ECLI:NL:RBUTR:2012:BV3074

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-712054-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met diefstal in Nieuwegein

Op 21 november 2011 om 00.30 uur werd een Renault Clio aangetroffen met drie inzittenden, waaronder de verdachte. In de auto werden diverse tassen en papieren aangetroffen die toebehoorden aan de bewoners van een woning in Nieuwegein, waar kort daarvoor was ingebroken. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij de spullen in de auto had gevonden, niet geloofwaardig was. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich toegang had verschaft tot de woning door een ruit in te gooien en goederen had weggenomen, waaronder een laptop en sieraden. De rechtbank benadrukte de ernst van de inbraak, die niet alleen financiële schade veroorzaakte, maar ook een grote inbreuk op de privacy van de bewoners betekende. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 140 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tijdens de proeftijd moet de verdachte zich houden aan de aanwijzingen van de William Schrikkergroep en deelnemen aan een sociale vaardigheidstraining. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten en de adviezen van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/712054-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd in HvB Wolvenplein Utrecht
raadsman: mr. J.M. Walther te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 21 november 2011 samen met een ander heeft ingebroken in een woning gelegen aan de [adres] te Nieuwegein.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie acht het ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen en heeft verzocht verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij te spreken.
4.2 Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak van verdachte bepleit en erop gewezen dat verdachte stellig ontkent bij de inbraak betrokken te zijn geweest. Geconcludeerd moet worden, aldus de verdediging, dat op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen onvoldoende wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte degene is geweest die in de woning aan de [adres] te Nieuwegein heeft ingebroken. Verdachte voldoet niet aan het door getuige [getuige 1] gegeven signalement van een blanke man met een lengte van 1.80 meter. Verdachte heeft een Marokkaans uiterlijk en is maar 1.70 meter lang. Bovendien ontbreekt technisch bewijs dat verdachte bij de inbraak betrokken zou zijn geweest. Dat de verklaringen van de medeverdachten de verklaring van verdachte niet geheel bevestigen maakt dat niet anders, nu niet onwaarschijnlijk is dat de medeverdachten proberen om de schuld volledig op verdachte af te schuiven.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
Getuige [getuige 1] ziet op 21 november 2011 omstreeks 00.10 uur licht branden in een kamer op de eerste verdieping van de woning van zijn overburen aan de [adres] te Utrecht. Hij zag in de kamer op de eerste verdieping een man met een zwarte jas aan en een zwarte gebreide of wollen muts op, die heen en weer liep en af en toe door zijn knieën boog. Na ongeveer vier of vijf minuten ging het licht uit op de eerste verdieping, waarna hij nog even later dezelfde man buiten zag lopen. Hij herkende de man aan zijn zwarte jas, zijn zwarte muts en zijn postuur. Hij zag dat de man een blanke huidskleur had en in zijn linkerhand een rode tas vasthield. De man liep voor zijn woning langs in de richting van de [adres].
Op 21 november 2011 om 00.30 uur wordt op [adres] een Renault Clio aangetroffen met drie inzittenden. Verdachte, [verdachte], zat op de achterbank van voornoemde auto. Verdachte [verdachte] had een lichtere huidstint dan de andere twee mannen en maakte een nerveuze indruk. Op de achterbank lag een rode sporttas en daaronder diverse zwarte tassen. In een zwarte aktekoffer lagen enkele papieren. In een zwarte laptoptas bevonden zich diverse papieren bescheiden die geadresseerd waren aan de bewoners van de [adres] te Nieuwegein. Voorts lag in de auto een donkerkleurige stoffen muts. Verdachte was kort daarvoor bij de auto komen aanlopen . Hij had toen een zwarte muts op en had een koffer en een laptop tas bij zich die zich, nadat verdachte was ingestapt, op de achterbank bevonden.
Namens [benadeelde 1] en [benadeelde 2] is aangifte gedaan van inbraak in de woning aan de [adres] te [woonplaats]. Door [benadeelde 2] is aanvullend verklaard dat hij bij thuiskomst zag hij dat het dubbelglas van de schuifpui aan de achterzijde was ingegooid en dat de steen, waarmee dit was gedaan, over de vloer was geschoven. Hij heeft verklaard dat onder meer een Samsonite Attachékoffer, sieraden, diverse papieren bescheiden en een laptoptas met daarin een HP laptop zijn weggenomen.
