ECLI:NL:RBUTR:2012:BV6279

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
31 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/512472-11; 16/511826-11; 16/512297-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende meerdere winkeldiefstallen door verdachte

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 31 januari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een zestal winkeldiefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 40 dagen met een proeftijd van twee jaar, alsook een werkstraf van 60 uren. De zaak werd behandeld op de terechtzitting van 17 januari 2012, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, en openlijke geweldpleging. De rechtbank achtte de diefstallen wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de openlijke geweldpleging, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte een significante bijdrage aan het geweld had geleverd. De rechtbank hield rekening met de rapporten van Buro Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakten over de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die haar strafbaarheid uitsloten. De rechtbank legde een werkstraf op en bepaalde dat de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de werkstraf. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/512472-11; 16/511826-11; 16/512297-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 januari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. J.C. Hesen, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/512472-11: samen met een ander goederen heeft gestolen uit de winkels The Store, Terstal, [drogisterij] en Sams;
ten aanzien van parketnummer 16/511826-11: samen met een ander goederen heeft gestolen uit de winkels Albert-Heijn en Etos;
ten aanzien van parketnummer 16/512297-11 feit 1: samen met anderen op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2];
ten aanzien van parketnummer 16/512297-11 feit 2: samen met anderen goederen heeft gestolen uit de winkel Bijenkorf.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende.
Ten aanzien van de winkeldiefstallen baseert de officier van justitie zich op de aangiften en de bekennende verklaringen van verdachte. De bewijsvoering ten aanzien van de openlijke geweldpleging baseert de officier van justitie op de verklaring van verdachte, de aangifte van [slachtoffer 1], de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en het proces-verbaal van bevindingen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de winkeldiefstallen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De verdediging is echter van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de openlijke geweldpleging en wijst daarbij op de aangifte van [slachtoffer 1], waarin [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte zelf niets gedaan zou hebben. De verdediging is van mening dat verdachte niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor het onverwachte geweld dat [getuige 2] op eigen initiatief gebezigd heeft.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit van parketnummer 16/512297-11 onder 1 heeft begaan en zal haar dan ook van dit feit vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe dat de aangeefster heeft verklaard dat verdachte [verdachte] haar niets heeft gedaan. Ook uit andere verklaringen blijkt niet dat verdachte geweld gebruikt heeft tegen aangeefster.
Om tot een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging te komen is vereist dat verdachte opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd.
Buiten de verklaring van verdachte dat zij bij het gevecht aanwezig is geweest, acht de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig waaruit zij kan afleiden dat verdachte een significante bijdrage aan het openlijk geweld jegens de slachtoffers heeft geleverd. De rechtbank komt dientengevolge tot de conclusie dat niet vast is komen te staan dat verdachte [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan de haren heeft getrokken, over de grond heeft gesleurd, heeft geduwd, gestompt of geslagen en evenmin dat verdachte aan het gepleegde geweld anderszins een (significante) bijdrage heeft geleverd, anders dan door bij het gevecht aanwezig te zijn geweest.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het feit onder parketnummer 16/512472-11 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 17 januari 2012;
- de aangiften van [aangever 1], namens The Store.
- de aangiften van [aangever 2], namens [drogisterij].
- de aangifte van [aangever 3], namens Terstal.
- de aangifte van [aangever 4], namens Sams shops.
De rechtbank zal vrijspreken van de diefstal van een shirt (merk Studio Due, kleur zwart), nu daarvoor geen bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn.
De rechtbank acht het feit onder parketnummer 16/511826-11 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 17 januari 2012;
- de aangifte van [aangever 5], namens Albert Heijn Hoog Catharijne.
- de aangifte van [aangever 6], namens Etos.
