ECLI:NL:RBUTR:2012:BV6717

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600832-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met voorbedachten rade leidend tot de dood van het slachtoffer

Op 23 februari 2012 heeft de Rechtbank Utrecht een 45-jarige man uit Zaanstad veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf voor zware mishandeling met voorbedachten rade, die leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 16 augustus 2011 het slachtoffer, [slachtoffer 1], met een honkbalknuppel heeft geslagen en geschopt, wat resulteerde in ernstige verwondingen. Het slachtoffer overleed vijf dagen later, op 21 augustus 2011, in het ziekenhuis aan complicaties na de mishandeling. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan bedreiging en zware mishandeling, maar sprak hem vrij van moord, omdat niet bewezen kon worden dat hij met voorbedachten rade handelde op het moment van de mishandeling.

De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en medische rapporten, die aantoonden dat de verwondingen van het slachtoffer het gevolg waren van het geweld dat de verdachte had toegepast. De verdachte had voorafgaand aan de mishandeling het slachtoffer meerdere keren bedreigd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholmisbruik en impulsieve gedrag, maar concludeerde dat de ernst van de feiten een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigde. De benadeelde partij, de nabestaande van het slachtoffer, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 5.442,03, waarvan een deel materiële schade en een deel immateriële schade betrof. De rechtbank legde ook een schademaatregel op aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600832-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1966] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsman mr. Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 februari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1 primair:
Op 16 augustus 2011 te Amersfoort al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] heeft gedood door met een knuppel op zijn hoofd en lichaam te slaan en hem in de buikstreek te schoppen.
Subsidiair is dit tenlastegelegd als zware mishandeling met voorbedachten rade de dood tengevolge hebbend en meer subsidiair is tenlastegelegd dat verdachte [slachtoffer 1] met voorbedachten rade heeft mishandeld, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden’
2:
Op 15 augustus 2011 te Amersfoort [slachtoffer 1] heeft bedreigd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisname van de zaak, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en er geen reden is tot schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair tenlastegelegde moord heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van de diverse getuigen, de verklaring van verdachte zelf alsmede het rapport omtrent de doodsoorzaak van het slachtoffer [slachtoffer 1].
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 primair tenlastegelegde moord en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte nimmer heeft gehandeld met voorbedachten rade.
Verdachte is niet naar de woning van het slachtoffer gegaan met het opzet om hem te doden. Verdachte was wel opgefokt door de eerdere telefoontjes met het slachtoffer, maar in de woning van het slachtoffer is hij gekalmeerd en werd de sfeer zelfs gezellig, zoals ook blijkt uit de diverse getuigenverklaringen. Op dat moment had verdachte geen strafwaardige gedachten meer. Verdachte is een sentimentele lobbes, enigszins tot zwaarmoedigheid geneigd. Voorbedachte rade past ook niet bij zijn persoonlijkheid. De knuppel had hij meegenomen naar de woning van het slachtoffer om zich, indien nodig, te kunnen verdedigen. Hij wist immers tevoren dat er meerdere personen in de woning aanwezig waren die eerder die dag in een telefoongesprek dreigende taal tegen hem hadden geuit.
De verdediging heeft gewezen op jurisprudentie. Daarin wordt voorbedachten rade niet aangenomen indien sprake is van wankelmoedigheid en aarzeling. Wanneer uiteindelijk in een impuls wordt gehandeld, nadat iemand eerst een plan heeft gemaakt en dat vervolgens weer heeft laten varen, kan niet gesproken worden van voorbedachten rade.
Er is sprake geweest van ongecontroleerd geweld en verdachte heeft impulsief gehandeld.
Verdachte kwam tot zijn handelen doordat het slachtoffer hem vernederde met opmerkingen over zijn vriendin.
Het gaat in casu “slechts” om een ordinaire doodslag en geen voorbedachten rade, aldus de verdediging.
Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Onder 1 primair is ten laste gelegd dat verdachte op 16 augustus 2011 te Amersfoort [slachtoffer 1] met voorbedachten rade, althans opzettelijk, van het leven heeft beroofd.
