ECLI:NL:RBUTR:2012:BV5037

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711737-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met een minderjarige: beoordeling van bewijs en strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 7 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1963, in de periode van juni 2011 tot en met september 2011 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een slachtoffer, geboren in 1996, die op dat moment 12 jaar oud was. De verdachte heeft verklaard dat hij en het slachtoffer elkaar hebben leren kennen via een chatbox en dat er een seksuele relatie is ontstaan. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer in overweging genomen en heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald over de leeftijd van het slachtoffer, omdat het slachtoffer had gelogen over zijn leeftijd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet enkel op de mededelingen van het slachtoffer had mogen afgaan en dat hij meer onderzoek had moeten doen naar de werkelijke leeftijd van het slachtoffer. De rechtbank heeft het beroep op afwezigheid van alle schuld verworpen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een behandelverplichting. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.000,00 aan de benadeelde partij toegewezen voor immateriële schade. De uitspraak benadrukt de bescherming van minderjarigen tegen seksuele misbruik en de verantwoordelijkheid van volwassenen om de leeftijd van hun partners te verifiëren.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711737-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1963] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de PI Utrecht, Huis van Bewaring Nieuwegein, Nieuwegein
raadsvrouw mr. H. Seton, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die toen tussen de 12 en 16 jaren oud was, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] door [slachtoffer] hem te laten pijpen en met [slachtoffer] te tongzoenen;
feit 2: ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] die toen nog geen 16 jaren oud was, door [slachtoffer] te pijpen, te zoenen en te strelen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daartoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het onder feit 1 tenlastegelegde, met uitzondering van het bestanddeel tongzoenen waarvoor partiële vrijspraak wordt verzocht. Het onder feit 2 tenlastegelegde kan naar de mening van de verdediging worden bewezen. Ten aanzien van de tenlastegelegde periode van beide feiten is aangevoerd dat volgens zowel [slachtoffer] als verdachte het contact tussen hen is begonnen in juni 2011. Dientengevolge kan enkel bewezen worden verklaard de periode van juni tot en met 23 september 2011, aldus de verdediging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Bewijs
De rechtbank zal in haar beoordeling de feiten 1 en 2 gezamenlijk behandelen omdat op beide feiten hetzelfde feitencomplex van toepassing is. Op grond van de navolgende bewijsmiddelen acht de rechtbank het ten laste gelegde onder feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode van begin juni 2011 tot en met eind september 2011, toen hij 48 jaren oud was, een seksuele relatie met [slachtoffer] heeft gehad. Dit seksuele contact heeft bestaan uit zoenen, voelen en orale seks met [slachtoffer].
Één keer heeft [slachtoffer] verdachte gepijpt.
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat verdachte en hij elkaar in die periode hebben gezoend, gestreeld, dat verdachte hem meerdere keren heeft gepijpt en dat hij verdachte heeft gepijpt.
[slachtoffer] is geboren op [1996] en had in bovengenoemde periode de leeftijd van 12 jaren, maar nog niet die van 16 jaren bereikt.
Bewijsoverweging
De rechtbank gaat ervan uit dat [slachtoffer] verdachte één keer heeft gepijpt. [slachtoffer] heeft in dit kader wisselend verklaard en daarom gaat de rechtbank hierbij uit van de juistheid van de verklaring van verdachte ter zitting.
De rechtbank zal op grond van de verklaringen van verdachte en aangever en hetgeen door de verdediging is aangevoerd, voor beide feiten een kortere periode bewezen verklaren, namelijk vanaf juni 2011 tot en met 23 september 2011.
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigen bewezen dat verdachte en [slachtoffer] hebben getongzoend. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij en [slachtoffer] niet hebben getongzoend. [slachtoffer] heeft ook verklaard dat dit niet is gebeurd. Ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging in feit 1 zal dan ook partiële vrijspraak volgen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 juni 2011 tot en met 23 september 2011 te [woonplaats], gemeente De Bilt, eenmaal met [slachtoffer] geboren op [1996], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte eenmaal, zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht;
2.
in de periode van 1 juni 2011 tot en met 23 september 2011 te [woonplaats], gemeente De Bilt, meermalen met [slachtoffer] geboren op [1996], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, meermalen de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond genomen en die [slachtoffer] meermalen gezoend en die [slachtoffer] meermalen over het lichaam gestreeld.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald omtrent de leeftijd van [slachtoffer]. De verdediging doet daarom een beroep op afwezigheid van alle schuld.
Naar de mening van de raadsvrouw is deze feitelijke dwaling verontschuldigbaar geweest. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij tegen verdachte heeft gezegd dat hij 17, bijna 18 jaren oud was. Verder heeft [slachtoffer] onder meer tegen verdachte gezegd dat hij in de vierde klas van het gymnasium zat, dat hij stage liep bij BNN, een klein winkeltje had, een mini-zaak wilde opzetten en dat hij gecast was voor het programma Neonletters.