De rechtbank acht feit 2 onder parketnummer 16/512297-11 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 17 januari 2012;
- de aangifte van [aangever 7], namens Bijenkort B.V.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van parketnummer 16/512472-11:
op 18 oktober 2011 te Woerden, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, en wel:
- in een winkel, gelegen aan de Rijnstraat, een jasje (merk Lumineux, kleur zwart) toebehorende aan firma The Store en
- in een winkel, gelegen aan de Wagenstraat, twee leggings (zwart en/of bruin gekleurd), toebehorende aan de firma Terstal en
- in een winkel, gelegen aan de [adres], pincetten en nepnagels en lippenbalsem, toebehorende aan [drogisterij] en
- in een winkel, gelegen aan de Voorstraat, meer paar oorbellen, toebehorende aan de firma Sams;
Ten aanzien van parketnummer 16/511826-11:
op 25 januari 2011 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, en wel:
- in een supermarkt, gelegen aan het Godebaldkwartier 149, aldaar, reinigingsdoekjes en oogmake-up lotion met een totale (verkoop)waarde van ongeveer 7,26 euro, toebehorende
aan de Albert Heijn en
- in een drogisterij, gelegen aan het Godebaldkwartier 87, aldaar, een hoeveelheid (verzorgings)producten met een totale (verkoop)waarde van ongeveer 49,84 euro, toebehorende aan de ETOS;
Ten aanzien van parketnummer 16/512297-11:
2.
op 2 september 2011 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een jas (merk Burberry), toebehorende aan de Bijenkorf b.v.;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van de parketnummers 16/512472-11 en 16/511826-11:
Telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 16/512297-11:
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 100 uren met aftrek van de tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 40 dagen met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun waarvan zes maanden ITB Plus met aftrek van de periode dat de ITB Plus al loopt.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank het reeds geschorste bevel van de voorlopige hechtenis door te laten lopen tot het onherroepelijk worden van dit vonnis, zodat de algemene en bijzondere voorwaarden ook door kunnen lopen.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 50,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman vraagt vrijspraak voor feit 1 onder parketnummer 16/512297-11 en verzet zich tegen de werkstraf. Hij wijst op de beperkte rol van verdachte bij de feiten. Als bijzondere voorwaarde kan de maatregel hulp en steun opgelegd worden, maar een ITB Plus voor nog een half jaar zou een te zware belasting voor verdachte zijn gelet op haar school en werk, aldus de raadsman.
De raadsman is van mening dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, omdat hij tot vrijspraak komt van het feit waarvoor een schadevergoeding gevorderd wordt.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich steeds samen met anderen schuldig gemaakt aan een zestal winkeldiefstallen.
Het plegen van dergelijke feiten heeft maatschappelijke gevolgen. Voor veel winkeliers vormen de winkeldiefstallen een ware plaag of het nu om goederen van grote of relatief kleine waarde gaat. Winkeliers zien zich gedwongen om steeds meer kostbare beveiligingsmaatregelen te treffen om te voorkomen dat hun goederen worden gestolen. De kosten hiervan worden uiteindelijk aan de consument doorberekend zodat die een hogere prijs betaalt. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij zich aan meerdere winkeldiefstallen schuldig heeft gemaakt. Tenslotte houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte waarop eerdere soortgelijke veroordelingen staan. Eerdere deels voorwaardelijke veroordelingen hebben haar kennelijk niet weerhouden van het plegen van nieuwe winkeldiefstallen.
De rechtbank heeft omtrent de persoon van de verdachte gelet op de rapporten van Buro Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming en de zorgen die daarin worden geuit. In haar rapport van 20 november 2011 heeft de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd geen nadere bijzondere voorwaarde aan verdachte op te leggen.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie komt, is dit voor de rechtbank aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde ITB Plus, van de hierna te noemen omvang, passend en geboden.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 275,- voor feit 1 onder parketnummer 16/512297-11.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 van parketnummer 16/512297-11 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van de parketnummers 16/512472-11 en 16/511826-11:
Telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 16/512297-11:
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg afdeling Jeugdreclassering, waaronder het afronden van de ITB plus, zoals die is opgelegd bij de schorsing van de voorlopige hechtenis;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van het moment dat dit vonnis onherroepelijk is.
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de proceskosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Kruijff-Bronsing, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. J.P. Killian en mr. T. Reichardt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 januari 2012.
Mr. T. Reichardt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.