Verdachte heeft bekend dat hij op die datum [slachtoffer 1] met een knuppel heeft geslagen en ook heeft geschopt tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] op genoemde datum met zware verwondingen in het ziekenhuis in Amersfoort is opgenomen.
Echter, uit de hierna nog te bespreken processtukken leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 1] vijf dagen later, op 21 augustus 2012, na diverse medische ingrepen te hebben ondergaan, is overleden. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] op 16 augustus 2011 al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd. De rechtbank zal verdachte dan ook van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit en wel op grond van het onderstaande.
Bewijsmiddelen
Op maandag 15 augustus 2011 heeft verdachte een aantal malen gebeld met het latere slachtoffer [slachtoffer 1]. In die gesprekken heeft verdachte [slachtoffer 1] bedreigd met onder meer de woorden “Ik ga je doodschieten”en “Ik kom langs en dan ga ik schieten”. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij bedreigingen heeft geuit jegens [slachtoffer 1], althans in soortgelijke bewoordingen .
Na deze telefonische bedreigingen is verdachte naar de woning van [slachtoffer 1] in [woonplaats] gereden op zijn motor.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte die dag rond 24.00 uur of 00.30 uur bij de woning van [slachtoffer 1] ([slachtoffer 1]) kwam . Hij werd binnengelaten door de getuige [getuige 3] [getuige 3]). Verdachte had een honkbalknuppel bij zich. Die zette of legde hij in de gang.
Iets voor 02.00 uur ging verdachte ineens via de voordeur weg. Kort daarna kwam verdachte via de achterdeur weer binnen. Volgens de getuige was verdachte meteen “over de zeik”.
[slachtoffer 1] stond op uit zijn stoel alsof hij iets wilde zeggen. Het enige wat [getuige 1] verdachte toen heeft zien doen, is dat hij [slachtoffer 1] een harde duw tegen zijn schouder gaf.
De getuige [getuige 5]) heeft bij de politie verklaard dat verdachte rond 22.00 uur bij de woning van [slachtoffer 1] binnenkwam. Zij en de getuige [getuige 6] hebben de voordeur geopend. Rond 24.00 uur zijn getuige [getuige 5] en [getuige 3] naar bed gegaan in de woning van [slachtoffer 1]. Op dat moment waren [getuige 1], [slachtoffer 1] en verdachte nog in de kamer. [getuige 5] heeft verklaard dat het toen rustig was, anders waren zij en [getuige 3] niet naar bed gegaan.
[getuige 5] heeft voorts verklaard dat zij ineens wakker werd van het geschreeuw van [slachtoffer 3]. Zij hoorde: “He, niet doen, ah.” Hierop heeft [getuige 5] [getuige 3] wakker gemaakt en zijn zij beiden naar beneden gegaan.
Toen [getuige 5] de kamer inliep zag zij dat [slachtoffer 3] voor zijn stoel op de grond zat. Verdachte stond toen voor hem met de knuppel in zijn handen.
Verdachte sloeg met de knuppel op het hoofd van [slachtoffer 3]. Verdachte heeft hem wel meer dan tien keer geslagen, overal. Verdachte sloeg voluit en hield hij de knuppel met twee handen vast. Verdachte trapte [slachtoffer 3] heel hard in zijn buik, hij deed dat meerdere keren.
Toen [getuige 5] beneden kwam was [slachtoffer 3] nog bij kennis en probeerde hij zich af te weren. Dat duurde niet lang, een paar seconden later was hij weg. Verdachte bleef door slaan. Hij sloeg heel hard. Ook toen de getuige dacht contact met verdachte te hebben, bleef verdachte doorgaan met slaan. Hij raakte [slachtoffer 3] overal.
De getuige [getuige 7][getuige 3][getuige 7] heeft de verklaring van [getuige 5] bevestigd. Ook hij heeft verklaard dat verdachte bij [slachtoffer 3] binnenkwam. Hij is tussen 24.00 en 00.30 uur met [getuige 5] naar boven gegaan. Na ongeveer een uur werd hij door [getuige 5] wakker gemaakt die hem zei dat het beneden niet goed ging. Ook hij hoorde kreten van beneden komen. Hij hoorde: “Au, au, au.” En “Nee, niet doen”.
