ECLI:NL:RBUTR:2012:BV3470

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/512401-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging en de gevolgen voor de verdachte

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 17 januari 2012, stond de verdachte terecht voor diefstal met geweld, gepleegd in vereniging. De verdachte en een medeverdachte werden beschuldigd van het stelen van een tas met daarin een geldbedrag van € 150,00 van een vrouw in Nieuwegein. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn medeverdachte de vrouw heeft gevolgd en haar tas met geweld heeft afgenomen. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 60 dagen, met bijzondere voorwaarden, waaronder de maatregel Hulp en Steun. De verdediging betoogde dat de verdachte slechts medeplichtig was en verzocht om heropening van het onderzoek naar camerabeelden. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor de actieve rol van de verdachte in de diefstal.

De rechtbank achtte de verdachte volledig toerekeningsvatbaar en legde een jeugddetentie op van 70 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 257,50 vorderde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte aansprakelijk waren voor deze schade, die rechtstreeks voortvloeide uit de diefstal. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn eerdere veroordelingen en de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen strafbaar was, maar ook dat de opgelegde straf passend was gezien de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de gevolgen van geweldsdelicten en de verantwoordelijkheid van de dader, vooral wanneer kwetsbare slachtoffers in het vizier komen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/512401-11 [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 januari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats],
wonende te [adres] in Nieuwegein,
raadsvrouw mr. P.M.A.C. van de Wouw, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander met geweld een tas met daarin onder meer een geldbedrag van € 150,00 heeft gestolen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem tenlastegelegde.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op de fotoprints van de camerabeelden in het dossier is niet duidelijk te zien dat één van de jongens op de beelden verdachte is. Indien de rechtbank dit met de verdediging eens is, verzoekt de raadsvrouw de rechtbank om de zaak te heropenen om de camerabeelden ter terechtzitting te bekijken. Indien de rechtbank van mening is dat vastgesteld kan worden dat verdachte één van de twee daders van de tasjesroof is, is de raadsvrouw van oordeel dat slechts sprake is van medeplichtigheid. Verdachte dient derhalve van het medeplegen van dit feit te worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De vaststelling van de feiten
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Aangeefster [benadeelde] heeft op 27 september 2011 bij de Rabobank te Nieuwegein een bedrag van € 150,00 gepind in drie biljetten van vijftig euro. Aangeefster heeft het geld in een plastic tas gedaan. In deze tas zaten ook haar pinpas en haar sleutelbos. Daarna heeft zij sigaretten gekocht bij de Primera, waarbij er in de winkel twee jongens achter haar stonden. Toen zij daarna in het Abraham Kuyperpark liep, kwamen de jongens uit de Primera eraan lopen. Zij voelde dat er heel hard aan haar tas werd getrokken. De tas werd met kracht uit haar handen gerukt en beide jongens renden er vervolgens mee weg.
Getuige [getuige 1] zag de twee jongens rennen en hoorde dat zij een vrouw beroofd hadden. De getuige ging toen samen met de politie naar de jongens op zoek. Zij troffen beide jongens vervolgens aan in de Vronensteyntunnel. Getuige [getuige 1] herkende hen als de jongens die hij had zien rennen. Hij herkende hen aan hun kapsel, hun verschil in lengte en aan hun kleding.
De politie heeft één van beide jongens aan kunnen houden, de ander wist te ontkomen. De aangehouden jongen bleek [medeverdachte] te heten. Bij de insluitingsfouillering zijn bij [medeverdachte] drie biljetten van € 50,00 en één biljet van € 100,00 aangetroffen. [medeverdachte] is door twee verbalisanten herkend op de beelden van de Primera. Op de beelden is te zien is dat [medeverdachte] samen met een andere jongen is en dat zij meerdere malen naar de aangeefster kijken.
Op de plek waar geprobeerd is om de ontkomen verdachte aan te houden, is een sleutelbos aangetroffen. Deze sleutelbos is door de aangeefster herkend als haar weggenomen eigendom.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij de hem bekende [verdachte] en [medeverdachte] heeft zien rennen en dat hij van een getuige hoorde dat zij de daders waren van een beroving en getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij de haar bekende [verdachte] en [medeverdachte] heeft zien rennen en dat zij werden achtervolgd door een oudere vrouw. Uit onderzoek in het politiesysteem naar de naam [verdachte] bleek dat een persoon met de naam [verdachte] meermalen tezamen met [medeverdachte] in het systeem voorkomt. Verdachte is vervolgens buiten heterdaad aangehouden en daarna is hij door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] herkend op de beelden van de Primera.
4.3.2. De waardering van het bewijsmateriaal
Camerabeelden
Door de verdediging is verzocht om, indien de rechtbank meent dat verdachte niet te herkennen is op de fotoprints in het dossier, het onderzoek te heropenen om de camerabeelden van de Primera ter terechtzitting te vertonen. De rechtbank wijst dit verzoek af. Gelet op de mate van duidelijkheid en helderheid van de foto’s en meer in het bijzonder op de weergave van de personen die op de foto’s die zich in het dossier bevinden staan afgebeeld, acht de rechtbank het aannemelijk dat iemand die deze persoon kent, hem op de camerabeelden herkent aan zijn fysieke kenmerken. Dit maakt dat de rechtbank waarde hecht aan de inhoud van de verklaringen van voornoemde verbalisanten en dat zij deze verklaringen derhalve voor het bewijs heeft gebruikt. De rechtbank overweegt voorts dat deze verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het niet noodzakelijk om het onderzoek te heropenen om de camerabeelden ter terechtzitting te bekijken.
Tezamen en in vereniging
Met betrekking tot de vraag of bewezen kan worden dat de diefstal met geweld tezamen en in vereniging is gepleegd, overweegt de rechtbank als volgt. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat zowel verdachte als zijn medeverdachte [medeverdachte] een actieve rol heeft gehad in het feitencomplex. Beide verdachten zijn aangeefster vanuit de Primera naar buiten gevolgd. Zij zijn samen achter haar aan gelopen en naar haar toe gegaan, waarna één van beide jongens de tas uit haar handen heeft getrokken. De andere jongen stond ook naast haar. Vervolgens zijn beide jongens samen weggerend. Bij [medeverdachte] zijn drie biljetten van € 50,00 aangetroffen en op de plek waar verdachte aan zijn aanhouding door de politie is ontkomen, wordt door de politie de sleutelbos van de aangeefster gevonden. Uit deze feitelijke gang van zaken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van gezamenlijke uitvoeringshandelingen en van voorafgaande en/of stilzwijgende afspraken met betrekking tot de diefstal met geweld.
Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er tussen verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking sprake is geweest, dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, tezamen en in vereniging gepleegd. Het betoog van de raadsvrouw dat de rol van verdachte juridisch beperkt zou zijn tot medeplichtigheid volgt de rechtbank dan ook niet.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij op 27 september 2011 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een plastic tas met daarin een geldbedrag van ongeveer EUR 150 en een sleutelbos toebehorende aan [benadeelde],
welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander onverhoeds en met kracht heeft getrokken aan voornoemde tas terwijl voornoemde [benadeelde] deze tas vasthield;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De raadsvrouwe heeft bepleit dat als het feit wordt bewezen, er sprake is bij verdachte van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Zij heeft dit standpunt niet onderbouwd. De rechtbank vindt geen aanknopingspunten voor dit standpunt in het dossier over de feiten noch in de rapporten over de persoon van verdachte. De rechtbank acht verdachte geheel toerekeningsvatbaar. Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 18 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de Maatregel Hulp en Steun, waarvan de eerste zes maanden in de vorm van ITB-Plus, en het volgen van MST bij De Waag als bijzondere voorwaarden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de ITB-Plus in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis al op 18 november 2011 gestart is. Zij heeft verzocht om de ITB-Plus tot 18 mei 2012 op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Voor wat betreft de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft samen met een ander een vrouw beroofd van haar tas. Het handelen van verdachte werd daarbij slechts ingegeven door financieel gewin zonder dat hij zich rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn handelen. De ervaring leert dat slachtoffers van een straatroof gedurende geruime tijd de psychische nadelige gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dat dit in deze zaak ook het geval is, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die door de aangeefster is ingediend. Voorts worden door het plegen van dit soort strafbare feiten de bestaande gevoelens van onveiligheid in de maatschappij bevestigd en versterkt. De rechtbank rekent het verdachte daarbij extra zwaar aan dat hij en zijn mededader voor deze laffe tasjesroof een vrouw van 63 jaren oud als slachtoffer hebben uitgekozen.
De rechtbank heeft bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd tevens rekening gehouden met de persoon van de verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 december 2011, het Plan van Aanpak t.b.v. ITB-Plus van Bureau Jeugdzorg Utrecht van 16 november 2011 en het rapport van psycholoog drs. E.F. de Witt van 22 december 2011.
Uit voornoemd rapport van de psycholoog blijkt dat de psycholoog van mening is dat ambulante behandeling in een vrijwillig kader geïndiceerd is. De rechtbank is, anders dan de psycholoog, van oordeel dat aan verdachte behandeling in de vorm van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 december 2011, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank heeft daarnaast gelet op voormeld rapport van de Raad van de Kinderbescherming, waarin als strafadvies is geformuleerd om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarde dat hij zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun, waarvan zes maanden in het kader van ITB-Plus, houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook indien deze aanwijzingen inhouden dat verdachte meewerkt aan het volgen van MST.
Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte zich in de afgelopen maanden positief ingezet bij zijn begeleiding in het kader van de ITB-Plus.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van jeugddetentie voor een langere duur dan gevorderd passend en geboden is. De rechtbank ziet op grond van het bovengenoemde aanleiding om een jeugddetentie van 70 dagen waarvan 28 dagen voorwaardelijk op te leggen en aan het voorwaardelijk strafdeel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden te verbinden. Om tot een zo optimaal mogelijke oplossing van de problematiek van verdachte te komen, legt de rechtbank de ITB-Plus op voor de duur van zes maanden vanaf de uitspraakdatum van het vonnis.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 407,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank wijst de gevorderde schade van € 150,00 af, omdat dit bedrag onder de medeverdachte van verdachte in beslag is genomen en de rechtbank in het vonnis van die medeverdachte heeft bepaald dat dit bedrag dient te worden teruggegeven aan [benadeelde].
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 257,50 een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit, waarvan € 7,50 ter zake van materiële schade en € 250,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte en zijn medeverdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank acht, anders dan de verdediging, een bedrag van € 7,50 aan schadevergoeding voor de aanvraag van een nieuwe pinpas toewijsbaar, nu het een feit van algemene bekendheid is dat een dergelijke aanvraag kosten met zich meebrengt. Het gevorderde acht de rechtbank tot voornoemd bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank, naast het vermeerderen van de toegekende vordering met de wettelijke rente vanaf 27 september 2011, tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 70 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, te geven aanwijzingen, zolang die instelling dat nodig acht, waarvan de eerste 6 maanden in de vorm van de ITB-Plus;
* meewerkt aan het volgen van Multi Systeem Therapie (MST) bij De Waag;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 257,50, waarvan € 7,50 ter zake van materiële schade en € 250,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 27 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 257,50 te betalen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs.
J.P. Killian en P.W.G. de Beer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Riani el Achhab, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 januari 2012.