ECLI:NL:RBUTR:2012:BV3070

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601011-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van echtgenote met ernstige gevolgen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 6 februari 2012, staat de verdachte terecht voor poging tot zware mishandeling van zijn echtgenote en het opzettelijk beschadigen van een politieauto. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de echtgenote op 15 oktober 2011, waarin zij verklaarde dat de verdachte haar in de zomer van 2010 voor het eerst had mishandeld. De mishandelingen waren ernstig en omvatten onder andere het dichtknijpen van haar keel en het slaan met vuisten. De verdachte vertoonde controlerend gedrag, waarbij hij zijn echtgenote onder druk zette en haar controleerde via een webcam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling, waarbij de lichamelijke integriteit van de echtgenote ernstig is aangetast. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de echtgenote, ondersteund door getuigen en bewijsstukken, betrouwbaar waren, ondanks enkele inconsistenties. De verdachte werd vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op voorbedachten rade. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van huiselijk geweld en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601011-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1970] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
Gedetineerd PI Utrecht, HvB locatie Nieuwegein
raadsman mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Amersfoort
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. ( primair) opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd zijn echtgenote [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel (subsidiair) zijn echtgenote [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade heeft mishandeld.
2. opzettelijk een politieauto heeft vernield dan wel beschadigd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de door [slachtoffer] in 2010 en 2011 bij de politie afgelegde verklaringen, ondersteund door de door de politie in 2010 van haar letsel gemaakte foto’s, de door haar broer [broer slachtoffer] afgelegde verklaring en de op de computer van verdachte aangetroffen bestanden. Het onder 2 tenlastegelegde feit acht de officier van justitie gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen eveneens wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte van beide feiten vrij te spreken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Met betrekking tot het eerste ten laste gelegde feit heeft de verdediging betoogd dat verdachte ontkent zich aan het ten laste gelegde schuldig te hebben gemaakt en de tenlastelegging uitsluitend is gebaseerd op de verklaring van aangeefster. De overige getuigen verklaren niet uit eigen waarneming, maar verklaren alleen wat zij van aangeefster hebben gehoord. Bovendien zijn de verklaringen die aangeefster bij de politie heeft afgelegd niet consistent. Haar verklaringen uit 2010 en 2011 over dezelfde gebeurtenissen komen niet overeen. Zo verklaart ze verschillend over hoe vaak verdachte haar keel zou hebben dichtgeknepen en over de aanleidingen van beweerdelijke ruzies. Het letsel op de in 2010 door de politie van aangeefster gemaakte foto’s komt niet overeen met de door haar over de mishandelingen afgelegde verklaringen.
Met betrekking tot het tweede ten laste gelegde feit heeft de verdediging betoogd dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte een deurstijl van een politieauto zou hebben ontwricht dan wel verbogen. In het proces-verbaal van bevindingen is vermeld dat een deursponning vernield zou zijn. De beschreven gedragingen van verdachte kunnen ook niet hebben geleid tot het ontwrichten/ verbuigen van een deurstijl.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden feit 1
[slachtoffer] is in 1992 getrouwd met verdachte.
Op 15 oktober 2011 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan tegen verdachte. Zij heeft verklaard dat verdachte haar in de zomer van 2010 voor de eerste keer heeft mishandeld in hun woning te Utrecht omdat hij dacht dat ze vreemd ging met haar broer. Verdachte heeft aangeefster geslagen met de hand en met de vuist. Verdachte was heel boos en controlerend. Hij heeft haar die keer tot 6 uur in de ochtend geslagen en hij heeft haar geschopt. Ook deed hij de band van haar ochtendjas om haar nek en trok de band steeds strakker in haar nek als ze niet het juiste antwoord gaf. Hij stelde vragen over hoe vaak ze naar buiten was geweest voor de boodschappen en of ze vreemd ging met haar broer en wat ze met hem gedaan had. Zij heeft verklaard dat verdachte vanaf de zomer van 2010 wel 10 keer haar keel heeft dichtgeknepen. De laatste keer dat hij haar heeft mishandeld was ongeveer 2 weken voor de datum van de aangifte. Verdachte was boos omdat ze hem tegensprak en heeft toen twee keer haar keel dichtgeknepen, ze kon niets meer bewegen en werd helemaal warm. Ze dacht echt dat ze doodging. Ook verklaart ze dat zij, toen verdachte in Turkije was, de webcam moest aanzetten zodat hij haar kon controleren.
In een aanvullende verklaring van 20 oktober 2011 heeft aangeefster verklaard dat toen verdachte haar schopte tegen haar kont, hij alleen sokken aanhad.