Toen [getuige 7] beneden kwam, lag [slachtoffer 3] al voor zijn stoel op de grond. Verdachte stond voor de televisie met de knuppel in zijn hand. [getuige 7] is tussen verdachte en [slachtoffer 3] in gaan staan en zag dat verdachte toen nog twee of drie keer heeft geslagen. Hij sloeg in ieder geval op de schouder van [slachtoffer 3].
[getuige 7] heeft de meldkamer gebeld en met spoed om een ambulance gevraagd. [getuige 7] met de meldkamer aan de telefoon was, heeft verdachte het slachtoffer nogmaals geslagen en bedreigd .
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij naar het huis van [slachtoffer 3] was gegaan om hem een lesje te leren. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij de knuppel had meegenomen voor [slachtoffer 3]. Hij had de knuppel meegenomen om, zoals hij zelf heeft verklaard, zijn handen niet vuil te maken. Zijn tas met de knuppel had hij in de gang gezet. Hij was naar eigen zeggen niet van plan om gelijk klappen uit te delen. Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 1] klappen heeft gegeven en hem heeft geschopt.
In een latere verklaring heeft verdachte verklaard dat hij kwaad werd op [slachtoffer 3], uit de gang zijn knuppel had gepakt en [slachtoffer 3] een paar tikken en een schop heeft gegeven.
Op 21 augustus 2011 omstreeks 18.40 uur is [slachtoffer 1] overleden. De schouwarts concludeert dat [slachtoffer 1] is overleden ten gevolge van complicaties na twee operaties in de buik vanwege bloedingen (twee keer in de nacht van 16 augustus) en één operatie vanwege verwijdering van dikke darm wegens versterf (in de nacht van 21 augustus).
Uit het voorlopig sectierapport van 22 augustus 2011, dat is opgemaakt naar aanleiding van het overlijden van [slachtoffer 1], is gebleken dat vooralsnog geen zekere doodsoorzaak kon worden gesteld. Aan het hoofd van [slachtoffer 1] waren twee scheurwonden en de ledematen vertoonden bloeduitstortingen. Deze zijn ontstaan toen [slachtoffer 1] nog in leven was en passen bij uitwendig inwerkend stomp botsend geweld, hetgeen kan zijn ontstaan door vallen of slaan. .
Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is een pathologisch onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheid van een niet natuurlijke dood van het slachtoffer [slachtoffer 1], waarin wordt geconcludeerd dat het overlijden van [slachtoffer 1] goed kan worden verklaard door functiestoornissen van de rechterlong, al dan niet in combinatie met een verslechterde algehele toestand, ontstaan als verwikkelingen van bij leven opgelopen inwerking van heftig uitwendig mechanisch botsend geweld. Professor J.W.M. Niessen heeft een datering gemaakt van de diverse letsels. Hij concludeert dat het goed mogelijk is dat (een deel van) de letsels circa 5 dagen voor de dood zijn opgelopen .
De rechtbank komt ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde tot het oordeel dat sprake is van zware mishandeling met voorbedachten rade op 16 augustus 2011, als gevolg waarvan het slachtoffer [slachtoffer 1] is overleden. Voorts komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte op 15 augustus 2011 het slachtoffer telefonisch heeft bedreigd.
Bewijsoverwegingen
Verdachte is vanuit zijn woonplaats [woonplaats] naar de woning van [slachtoffer 1] in [woonplaats] gegaan, om hem “een lesje te leren”. Daartoe had verdachte een honkbalknuppel meegenomen. In de woning van het slachtoffer heeft verdachte met het slachtoffer en een aantal overige aanwezige personen eerst nog gesproken en rustig naar muziek geluisterd.
