ECLI:NL:RBUTR:2012:BV6298

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
31 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/512496-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende diefstal met bedreiging met geweld door meerderjarige verdachte

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 14 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander een scooter en een laptop heeft gestolen, waarbij bedreiging met een mes is gebruikt. De feiten vonden plaats op 29 oktober 2011 te Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, de scooter en de tas heeft weggenomen van het slachtoffer, waarbij de bedreiging met geweld bestond uit het tonen van een mes en het dreigen met geweld. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar, maar hield rekening met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals vastgesteld in Pro Justitia rapportages. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 40 uren. Tevens is de maatregel Hulp en Steun opgelegd, waarbij de verdachte ondersteuning zal krijgen van de William Schrikker Groep. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter tevens kinderrechter was.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/512496-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsvrouw mr. A.M. Beuwer, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 31 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander met bedreiging van een mes een scooter en een laptop(tas) van [slachtoffer] heeft gestolen danwel heeft afgeperst.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal met geweld van de scooter en de laptop met tas heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte, de bekennende verklaring van verdachte, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte], twee getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en het proces-verbaal van bevindingen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen. De verdediging wijst op de bekennende verklaring van verdachte. De raadsvrouw voert daartoe nog aan dat in juridische zin de scooter wellicht onder de eveneens tenlastegelegde afpersing valt en het wegnemen van de tas onder de diefstal met geweld.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zowel het wegnemen van de scooter als het wegnemen van de tas, naar haar oordeel onder de tenlastegelegde diefstal met geweld valt. Aangeefster [slachtoffer] verklaart in haar aangifte dat één van de verdachten een mes op haar richt en tegen haar zegt dat zij moet afstappen. Aangeefster stapt aan de rechterzijde van haar scooter af. Zij ziet dat één van de verdachten het stuur van de scooter vasthoudt. Daarop laat zij de scooter los en gaan beide verdachten met de scooter weg.
De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 31 januari 2012;
- de aangifte van [slachtoffer].
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 29 oktober 2011 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een scooter
en een tas (met daarin een computer) toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd
voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader
- een mes aan die [slachtoffer] hebben getoond en voorgehouden en daarbij dreigend tegen die [slachtoffer] hebben gezegd: "afstappen nu";
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie met aftrek van het voorarrest en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun, uitgevoerd door de William Schrikker Jeugdreclassering en meewerken aan een dagbehandeling bij De Wier.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat voor verdachte een behandeling noodzakelijk is. De verdediging acht in navolging van het mondelinge advies van de heer Sluiters van de William Schrikker Groep een werkstraf echter niet noodzakelijk en voert daarbij aan dat verdachte zich vooral moet inzetten voor een dagbehandeling en dat een werkstraf hier niet positief aan bijdraagt.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededader op de openbare weg een brutale straatroof gepleegd. Daarbij hebben zij een jonge vrouw van haar scooter en laptop beroofd Zij hebben het slachtoffer grote angst aangejaagd door haar met een mes te bedreigen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben met deze gevolgen in het geheel geen rekening gehouden. Daarnaast brengen dergelijke geweldsmisdrijven bij de burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de volgende stukken:
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 januari 2012, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit;
- een Pro Justitia rapport, opgemaakt d.d. 24 januari 2012 door K.G.M. Schiphorst, (kinder- en jeugd)psychiater;
- een Pro Justitia rapport, opgemaakt d.d. 20 januari 2012 door J.M. Hoornweg, psycholoog;
- een plan van aanpak van de William Schrikker Groep, afdeling Jeugdreclassering,
d.d. 31 januari 2012, opgemaakt door H. Sluiters, jeugdreclasseringswerker.
In de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportages staat vermeld, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en een cognitief functioneren op de grens van zwakbegaafdheid en lichte verstandelijke beperking. Er is een grote sociaal-emotionele achterstand. Daarnaast is er forse systeemproblematiek (moeder is o.a. chronisch ziek) en is verdachte in diverse opzichten jarenlang ernstig overvraagd. Hij heeft al ruim anderhalf jaar lang geen daginvulling en er is weinig/geen perspectief hierop. Dit alles was aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte is niet weerbaar en is beïnvloedbaar, hij heeft weinig inzicht in sociale situaties, hij heeft heel weinig zelfvertrouwen, is snel angstig (met name in sociale situaties), hij heeft een gebrekkig empatisch vermogen, een beperkt reflectief vermogen en hij overziet maar beperkt oorzaak-gevolg relaties.
De rapporteurs concluderen dat verdachte ten tijde van het door hem gepleegde delict verminderd toerekeningsvatbaar geacht moet worden.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
De rechtbank overweegt dat, ondanks de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, niet voorbij gegaan moet worden aan het feit dat hij zich hoe dan ook schuldig heeft gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Enige straf is daarom op zijn plaats. De rechtbank zal een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen, maar van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank overweegt dat verdachte langdurig in behandeling zal gaan, bovendien feitelijk al geruime tijd huisarrest heeft gekregen en openheid van zaken heeft gegeven over het strafbare feit. Om deze redenen zal de rechtbank de werkstraf matigen naar 40 uren. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun, zodat verdachte aan een behandeling bij De Wier kan beginnen. De rechtbank merkt nog op dat ook verdachtes ouders achter de behandeling staan en daar op enige manier bij betrokken zullen worden.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 20 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens de William Schrikker Groep, afdeling Jeugdreclassering, ook indien dit inhoudt meewerken aan een dagbehandeling bij De Wier of een soortgelijke instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van het moment dat dit vonnis onherroepelijk is.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. E.A.A. van Kalveen en mr. E.A. Messer, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op
14 februari 2012.
mr. E.A. Messer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.