In de Renault Clio auto werden onder meer een laptoptas met daarin een HP Laptop, een sieradendoosje en papieren bescheiden op naam van de bewoners van de [adres] aangetroffen.
De rechtbank heeft ter zitting waargenomen dat verdachte een lichte huidskleur heeft.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte voldoet aan het door getuige [getuige 1] gegeven signalement en is zeer korte tijd na de inbraak in de buurt van de plaats delict aangetroffen in het bezit van een aantal spullen afkomstig uit de woning aan de [adres] te [woonplaats].
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij de spullen die in de Renault Clio zijn aangetroffen kort voor zijn aanhouding, samen met de andere twee jongens had gevonden in de bosjes, niet geloofwaardig. Nog daargelaten dat verdachte zich in eerste in instantie bij de politie op zijn zwijgrecht heeft beroepen en pas na een paar dagen bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij de betreffende spullen samen met de andere twee jongens in de bosjes zou hebben gevonden, vindt zijn verklaring geen steun in voornoemde bewijsmiddelen en wordt zijn voorstelling van zaken weerlegd door de inhoud van de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3]. Door [getuige 2] en [getuige 3] is verklaard dat zij in de auto zaten en dat verdachte kwam aanlopen en twee tassen bij zich had.
Voor medeplegen is geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 november 2011 te Nieuwegein met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats], heeft weggenomen (onder andere) een aktekoffer (met diverse papieren bescheiden) en een laptop met laptoptas en sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft verschaft door middel van braak, te weten door een raam aan de achterzijde van het huis in te gooien, en vervolgens door dit raam de woning in te gaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 125 dagen waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Gedurende de proeftijd dient verdachte zich te houden aan de aanwijzingen van de William Schrikker Groep (WSG) en dient hij zich te melden bij de WSG zo frequent als de WSG dat nodig acht. Tevens dient verdachte zich te houden aan de aanwijzingen en de opdrachten van de WSG, waaronder deelname aan een sociale vaardigheidstraining en meerwerken aan het toe leiden naar dagbesteding.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is primair verzocht verdachte integraal vrij te spreken. Subsidiair heeft de verdediging verzocht, mocht de rechtbank aanleiding zien een straf op te leggen, te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Daarnaast kan, aldus de verdediging, conform het advies van de reclassering een deels voorwaardelijke straf met de in het advies genoemde voorwaarden worden opgelegd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan woninginbraak. Verdachte heeft zich de toegang tot de woning verschaft door vernieling van een ruit en een groot aantal goederen weggenomen. De rechtbank acht het bewezen verklaarde feit zeer ernstig. Niet alleen is financiële schade aan het pand veroorzaakt, ook zijn er voor behoorlijke bedragen goederen ontvreemd en is een grove inbreuk gemaakt op de privacy van de bewoners. Dit alles moet een grote impact hebben gehad op de eigenaren van de getroffen woning. Meer in het algemeen veroorzaken dergelijke brutale misdrijven in de samenleving gevoelens van grote onrust en onveiligheid.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 december 2011, waaruit blijkt dat verdachte ondanks zijn jeugdige leeftijd eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 18 januari 2012, opgesteld door C. Hornby, reclasseringswerker. Hierin wordt geadviseerd aan verdachte, indien hij schuldig wordt bevonden, een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstaf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de WSG, dient deel te nemen aan een sociale vaardigheidstraining, en dient mee te werken aan het toeleiden naar een dagbesteding.
- een verdachte betreffend advies van de WSG d.d. 20 januari 2012 van M. Leufkens, reclasseringswerker, waarin wordt geadviseerd de maatregel Hulp en Steun met een jaar te verlengen. Voorts worden dezelfde bijzondere voorwaarden geadviseerd als door de reclassering.
Gelet op de ernst en de aard van het door de verdachte gepleegde misdrijf is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het door verdachte gepleegde feit. Alles overziende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 140 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. Gedurende de proeftijd dient verdachte zich te houden aan de door de reclassering geadviseerde en hieronder onder het kopje beslissing opgenomen voorwaarden.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf 140 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de William Schrikkergroep;
- dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het einde van zijn detentie dient te melden bij de William Schrikkergroep. Hierna dient hij zich te blijven melden bij de William Schrikkergroep, zo frequent als de William Schrikkergroep dat nodig acht.
- dat verdachte deelneemt aan een sociale vaardigheidstraining en dient mee te werken aan het toeleiden naar een dagbesteding;
- draagt de William Schrikkergroep op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van deze gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. A. van Maanen en C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 februari 2012.