ECLI:NL:RBUTR:2012:BV3485

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/512386-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging en de maatregel Hulp en Steun

Op 17 januari 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander een vrouw beroofde van haar tas. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, gepleegd in vereniging. De feiten vonden plaats op 27 september 2011 te Nieuwegein, waar de aangeefster, [benadeelde 2], werd beroofd van een tas met daarin een geldbedrag van € 150,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader de tas met geweld uit de handen van de aangeefster hebben getrokken, wat leidde tot de bewezenverklaring van het feit. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte en de getuigen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de heling van een telefoon, waarvoor de verdachte was aangeklaagd.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte, geboren in 1995, had eerder al een veroordeling door de kinderrechter en de rechtbank vond het zorgelijk dat hij zich kort na deze veroordeling opnieuw schuldig had gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 60 dagen, waarvan 32 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder de maatregel Hulp en Steun. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 257,50 toegewezen aan de benadeelde partij, [benadeelde 2], voor de geleden schade.

De uitspraak benadrukt de impact van straatroven op slachtoffers en de verantwoordelijkheid van de rechtbank om zowel de belangen van de slachtoffers als de rehabilitatie van de verdachte in overweging te nemen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit, heling, omdat er onvoldoende bewijs was om dit te ondersteunen. De beslissing van de rechtbank is genomen in het kader van de geldende wetgeving en met inachtneming van de rechten van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/512386-11 [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 januari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1995] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
raadsman mr. J.M. van Dam, advocaat te ’s-Gravenhage.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1: samen met een ander met geweld een tas met daarin onder meer een geldbedrag van € 150,00 heeft gestolen;
Feit 2: zich schuldig heeft gemaakt aan heling van een telefoon.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde kan komen en heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende steunbewijs is voor de overigens niet betrouwbare verklaring van [A].
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
De van aangeefster [benadeelde 1] gestolen telefoon bleek na onderzoek door de politie in gebruik bij [A]. [A] heeft verklaard dat hij deze telefoon van verdachte heeft gekocht. Daarbij waren drie anderen aanwezig waaronder een persoon genaamd [getuige 1]. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [A] een telefoon van iemand kocht. De rechtbank volgt het door de verdediging gevoerde verweer dat verdachte niet beantwoordt aan het door getuige [getuige 1] opgegeven signalement van de verkoper van de telefoon. De verklaring van [A] wordt derhalve niet ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1]. In het dossier bevinden zich geen overige bewijsmiddelen die de verklaring van [A] zouden kunnen ondersteunen. Nu dergelijke ondersteuning ontbreekt, acht de rechtbank de verklaring van [A] onvoldoende om tot een bewezenverklaring van heling te komen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2 Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangeefster [benadeelde 2] heeft op 27 september 2011 bij de Rabobank te Nieuwegein een bedrag van € 150,00 gepind in drie biljetten van vijftig euro. Aangeefster heeft het geld in een plastic tas gedaan. In deze tas zaten ook haar pinpas en haar sleutelbos. Daarna heeft zij sigaretten gekocht bij de Primera, waarbij er in de winkel twee jongens achter haar stonden. Toen zij daarna in het Abraham Kuyperpark liep, kwamen de jongens uit de Primera eraan lopen. Zij voelde dat er heel hard aan haar tas werd getrokken. De tas werd met kracht uit haar handen gerukt en beide jongens renden er vervolgens mee weg.
Getuige [getuige 2] zag de twee jongens rennen en hoorde dat zij een vrouw beroofd hadden. De getuige ging toen samen met de politie naar de jongens op zoek. Zij troffen beide jongens vervolgens aan in de Vronensteyntunnel. Getuige [getuige 2] herkende hen als de jongens die hij had zien rennen. Hij herkende hen aan hun kapsel, hun verschil in lengte en aan hun kleding.
De politie heeft één van beide jongens aan kunnen houden. Dit bleek verdachte te zijn. De ander wist te ontkomen. Bij de insluitingsfouillering zijn bij verdachte drie biljetten van € 50,00 en één biljet van € 100,00 aangetroffen. Verdachte is door twee verbalisanten herkend op de beelden van de Primera. Op de beelden is te zien is dat verdachte samen met een andere jongen is en dat zij meerdere malen naar de aangeefster kijken.
Op de plek waar geprobeerd is om de ontkomen verdachte aan te houden, is een sleutelbos aangetroffen. Deze sleutelbos is door de aangeefster herkend als haar weggenomen eigendom.
Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van het onder 1 ten laste gelegde feit.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, in die zin dat
hij op 27 september 2011 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een plastic tas met daarin een geldbedrag van ongeveer EUR 150 en een sleutelbos toebehorende aan [benadeelde 2],
welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander onverhoeds en met kracht heeft getrokken aan voornoemde tas terwijl voornoemde [benadeelde 2] deze tas vasthield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Feit 1: Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 32 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de Maatregel Hulp en Steun, waarvan de eerste zes maanden in de vorm van ITB-plus, en het volgen van MST bij De Waag als bijzondere voorwaarden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte in plaats van een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 32 dagen een werkstraf van 64 uren op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Voor wat betreft de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft samen met een ander een vrouw beroofd van haar tas. Het handelen van verdachte werd daarbij slechts ingegeven door financieel gewin zonder dat hij zich rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn handelen. De ervaring leert dat slachtoffers van een straatroof gedurende geruime tijd de psychische nadelige gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dat dit in deze zaak ook het geval is, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die door de aangeefster is ingediend. Voorts worden door het plegen van dit soort strafbare feiten de bestaande gevoelens van onveiligheid in de maatschappij bevestigd en versterkt. De rechtbank rekent het verdachte daarbij extra zwaar aan dat hij en zijn mededader voor deze laffe tasjesroof een vrouw van 63 jaren oud als slachtoffer hebben uitgekozen.
De rechtbank heeft bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd tevens rekening gehouden met de persoon van de verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 21 december 2011, het Plan van Aanpak t.b.v. ITB-Plus van Bureau Jeugdzorg Utrecht van 19 oktober 2011, het rapport van psycholoog drs. M.A. Westerink-Hetebrij van 12 december 2011 en het rapport van kinder- en jeugdpsychiaters drs. A.A. Mulder en R.F. Zijlstra van 4 juli 2011.
In voornoemd psychiatrisch rapport van 4 juli 2011, dat niet is opgemaakt ten behoeve van deze maar een eerdere strafzaak, is als advies gegeven om verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank is van oordeel dat deze mening ook van toepassing is op verdachte in de onderhavige zaak. De rechtbank is, gelet op de recente datum waarop het rapport is opgemaakt, van oordeel dat de problematiek die bij verdachte ten tijde van het opmaken van dit rapport speelde ook ten tijde van het tenlastegelegde in de onderhavige zaak van invloed is geweest op het handelen van verdachte.
In voormeld rapport van de Raad voor de Kinderbescherming is als strafadvies geformuleerd om aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarde dat hij zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun, waarvan zes maanden in het kader van ITB-Plus, houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook indien deze aanwijzingen inhouden dat verdachte zich onder behandeling van een bepaalde deskundige of bepaalde instantie zal stellen, zoals MST bij De Waag. Uit voornoemd rapport van de psycholoog blijkt dat de psycholoog hetzelfde advies geeft.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 december 2011, waaruit blijkt dat hij op 13 september 2011 door de kinderrechter is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte zich kort na een veroordeling door de kinderrechter opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit.
Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte zich in de afgelopen maanden positief ingezet bij zijn begeleiding in het kader van de ITB-Plus.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank een voorwaardelijke werkstraf, gelet op de ernst van het feit en op de recente veroordeling van verdachte door de kinderrechter, niet passend.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van jeugddetentie voor de duur van 60 dagen waarvan 32 dagen voorwaardelijk passend en geboden is. De rechtbank ziet op grond van het bovengenoemde aanleiding om aan het voorwaardelijk strafdeel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden te verbinden.
7 Het beslag
7.1 De teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 150,00, aan [benadeelde 2], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
7.2 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 100,00, aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
8 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 407,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank wijst de gevorderde schade van € 150,00 af, omdat dit bedrag onder verdachte in beslag is genomen en de rechtbank heeft bepaald dat dit bedrag dient te worden teruggegeven aan [benadeelde 2].
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 257,50 een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit, waarvan € 7,50 ter zake van materiële schade en € 250,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte en zijn medeverdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank acht, anders dan de verdediging, een bedrag van € 250,00 aan immateriële schadevergoeding gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt toegekend niet onredelijk. Het gevorderde acht de rechtbank tot voornoemd bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank, naast het vermeerderen van de toegekende vordering met de wettelijke rente vanaf 27 september 2011, tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1: Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, waarvan 32 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, te geven aanwijzingen, zolang die instelling dat nodig acht, waarvan de eerste 6 maanden in de vorm van de ITB-Plus;
* indien de jeugdreclassering dat nodig acht, meewerkt aan het volgen van een behandeling, zoals Multi Systeem Therapie (MST) bij De Waag;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
Beslag
- gelast de teruggave aan [benadeelde 2] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 150,00;
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 100,00;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 257,50, waarvan € 7,50 ter zake van materiële schade en € 250,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 27 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], € 257,50 te betalen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs.
J.P. Killian en P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Riani el Achhab, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 januari 2012.