Op een gegeven moment –toen bijna alle andere aanwezigen de huiskamer hadden verlaten- is verdachte naar buiten gegaan en is hij via de achterdeur weer de woning ingegaan. Hij heeft toen de knuppel gepakt en het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee op zijn hoofd en lichaam geslagen en in de buikstreek geschopt.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van voorbedachten rade ten aanzien van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1]. Verdachte heeft tenminste drie momenten gehad waarop hij zich heeft kunnen beraden. Het eerste moment was toen hij nog in zijn eigen woning was en besloot om met medeneming van de honkbalknuppel naar het slachtoffer te gaan om hem een lesje te leren. Voorafgaand aan dit besluit had verdachte het slachtoffer al telefonisch met de dood bedreigd. Op zijn motor op weg van Zaandam naar Amersfoort was opnieuw een geruime tijd en gelegenheid voor bezinning.
Het derde moment was toen verdachte nadat hij even naar buiten was geweest en via de achterdeur weer naar binnen kwam, uit de gang zijn meegebrachte honkbalknuppel pakte en vervolgens het slachtoffer daarmee op zijn hoofd en lichaam sloeg. Bij het pakken van de knuppel had verdachte opnieuw gelegenheid tot kalm overleg en bedaard nadenken. Dat dit misschien maar een kort moment is geweest, is niet van belang (zie o.a. HR 7 december 1999, NJ 2000, 263 en 8 september 2009, NJ 2009, 423).
Verdachte had moeten beseffen dat hij door het slaan met een knuppel op het hoofd en het meermalen hard trappen in de buik van het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich ook terdege bewust is geweest, zoals onder meer blijkt uit zijn eigen woorden: “Ik heb hem een paar slagen gegeven. Volgens mij heb ik hem goed geraakt.”
De rechtbank heeft voorts overwogen dat het overlijden van het slachtoffer [slachtoffer 1] op 21 augustus 2011is veroorzaakt door het geweld dat verdachte op hem heeft toegepast. Uit de beantwoording van de vragen omtrent het letsel dat [slachtoffer 1] op 16 augustus 2011 als gevolg van de mishandeling heeft opgelopen en de daaropvolgende medische behandeling blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer 1] op 16 augustus 2011 in het Universitair Medisch Centrum Utrecht is opgenomen. Hij vertoonde bij binnenkomst op de eerste hulp meerdere blauwe plekken over het gehele lichaam en forse hoofdwonden. Verder had het slachtoffer inwendige bloedingen in de buik en was hij diep comateus. Het slachtoffer had een substantiële hoeveelheid bloed verloren uit de hoofdwond en in de buik. Voorts had het slachtoffer een ernstige shock en is hij met spoed geopereerd in de buik. Zonder deze spoedoperatie zou het slachtoffer zeer waarschijnlijk zijn verbloed in de buik. Voorts is het slachtoffer nog drie maal geopereerd aan bloedingen in de buik en de dikke darm. Hij is nooit bij kennis geweest en is overleden aan multiple organ failure .
Uit het rapport van het NFI van 28 november 2011 blijkt dat dit multiple organ failure kan worden verklaard door bij leven opgelopen inwerking van heftig uitwendig mechanisch botsend geweld.
Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat er een direct causaal verband bestaat tussen het door verdachte toegebrachte letsel en het overlijden van het slachtoffer [slachtoffer 1].
De hierboven genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 subsidiair:
Op 16 augustus 2011 te Amersfoort, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- met een honkbalknuppel meermalen met kracht tegen het hoofd en het lichaam te slaan en
- meermalen in de buikstreek te schoppen,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2:
Op 15 augustus 2011 te Amersfoort, meermalen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] telkens dreigend de woorden toegevoegd:
- “Ik ga je doodschieten” en
- “Ik kom langs en dan ga ik schieten”,
althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1 subsidiair:
Zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar met aftrek van het voorarrest, verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van een eventueel op te leggen straf heeft de verdediging geen relevante op –en/of aanmerkingen gemaakt en ook geen relevante argumenten naar voren gebracht. De rechtbank begrijpt hieruit dat de verdediging zich op dit punt refereert aan het oordeel van de rechtbank.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Op 16 augustus 2011 speelt zich, naar later zal blijken, een noodlottig voorval af.
