ECLI:NL:RBUTR:2012:BV3637
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- I.P.H.M. Severeijns
- A. van Maanen
- Y.A.T. Kruijer
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van binnentreden en bewijsvoering in hennepkwekerijzaak
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht, stond de verdachte terecht voor het medeplegen van het telen van hennep en het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 december 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat het binnentreden van het pand van de verdachte rechtmatig was, gebaseerd op artikel 9 lid 1 onder b van de Opiumwet, dat opsporingsambtenaren de bevoegdheid geeft om plaatsen te betreden waar vermoedelijk overtredingen van de Opiumwet plaatsvinden. Dit was in dit geval gerechtvaardigd door een specifieke M-melding en een warmterapportage van Stedin, die een warmteconcentratie in het pand aantoonde.
De verdediging voerde aan dat de verklaring van de verdachte bij de politie uitgesloten moest worden van het bewijs, omdat hij niet was gewezen op zijn recht op rechtsbijstand. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de verdachte vrijwillig naar het politiebureau was gekomen en er geen sprake was van een dwangsituatie. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had begaan, waarbij hij gedurende meer dan 14 maanden hennep had geteeld.
De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf van 80 uur. De rechtbank overwoog dat het kweken van hennep een strafbaar feit is dat overlast en schade voor de maatschappij veroorzaakt, en dat de verdachte zich kennelijk niet om deze gevolgen had bekommerd. De uitspraak werd gedaan op 2 januari 2012, waarbij de rechtbank de verdachte ook vrijsprak van andere ten laste gelegde feiten.