ECLI:NL:RBUTR:2012:BV3075

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
308253 - HA ZA 11-1242
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementspauliana en benadeling van schuldeisers in het faillissement van een besloten vennootschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht werd behandeld, ging het om een faillissementspauliana, waarbij de curator van een failliete besloten vennootschap vorderingen had ingesteld tegen twee andere besloten vennootschappen. De curator stelde dat betalingen die door de failliete vennootschap aan de gedaagden waren gedaan, nietig waren op grond van de artikelen 42 en 47 van de Faillissementswet (Fw), omdat deze betalingen de schuldeisers zouden hebben benadeeld. De rechtbank onderzocht of er daadwerkelijk sprake was van benadeling van de schuldeisers door de bestreden rechtshandeling. De curator betoogde dat de regresvordering van gedaagde sub 1 lager zou zijn geweest zonder de betalingen, wat zou hebben geleid tot een groter passief en daarmee benadeling van de overige schuldeisers. Gedaagde sub 1 deed echter afstand van haar regresvordering, wat volgens de rechtbank de door de curator gestelde benadeling opheft. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de curator moesten worden afgewezen, omdat deze geen steun vonden in het recht. De curator werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden werden begroot op € 2.969,00. Het vonnis werd uitgesproken op 1 februari 2012 door mr. J.W. Frieling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 308253 / HA ZA 11-1242
Vonnis van 1 februari 2012
in de zaak van
MARTIN JOSEPH GERARD HUBERT VERVIERS
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijf ] te [vestigingsplaats],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. R. Reumkens te IJsselstein,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagden,
advocaat mr. J.R. Kluyver te Utrecht.
Partijen zullen hierna de curator, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden genoemd, en de twee laatstgenoemden gezamenlijk ook [gedaagden c.s.].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 20 december 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [bedrijf ] (hierna: [bedrijf ]) is een zustervennootschap van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].
2.2. Sedert 8 april 2008 genoten [bedrijf ], [gedaagden c.s.]. en hun gezamenlijke moedermaatschappij Abony Werk B.V. (hierna: Abony Werk) een gezamenlijk krediet bij ABN AMRO Bank (hierna: de bank) van € 1.100.000,00, waarvoor zij jegens de bank hoofdelijk waren verbonden (hierna: het krediet).
2.3. In de periode 21 januari-11 februari 2009 heeft [bedrijf ] ten laste van het krediet betalingen verricht ten bedrage van in totaal € 67.361,93 aan [gedaagde sub 1] en ten bedrage van in totaal € 27.945,22 aan [gedaagde sub 2] (hierna: de betalingen).
2.4. Op 24 februari 2009 is [bedrijf ] op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de curator als zodanig.
2.5. Na de faillietverklaring van [bedrijf ] hebben [gedaagden c.s.]. en Abony Werk het krediet afgelost. [gedaagde sub 1] heeft het deel van het krediet waarvoor [bedrijf ] draagplichtig was, € 125.110,96, voor haar rekening genomen, en is in zoverre gesubrogeerd in de rechten van de bank jegens [bedrijf ] (hierna: de regresvordering).
2.6. De curator heeft jegens [gedaagden c.s.]. met verwijzing naar de artikelen 42 en 47 Fw nietigheid van de betalingen ingeroepen.
3. Het geschil
3.1. De curator vordert bekrachtiging van de door hem gedane vernietigingen dan wel verklaring voor recht dat de betalingen zijn vernietigd, alsmede – in lijn hiermee – veroordeling van [gedaagden c.s.]. tot restitutie van de betalingen, ieder voor het door haar ontvangene, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagden c.s.]. voeren verweer. Zij betwisten dat aan enige van de voorwaarden van artikel 42 Fw en/of artikel 47 Fw is voldaan, laat staan alle.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vordering tot bekrachtiging dient te worden afgewezen reeds omdat deze geen steun vindt in het recht.
4.2. De vorderingen worden ook voor het overige afgewezen. Eén van de voorwaarden voor toepassing van artikelen 42 en/of 47 Fw is dat de schuldeisers door de bestreden rechtshandeling zijn benadeeld. Volgens de curator is de benadeling van schuldeisers in het onderhavige geval gelegen in de omvang van de regresvordering van [gedaagde sub 1], die volgens hem navenant lager zou zijn geweest zonder de betalingen. De betalingen hebben volgens hem dus tot een groter passief geleid, en daarmee benadeling in verhaalsmogelijkheden voor de overige schuldeisers. In antwoord hierop heeft [gedaagde sub 1] afstand gedaan van haar regresvordering voor zover dat nodig mocht zijn om de door de curator gestelde benadeling ongedaan te maken. Dit heft – thans (HR 19 oktober 2001, NJ 2001, 654 ([A]/Gilhuis q.q.)) – de door de curator gestelde benadeling op. In hoeverre de betalingen aanvankelijk tot benadeling van schuldeisers hebben geleid
([gedaagden c.s.]. stellen dat ook daarvan geen sprake is), en dus in hoeverre de afstand nodig is (en plaatsvindt) is een kwestie die – mocht het zover komen – in een verificatiegeschil ter zake van de regresvordering eventueel nog aan de orde zou kunnen komen. In het onderhavige geding hoeft hierover niet te worden beslist.
4.3. De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden c.s.]. worden begroot op:
- griffierecht € 1.181,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.969,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden c.s.]. tot op heden begroot op € 2.969,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Frieling en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2012.