Verdachte is in de avond van 15 augustus 2011 naar de woning van het slachtoffer [slachtoffer 1] gegaan. Verdachte had ruzie met hem. De oorzaak van deze ruzie ging over de vriendin van verdachte, die, zo meende verdachte, door [slachtoffer 1] was misbruikt onder meer doordat hij haar urine had laten drinken. Verdachte was hier zo boos over dat hij [slachtoffer 3] een lesje wilde leren en hem duidelijk wilde maken dat hij zijn vriendin met rust moest laten.
Voorafgaand aan zijn bezoek aan de woning van [slachtoffer 1] heeft verdachte hem meerdere malen gebeld waarbij over en weer ruzie is gemaakt. Verdachte heeft in een van de telefoongesprekken [slachtoffer 3] onder meer gedreigd dood te schieten.
Verdachte heeft vanuit zijn woning in [woonplaats]een honkbalknuppel meegenomen toen hij die avond naar [slachtoffer 1] ging.
Verdachte verkeerde in een agressieve toestand toen hij bij [slachtoffer 1] aankwam.
Eenmaal in de woning van [slachtoffer 3] is verdachte gekalmeerd en is er samen met [slachtoffer 3] en een aantal andere personen bier gedronken en werd er naar muziek geluisterd.
Op een gegeven moment, het was inmiddels 16 augustus geworden, is verdachte naar buiten gelopen en na korte tijd via de achterdeur weer naar binnen gekomen. Volgens de getuige [getuige 1] was verdachte op dat moment “helemaal over de zeik”.
Vervolgens heeft zich het drama afgespeeld, waarbij verdachte [slachtoffer 1] met de honkbalknuppel heeft geslagen en in de buikstreek heeft geschopt waardoor het slachtoffer vijf dagen later in het ziekenhuis aan de gevolgen van het opgelopen letsel is overleden.
De omstandigheid dat verdachte tijdens de mishandeling verkeerde onder invloed van alcohol is voor rekening van verdachte zelf en verontschuldigt hem niet.
Verdachte heeft aan de nabestaanden van [slachtoffer 1] onherstelbaar leed en verdriet toegebracht.
Het behoeft geen betoog dat nabestaanden en vrienden nog lang de psychische gevolgen van het gebeuren kunnen ondervinden.
Ook voor de samenleving is het een schokkend en zeer ernstig feit.
Dit alles komt voor rekening van verdachte en de rechtbank rekent hem dit dan ook zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 4 januari 2012, waaruit blijkt dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, doch nimmer voor geweldsdelicten, maar enkel wegens het rijden onder invloed van alcohol, voor het laatst door de politierechter te Amsterdam op 17 november 2010 tot een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
Tenslotte heeft de rechtbank gelet op een omtrent de persoon van verdachte opgemaakt psychologisch rapport van dr. A. van der Donk, gz-psycholoog, d.d. 18 november 2011.
Dit rapport houdt in als conclusie en advies – zakelijk weergegeven -:
Verdachte is iemand die functioneert op een gemiddeld intelligentieniveau en bij wie sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van misbruik van alcohol. Daarnaast is sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO. Verdachte is te typeren als iemand met een zeer beperkt inzicht in eigen functioneren.
Verdachte ziet zichzelf als een beperkt dominante, stabiele en sociaal vaardige en daadkrachtige persoon. Deze vermeende stabiliteit lijkt echter vooral samen te hangen met een ontkenning van zwakheden en tekorten. Hij is impulsief en zijn frustratietolerantie is beperkt. Hij is sociabel en verkeert graag in het gezelschap van anderen, maar deze contacten worden zelden uitgediept. Uit het psychologisch onderzoek blijkt onder meer een totale ontkenning van zelfs de meest normale lichamelijke klachten en een te grote aanpassing aan de ander. Naast een gebrek aan voeling met het eigen lichaam en dus ook het gevoelsleven, is verdachte iemand die een grote behoefte heeft om zorg te verlenen. Een eigenschap die vooral tot uiting is gekomen in de relatie met zijn vriendin. Deze grote mate van aanpassing op de ander heeft echter ook de functie om een innerlijke leegte op te vullen. Voorts zijn er aanwijzingen dat er sprake is van een ontkenning van woede en agressieve gevoelens. Ook hierbij staat het gebrek aan voeling met het eigen lichaam centraal. Weggehouden gevoelens kunnen doorbreken en leiden tot heftige niet geanticipeerde doorbraken van agressie en woede. Hoewel het testonderzoek melding maakt van een redelijke verscheidenheid aan copingvaardigheden lijkt verdachte voor een vlucht in alcoholgebruik gekozen te hebben.