Om dit fictieve leven nog meer body te geven heeft [slachtoffer] aan verdachte verteld dat hij een paar weken naar New York moest voor een werkvakantie. In werkelijkheid is [slachtoffer] op vakantie naar Marokko geweest. Tijdens deze periode heeft er steeds MSN-contact plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en verdachte waarbij [slachtoffer] gedetailleerd verslag heeft gedaan van zijn vermeende werkzaamheden en de ervaringen die hij daar zou hebben opgedaan. [slachtoffer] heeft hierover zelf verklaard: “Ik heb gewoon een complete mega leugen verzonnen”.
Verder heeft [slachtoffer] verklaard neptelefoontjes met collega’s van BNN in het bijzijn van verdachte te hebben gepleegd om te voorkomen dat verdachte argwaan kreeg. [slachtoffer] heeft aan verdachte verteld dat hij zijn rijbewijs heeft gehaald en met vrienden naar Marokko is gereden. Dit heeft [slachtoffer] bij de politie bevestigd. Verdachte en [slachtoffer] hebben samen gevierd dat [slachtoffer] 18 was geworden, terwijl dat in werkelijkheid niet het geval was.
Ter onderbouwing van bovenstaande verwijst de verdediging op de inhoud van het chat-gesprek van 14 tot 16 oktober 2011, een dag voor de aanhouding van verdachte, dat zich in het dossier bevindt. In dit gesprek houdt [slachtoffer] zijn fictieve leven vol tegenover verdachte. [slachtoffer] bepaalt de toon en de lijn van het chatgesprek. Uit bovenstaande volgt naar de mening van de verdediging dat [slachtoffer] een zeer gedetailleerd fictief leven om zichzelf heeft opgebouwd. De presentatie van [slachtoffer] was dusdanig dat verdachte geen reden had om aan zijn verhaal en de opgave van zijn leeftijd te twijfelen, aldus de verdediging.
De rechtbank verwerpt het beroep op grond van het navolgende.
Voor een veroordeling ter zake van artikel 245 of artikel 247 is niet vereist dat komt vast te staan dat het opzet van verdachte mede was gericht op de in de leeftijd van de minderjarige. De leeftijd van het slachtoffer, in de zin van artikelen 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, is geobjectiveerd, zodat opzet of schuld daaromtrent niet vereist is. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een beroep op dwaling omtrent de leeftijd slechts in uitzonderlijke gevallen worden gehonoreerd. In casu doet een dergelijk uitzonderlijk geval zich niet voor
Op grond van de wetsgeschiedenis strekken de artikelen 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of in onvoldoende mate in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. De strafbepalingen zelf zien ook op de bescherming van jeugdige personen tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan. Dit betekent dat verdachte niet enkel op de mededelingen van [slachtoffer] zelf had mogen afgaan.
Het gegeven dat [slachtoffer] doelbewust over zijn leeftijd heeft gelogen en “het fictieve leven van [slachtoffer] ” zoals het door de verdediging is omschreven, maken het voorgaande niet anders. Verdachte heeft nooit op wat voor andere manier dan ook onderzocht of [slachtoffer] wellicht te jong was. Als verklaring hiervoor heeft verdachte ter zitting gezegd dat hij [slachtoffer] vertrouwde en niet heeft doorgevraagd, omdat dat niet mocht van hem.
Het had echter op de weg van verdachte gelegen alert te zijn en onderzoek te doen naar de werkelijke leeftijd. Immers verdachte heeft ervoor gekozen seksuele handelingen te verrichten met een jongen met wie hij contact had gelegd via het internet, die hij niet goed kende en van wie hij in ieder geval wist dat hij aanzienlijk jonger was dan hijzelf. Dit geldt temeer nu hij zelf les gaf aan leerlingen van 12 tot 16 jaar oud en uit eigen ervaring weet dat hun leeftijd moeilijk te duiden kan zijn. Redelijkerwijs had van verdachte meer kunnen worden gevergd. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op afwezigheid van alle schuld.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan
6 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest met een proeftijd van 2 jaar ten aanzien van de algemene voorwaarden. Als bijzondere voorwaarden vordert de officier van justitie:
1. een meldplicht
2. reclasseringstoezicht
3. een behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling, zolang de behandelaars het nodig achten.
Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden vordert de officier van justitie een proeftijd van 3 jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat er sprake is van eendaadse samenloop ex artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en dat slechts één strafbepaling mag worden toegepast. Voorts is aan de hoorplicht ex artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering voldaan, maar is dit in een laat stadium is gebeurd, zodat hiermee in de strafmaat rekening te dient te worden gehouden, aldus de verdediging. Ten slotte heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Geen eendaadse samenloop
Gezien de bewezenverklaring is er, anders dan de verdediging heeft betoogd, geen sprake van eendaadse samenloop ex artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. Er is geen sprake van overlap van de bewezenverklaarde feitelijke handelingen. In feit 1 is bewezenverklaard dat verdachte zijn penis in de mond van [slachtoffer] heeft gebracht en in feit 2 is bewezenverklaard dat verdachte de penis van [slachtoffer] in zijn mond heeft genomen en met [slachtoffer] heeft gezoend en over het lichaam heeft gestreeld. Dit zijn per feit andere feitelijke handelingen hetgeen aan eendaadse samenloop in de weg staat.
Geen schending artikel 167a Sv
De rechtbank ziet geen aanleiding om rekening te houden met hetgeen de verdediging heeft aangevoerd ten aanzien van de hoorplicht ex artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering. Aan deze inspanningsverplichting is door het openbaar ministerie voldaan en er is dan ook geen sprake van een verzuim waaraan consequenties moeten worden verbonden.
Overige overwegingen ten aanzien van de op te leggen straf
Wat betreft de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen (die mede bestonden uit het seksueel binnendringen) met [slachtoffer] toen hij tussen de 12 en 16 jaren oud was. Minderjarigen bevinden zich in een gevoelige ontwikkelingsfase van hun leven en moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden niet of in onvoldoende mate in staat te zijn zelf hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
Zij genieten daarom op seksueel gebied bescherming tegen oudere, verder ontwikkelde personen. De wetgever heeft daarom het plegen van seksuele handelingen tussen volwassenen en kinderen beneden de 16 jaren strafbaar gesteld, ook wanneer dit met wederzijdse instemming gebeurt. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat zijn relatie met verdachte grote consequenties voor hem heeft gehad die hij tevoren niet heeft kunnen overzien. Dit maakt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten.
Hoewel het ontbreken van dwang de strafbaarheid niet wegneemt, zeker niet indien sprake is van een leeftijdsverschil van meer dan dertig jaar zoals in deze zaak, acht de rechtbank voor de hoogte van de straf wel van belang in hoeverre sprake was dwang. Bij de beoordeling daarvan acht de rechtbank allereerst van belang dat op geen enkele wijze sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte en [slachtoffer]: [slachtoffer] was geen leerling van verdachte en evenmin was [slachtoffer] op wat voor wijze dan ook betrokken bij de kerkelijke activiteiten van verdachte: verdachte en [slachtoffer] hebben elkaar leren kennen op Bullchat, een gay chat box. [slachtoffer] heeft bij het leggen van het contact en ook daarna doelbewust gelogen over zijn werkelijke leeftijd. Vervolgens acht de rechtbank van belang dat verdachte weliswaar veel ouder was dan [slachtoffer], maar dat dit door de onrijpe persoonlijkheid van verdachte niet tot gevolg had dat hij daardoor ook overwicht had op [slachtoffer]. De rechtbank overweegt in dat verband dat er ook anderszins geen sprake lijkt te zijn geweest van het uitoefenen van druk of dwang door verdachte: de ontmoetingen tussen [slachtoffer] en verdachte lijken, ook volgens de verklaring van [slachtoffer] zelf, steeds op vrijwillige basis te hebben plaatsgevonden.
Hoewel, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, het ontbreken van dwang de strafbaarheid niet wegneemt, ziet de rechtbank hierin wel aanleiding de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te matigen.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 december 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het door psycholoog dr. D.J. Burck opgestelde pro justitia rapport. De psycholoog concludeert, samengevat, dat er bij verdachte sprake is van een onrijpe persoonlijkheidsontwikkeling. De psycholoog acht verdachte dientengevolge enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Deze straf dient ervoor om verdachte voor de toekomst duidelijk te maken dat het strafbaar is om ontuchtige handelingen te plegen met personen onder de 16 jaar en om verdachte voor de toekomst ervan te doordringen dat hij de grootst mogelijke terughoudendheid en voorzichtigheid moet betrachten bij personen die mogelijk jonger dan 16 jaar zouden kunnen zijn. Aan verdachte zal een proeftijd worden opgelegd van 2 jaar.
Als bijzondere voorwaarden zal reclasseringstoezicht worden opgelegd en een behandelverplichting bestaande uit groepstherapie bij de Waag of een soortgelijke instelling.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.500,00 voor immateriële schade en € 31,34 voor materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.000,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 245, 247 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit of (één van) de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat verdachte gedurende deze proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte zich laat behandelen ter ontwikkeling van zijn sociale vaardigheden bestaande uit groepstherapie bij Forensisch Psychiatrisch Centrum De Waag of een soortgelijke instelling zolang die instelling dat nodig acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.000,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
23 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], € 1.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 tot en met 14.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. J.M. Bruins en mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 februari 2012.