagina 42 van het proces-verbaal voorgeleiding, inhoudende onder meer aangifte van vernieling van een telefoon en een SIM-kaart.
Ten aanzien van feit 3
Sinds mei 2008 heeft verdachte aan [slachtoffer] diverse bedreigingen via e-mailberichten gestuurd. [slachtoffer] was ervan overtuigd dat verdachte zijn bedreigingen ten uitvoer zou leggen. [slachtoffer] heeft deze e-mailberichten opgeslagen .
In het strafdossier bevinden zich de volgende e-mailberichten die van het Turks naar het Nederlands zijn vertaald:
- 1 juni 2008: “Ze is mijn dochter en ze gaat bij mij wonen. Als je haar niet wilt afgeven zal ik je vermoorden” en “En als je me dat wil beletten slacht ik jullie allemaal af” en “Ik heb je toch tegen de grond geslagen nietwaar, maar deze keer zal ik je laten kreperen”;
- 24 juni 2008: “Uiteindelijk zal ik je vinden eerloze” en “Uiteindelijk zal ik je vinden maar weet dat je me deze keer niet zult ontkomen”;
- 22 juli 2008: “Ik zit achter je aan eerloze” en “En als je me mijn dochter niet geeft wordt het nog erger” en “Jullie zijn allemaal dood hoerenkinderen” en “Als je niet doet wat ik zeg slacht ik je af”;
- 28 juli 2008: “Ik zal je kapot maken [slachtoffer]” en “Ik zal je niet in leven laten zowaar mijn naam [verdachte] is” en “Ik zal jullie allemaal kapot maken”;
- 26 augustus 2008: “Dit weekend kom ik. Als ik je zie ben je er geweest daar kun je verzekerd van zijn” .
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij voormelde e-mailberichten naar [slachtoffer] heeft gestuurd .
4.3.2 De bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
De raadsvrouw heeft gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer] ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn omdat zij de enige persoon is die heeft verklaard dat verdachte haar heeft mishandeld terwijl dit niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het letsel dat bij [slachtoffer] is waargenomen sluit volgens de raadsvrouw niet aan bij de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer].
De rechtbank overweegt als volgt.
Het letsel dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 1 december 2010 bij [slachtoffer] hebben waargenomen, de medische verklaring van huisarts Wouters en het letsel dat de moeder van [slachtoffer] bij haar heeft gezien nadat zij terugkwam van haar ontmoeting met verdachte sluiten aan op de verklaringen die [slachtoffer] omtrent de mishandeling heeft afgelegd. [slachtoffer] heeft immers verklaard dat zij de vuistslagen van verdachte met haar handen en armen heeft afgeweerd, doch dat zij de eerste klappen niet heeft kunnen afweren. Deze gang van zaken verklaren het beschreven letsel, te weten bulten op haar hoofd, schaafwonden in het gezicht, een gescheurde lip en diverse kneuzingen. De rechtbank verwerpt het verweer.
Ten aanzien van feit 3
[slachtoffer] heeft bij haar aangifte verklaard dat bij haar de overtuiging bestond dat verdachte zijn bedreigingen ten uitvoer zou leggen. Bovendien zijn de bedreigingen van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij haar redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden. [slachtoffer] heeft gedurende vier jaar een relatie met verdachte gehad en is in 2004 met hem getrouwd. Gedurende de relatie heeft [slachtoffer] diverse malen aangifte gedaan van mishandeling door verdachte. Nadat [slachtoffer] verdachte in mei 2008 heeft verlaten is hij begonnen haar via e-mailberichten met de dood te bedreigen als zij hun gezamenlijke dochter niet aan verdachte zou afgeven.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouw dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken omdat [slachtoffer] tengevolge van de bedreigingen niet daadwerkelijk de vrees heeft gehad om het leven te laten.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 1 december 2010 te Amersfoort opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, te weten [slachtoffer], meermalen met de vuist met kracht in het gezicht heeft geslagen en met de vuist met kracht op het hoofd heeft geslagen en met kracht aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
op 1 december 2010 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon en een SIM kaart toebehorende aan [slachtoffer] heeft vernield door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk die mobiele telefoon met kracht stuk te buigen en te gooien, en die SIM kaart door midden te breken;
3.