Hoewel verdachte heeft aangegeven veel spijt te hebben van zijn daad moet de kans op herhaling van een soortgelijk delict bij ongewijzigde omstandigheden als verhoogd worden ingeschat. Naast problemen met het gebruik van alcohol is er sprake van een gering inzicht in het eigen functioneren. Verdachte lijkt nauwelijks voeling te hebben met de interne dynamiek en zijn agressieve impulsen.
Vanuit de genoemde persoonlijkheidsstoornis heeft verdachte een verminderde voeling met zijn lichaam. Agressie en woede worden niet of nauwelijks herkend. Terwijl er al sprake was van een hoog spanningsniveau werd verdachte getriggerd en heeft hij een woede-uitbarsting gehad en hier vanuit impulsief gehandeld. Het voorafgaande alcoholgebruik heeft een ontremmende werking gehad.
Ondanks de hiervoor genoemde tekorten heeft verdachte het wederrechtelijke van zijn handelen ingezien maar door zijn persoonlijkheidsstoornis is hij minder dan de gemiddelde mens in staat geweest zijn wil in vrijheid te bepalen. In overweging wordt gegeven verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Behandeling van de genoemde stoornis en het alcoholmisbruik lijkt noodzakelijk. De meest geschikte maatregel is om verdachte te verwijzen naar de verslavingszorg. Ten aanzien van de persoonlijkheidsproblematiek moet vooral aandacht worden besteed aan de impulsiviteit en de geringe frustratietolerantie. Een behandeling daartoe dient zo spoedig mogelijk een aanvang te nemen. Bij voorkeur dient dit te gebeuren in een forensische kliniek als “Het Dok” of “De Waag”. Indien de straftoemeting een voorwaardelijk strafdeel niet toelaat, kan een behandeling ook plaatsvinden tijdens zijn detentie, indien hij in een daartoe geëigende instelling wordt geplaatst.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf van tien jaren op te leggen wegens moord.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een zodanig ernstig misdrijf, dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt.
Nu de rechtbank tot een andere, minder zware bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal de rechtbank de op te leggen straf enigszins matigen. De rechtbank is voorts van oordeel dat voor een voorwaardelijk strafdeel geen ruimte is. Zij heeft daarbij overwogen dat een behandeling van de problematiek van verdachte ook kan plaatsvinden gedurende zijn detentie binnen het penitentiair programma.
7 De benadeelde partij
De nabestaande van het slachtoffer, [slachtoffer 2][slachtoffer 1] vordert als benadeelde partij een schadevergoeding van € 13.871,85 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 5.442,03 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 2.442,03 ter zake van materiële schade, bestaande uit de kosten van een grafsteen (€ 680,00), de notariskosten (€ 518,48) en de kosten van de uitvaart (€ 5.808,55) minus het door de verzekering uitgekeerde bedrag
(€ 4.565,00) en € 3.000,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering nu deze kosten geen rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en dat het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit is begaan met behulp van deze voorwerpen.
8.2 De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet.
8.3 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33,33a, 36b, 36c, 36f, 57, 285 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1 subsidiair:
Zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van ACHT (8) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- een honkbalknuppel, kleur geel en;
- een paar schoenen, kleur zwart, merk Helly Hansen.
verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
- een stuk vuurwerk, kleur geel;
Beslag
gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
- een paar motorhandschoenen, kleur zwart,
- een broek, merk Life line, kleur groen,
- een blauwe spijkerbroek,
- een zwarte jas,
- een helm, kleur zwart, merk Airoh,
- een tas, kleur groen, merk Coleman, met inhoud.
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2][slachtoffer 1] van € 5.442,03, waarvan € 2.442,03 ter zake van materiële schade en € 3.000,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 16 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2][slachtoffer 1], € 5.442,03 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 62 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 februari 2012.