Op 24 juli 2010 had aangeefster zich reeds, vergezeld van haar buurvrouw [buurvrouw], bij de politie gemeld. Zij heeft toen verklaard dat verdachte sinds zaterdag 10 juli 2010 dacht dat ze een relatie met haar broer had. Zij heeft onder meer verklaard dat verdachte haar vanaf die tijd controleert en dat hij haar op 22 juli 2010 heeft mishandeld, dat zij blauwe plekken heeft op haar bovenbeen als gevolg van de mishandelingen en dat verdachte haar vaak heeft geslagen en haar bij de keel heeft gepakt. Verbalisanten zagen dat aangeefster haar legging naar beneden deed, waardoor meerdere blauwe plekken zichtbaar werden, onder andere op haar rechter bovenbeen. Ook zagen zij een blauwe plek op haar bovenarm en een kras op haar hals. Van dit letsel zijn foto’s gemaakt door een forensisch rechercheur.
Door buurvrouw [buurvrouw] is verklaard dat aangeefster haar heeft verteld dat zij is mishandeld door verdachte omdat hij dacht dat ze vreemd ging met haar broer. Zij heeft aangeefster in 2010 geholpen om naar de politie te gaan. Op 24 juli 2010 stond aangeefster ’s ochtends voor de deur met haar kinderen. Aangeefster was erg overstuur en wilde direct naar de politie.
Door [broer slachtoffer], broer van aangeefster, is op 13 oktober 2011 verklaard dat hij sinds een half jaar weet dat aangeefster mishandeld wordt door verdachte, dat aangeefster dit zelf aan hem heeft verteld en hij wel eens blauwe plekken heeft gezien op haar armen en in haar hals. Hij heeft verder verklaard dat zijn zus de laatste maanden niet zichzelf is en dat zij erg stil is. Ook heeft aangeefster hem een keer verteld dat verdachte heeft geprobeerd haar te wurgen.
Op een externe harde schijf aangetroffen in de woning van verdachte werd onder meer een filmbestand aangetroffen waarop een opname te zien is van de woonkamer van aangeefster en verdachte. Op de opnamen is te zien dat verdachte een webcamcamera instelt en gedurende de 7 uur durende opname is aangeefster, die kennelijk niet in de gaten heeft dat er opnamen werden gemaakt, regelmatig te zien. Onder meer is te zien dat zij huishoudelijke werkzaamheden verricht, televisie kijkt en op enig moment moest huilen.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De verklaringen van aangeefster worden ondersteund door de verklaringen van haar broer, haar buurvrouw en de door de politie gemaakte foto’s van haar letsel. Voorts wordt haar verklaring ondersteund door het hiervoor beschreven op de computer van verdachte aangetroffen filmbestand,waaruit naar het oordeel van de rechtbank volgt dat verdachte aangeefster -zoals door haar verklaard- controleert en wantrouwt.
Het handelen van verdachte is, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijk kans op dat gevolg heeft aanvaard. Verdachte moet zich daarvan ook bewust zijn geweest. Verdachte heeft aldus willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat het zover niet is gekomen is geenszins aan het handelen van verdachte te danken.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, omdat zij op essentiële punten over dezelfde gebeurtenissen verschillend heeft verklaard. De rechtbank verwerpt dit verweer. Op ondergeschikte punten zijn er enkele inconsistenties in de door haar afgelegde verklaringen, maar deze zijn naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig dat die de verklaringen onbetrouwbaar maken.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Van dit onderdeel van de tenlastelegging spreekt de rechtbank verdachte dan ook vrij.
