ECLI:NL:RBUTR:2012:BV6632
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de schuldsaneringsregeling in faillissementsrecht met betrekking tot kennelijk onbehoorlijk bestuur
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 6 februari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoeker, die te maken had met een aanzienlijke belastingschuld van € 156.020,00. Deze schuld was ontstaan doordat verzoeker als bestuurder van een vennootschap door de Belastingdienst hoofdelijk aansprakelijk was gesteld op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenlast van verzoeker niet voldeed aan de eisen van artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet, maar heeft desondanks het verzoek toegewezen. De rechtbank oordeelde dat verzoeker voldoende had aangetoond dat hij de omstandigheden die hebben geleid tot zijn schulden onder controle had gekregen en dat er sprake was van een daadwerkelijke gedragsverandering. Dit was essentieel voor de toewijzing van het verzoek, aangezien voor een 'keer ten goede' niet alleen een verandering van feiten vereist is, maar ook een gedragsverandering. De rechtbank nam in overweging dat verzoeker sinds januari 2007 correcte aangiften had gedaan en dat hij in staat was om een deel van zijn schuld te voldoen. De rechtbank heeft de bewindvoerder gemachtigd om een voorschot op het salaris aan te vragen en heeft verschillende beslissingen genomen met betrekking tot de schuldsaneringsregeling. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.A.T. van Rens.