ECLI:NL:RBUTR:2012:BV3724
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- P. Wagenmakers
- J. Ebbens
- Z.J. Oosting
- Rechtspraak.nl
Verklaring van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak na afpersing
In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Utrecht op 13 februari 2012 uitspraak gedaan over de wederrechtelijk verkregen voordelen van de verdachte, die in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 31 oktober 2010 afpersing heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een bedrag van € 7.500,00 heeft verkregen door middel van deze afpersing. Dit bedrag is gebaseerd op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en getuigen, die bevestigen dat de verdachte het geldbedrag van € 5.000,00 heeft ontvangen van het slachtoffer, en dat er ook een bedrag van € 2.500,00 is verkregen uit soortgelijke feiten, te weten witwassen.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een totaalbedrag van € 7.500,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gevorderd, toegewezen. De verdachte is bijgestaan door zijn raadsvrouwe, mr. M.M. Helmers, die heeft verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte door zijn handelen een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten en heeft hem de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. P. Wagenmakers en de rechters mr. J. Ebbens en mr. Z.J. Oosting, in aanwezigheid van griffier mr. L.P. Stapel. De zaak is behandeld tijdens een openbare terechtzitting, waarbij de rechtbank de inhoud van de bewijsmiddelen en de verklaringen van de betrokken partijen zorgvuldig heeft gewogen.