op tijdstippen in de periode van 30 mei 2008 tot en met 31 augustus 2008 te Amersfoort [slachtoffer] meermalen schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen en daar telkens opzettelijk per e-mail voornoemde [slachtoffer] de volgende dreigende tekstberichten gestuurd telkens in de Turkse taal:
- op 1 juni 2008: "Ze is mijn dochter en ze gaat bij mij wonen. Als je haar niet wilt afgeven zal ik je vermoorden" en "En als je me dat wil beletten slacht ik jullie allemaal af" en "Ik heb je toch tegen de grond geslagen nietwaar, maar deze keer zal ik je laten kreperen" en
- op 24 juni 2008: "Uiteindelijk zal ik je vinden eerloze" en "Uiteindelijk zal ik je vinden maar weet dat je me deze keer niet zult ontkomen" en
- op 22 juli 2008: "Ik zit achter je aan eerloze" en "En als je me mijn dochter niet geeft wordt het nog erger" en "Jullie zijn allemaal dood hoerenkinderen" en "Als je niet doet wat ik zeg slacht ik je af" en
- op 28 juli 2008: "Ik zal je kapot maken [slachtoffer]" en "Ik zal je niet in leven laten zowaar mijn naam [verdachte] is" en "Ik zal jullie allemaal kapot maken" en
- op 26 augustus 2008: "Dit weekend kom ik. Als ik je zie ben je er geweest daar kun je verzekerd van zijn".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot;
Feit 2: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd;
Feit 3: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer].
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie toewijzing tot een totaalbedrag van € 700,- gevorderd, bestaande uit € 500,- immateriële schade en € 200,- materiële schade.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen worden teruggegeven aan de rechthebbenden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat, indien de rechtbank alle feiten bewezen acht, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest dient te volgen. Zij acht een voorwaardelijk strafdeel niet op zijn plaats omdat een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer] en de dochter van verdachte en [slachtoffer] al op grond van een andere titel van toepassing is.
De vordering van de benadeelde partij dient volgens de raadsvrouw te worden afgewezen omdat de benadeelde partij geen factuur met betrekking tot de mobiele telefoon heeft overgelegd en het gevorderde bedrag voor immateriële schade betrekking heeft op een ander feit dan ten laste is gelegd, te weten verkrachting.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 1 december 2010 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige echtgenote [slachtoffer]. Hij heeft haar met zijn auto opgehaald en heeft deze auto midden in de nacht op een stille plek geparkeerd. Direct hierna is hij in de auto bovenop [slachtoffer] gaan zitten en heeft haar meermalen met krachtige vuistslagen in het gezicht en op het hoofd geslagen en aan haar haren getrokken. Verdachte heeft toen ook de mobiele telefoon van [slachtoffer] en de daarbij behorende simkaart vernield. Met deze handelingen heeft verdachte zijn toenmalige vrouw niet alleen pijn en lichamelijk letsel toegebracht maar ook inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en gevoelens van angst en onveiligheid bij haar teweeggebracht. Daarnaast heeft hij schade toegebracht aan de vernielde goederen. Ten slotte heeft verdachte vanaf 30 mei 2008 tot en met 31 augustus 2008 e-mailberichten naar [slachtoffer], voornoemd, gestuurd waarin hij haar met de dood heeft bedreigd. Door aldus te handelen heeft verdachte bij [slachtoffer] eveneens angst- en onveiligheidsgevoelens teweeggebracht.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 november 2011, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 3 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, kan worden volstaan gelet op de omstandigheden dat verdachte geen strafblad heeft en de bedreigingen in 2008 heeft geuit en dit dus een oud feit betreft. Met het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen toegevoegde waarde in het opleggen van een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer] als bijzondere voorwaarde.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert primair een schadevergoeding van € 4.351,- voor de feiten 1 en 2. Subsidiair vordert zij voor deze feiten een schadevergoeding van € 2.864,-.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 500,- een rechtstreeks gevolg is van deze bewezen verklaarde feiten, waarvan € 100,- wegens materiële schade, te weten schade ter zake de mobiele telefoon, en € 400,- wegens immateriële schade als gevolg van de mishandeling, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat aan het voegingsformulier van [slachtoffer] haar schriftelijke slachtofferverklaring is gehecht waarin zij naast de gevolgen van een vermeende verkrachting ook de gevolgen van de ten laste gelegde mishandeling heeft beschreven.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbenden gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot;
Feit 2: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd;
Feit 3: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 500,-, waarvan € 100,- ter zake van materiële schade en € 400,- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 500,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een spijkerbroek, blauw;
- een telefoon, Samsung, grijze gsm met roze achterkant;
- een mobiel, LG, uit de auto van [verdachte];
- een mobiel, zwart, Nokia, uit auto van [verdachte].
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. J. Ebbens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 januari 2012.