Redengevende feiten en omstandigheden feit 2
Op 14 oktober 2011 hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verdachte vervoerd naar het Arrestantencomplex te Houten. Zij plaatsten verdachte in een dienstvoertuig van het merk Volkswagen, type Touran. [verbalisant 1] zag dat verdachte kennelijk opzettelijk en met kracht zijn hoofd tegen het rechter portierraam sloeg en zag dat het raam naar buiten toe bewoog ten tijde van de kopstoot. Daarna schopte verdachte opzettelijk en met kracht met zijn rechterbeen tegen het rechterportierraam. [verbalisant 1] zag dat het rechterportierraam naar buiten bewoog. Daarna zag verbalisant dat verdachte met zijn benen veel kracht zette tegen het linkerportier, dat hierdoor kraakte. Door verbalisant [verbalisant 1] is aangifte gedaan van vernieling van voornoemde auto. Door voornoemd handelen van verdachte is de deurstijl van voornoemde auto ontwricht geraakt. Deze is door een garagebedrijf weer teruggeduwd.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een deurstijl van voornoemde auto heeft vernield.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op meer tijdstippen, gelegen in de periode van 01 juli 2010 tot en met 13 oktober 2011 te Utrecht, telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (krachtig en/of gewelddadig)
- die [slachtoffer] bij de keel / hals heeft vastgepakt en daarin heeft geknepen en heeft dichtgeknepen gehouden en
- met gebalde vuist(en) tegen het lichaam heeft geslagen en
- met de voet(en) tegen het lichaam heeft geschopt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 14 oktober 2011 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Volkswagen Touran), geheel of ten dele toebehorende aan Politie regio Utrecht heeft beschadigd, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk (gewelddadig) met het hoofd tegen die auto te slaan / te stoten en tegen een deur van die auto te schoppen / te trappen, tengevolge waarvan een deurstijl ontwricht/verbogen raakte;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1. primair: poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn echtgenoot;
2. opzettelijk en wederrechtelijk een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Toerekeningsvatbaarheid van verdachte
In opdracht van de rechter-commissaris is verdachte onderzocht door klinisch psycholoog P.G.J. Greeven en psychiater M.L.I.M. van Thiel. Door psychiater Van Thiel wordt in zijn rapport van 14 december 2011 geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens in de zin van een beperkte depressieve stoornis, gepaard gaande met slapeloosheid. Voorts is verdachte, aldus de psychiater, lijdend aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, in de zin van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale en borderlinekenmerken. Hij acht verdachte met betrekking tot beide ten laste gelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar. Deze conclusie wordt onderschreven door klinisch psycholoog Greeven in zijn rapport van eveneens 14 december 2011.
De rechtbank maakt de conclusies van de deskundigen tot de hare. De rechtbank constateert dat uit de rapportages of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie ziet geen aanleiding om een gedeelte van deze straf voorwaardelijk op te leggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, nu verdachte heeft aangegeven niet te willen meewerken aan een reclasseringstoezicht met daaraan verbonden een ambulante behandeling.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is primair verzocht verdachte integraal vrij te spreken. Subsidiair heeft de verdediging, mocht de rechtbank aanleiding zien een straf op te leggen, het opleggen van een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd bepleit.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn echtgenote. Huiselijk geweld, met name op de wijze zoals dat door verdachte is gepleegd, is zeer ernstig. De lichamelijke integriteit van de echtgenote van verdachte is op ernstige en indringende wijze aangetast door verdachte. Verdachte heeft bovendien het veiligheidsgevoel van zijn echtgenote in de huiselijke omgeving aangetast, terwijl men zich juist in de eigen woonomgeving veilig dient te kunnen voelen. Het is feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven daar nog lange tijd gevolgen, zoals psychische problemen en gevoelens van angst en onveiligheid, van kunnen ondervinden.
Voorts heeft verdachte toen hij naar het politiebureau werd vervoerd een politieauto beschadigd, en daarmee geen respect getoond voor de eigendommen van anderen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 december 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor zware mishandeling en poging tot zware mishandeling;
- voornoemde de verdachte betreffende, Pro Justitia rapportages van 14 december 2011. Hierin is aangegeven dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is ten aanzien het tenlastegelegde en wordt geadviseerd om bij een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten aan verdachte in verband met het recidiverisico, een verplicht reclasseringstoezicht op te leggen met als bijzondere voorwaarde een forensische behandeling;
- een reclasseringsrapport van 22 december 2011, opgesteld door I. Brandsma, reclasseringswerker, waarin is vermeld dat het recidiverisico, met name het risico op letsel van aangeefster, wordt ingeschat als hoog gemiddeld. In het rapport is voorts vermeld dat verdachte niet kan worden aangenomen voor een ambulante behandeling bij De Waag en dat de reclassering derhalve geen uitvoering kan geven aan het toezicht. In een aanvullende rapportage van 20 januari 2012 van reclasseringswerker I. Brandsma is vermeld dat De Waag heeft aangegeven dat verdachte kan worden aangemeld voor een intake. Vervolgens zal worden gekeken of verdachte geschikt is voor toelating. Verdachte heeft aangegeven niet te willen meewerken aan een ambulante behandeling bij De Waag.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is. Daarnaast acht de rechtbank het, in verband met het recidiverisico en de persoon van verdachte, van belang dat verdachte een ambulante behandeling zal ondergaan bij De Waag of een soortgelijke instelling. Dat verdachte heeft aangegeven daaraan niet te willen meewerken kan, gezien de noodzaak tot behandeling, niet tot een ander oordeel leiden. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is, nu de rechtbank aanleiding ziet een gedeelte van de straf voorwaardelijk straf op te leggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarde stellen dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat verdachte zich ambulant zal laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke instelling.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1. primair: poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het feit begaat
tegen zijn echtgenoot
2. opzettelijk en wederrechtelijk een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen , voorzitter, mr. R.P. den Otter en C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 februari 2012.