ECLI:NL:RBUTR:2012:BV2995

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/711142-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor diverse diefstallen met verminderd toerekeningsvatbaarheid

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 6 februari 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten in 2010 en 2011 in Amersfoort met geweld en bedreiging goederen heeft weggenomen van slachtoffers. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat betekent dat hij wel strafbaar is, maar dat zijn geestelijke toestand invloed heeft gehad op zijn handelen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een klinische opname en reclasseringstoezicht opgelegd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1.700,00 aan schadevergoeding. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de ernst van de gepleegde feiten zwaar hebben meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft tijdens de zittingen zijn schuld bekend en blijk gegeven van spijt, wat door de rechtbank is meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711142-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd: P.I. Flevoland, HvB Almere-Binnen te Almere
raadsvrouw mr. C.N. Noordzee, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 14 november 2011 en 23 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 5 juni 2011 te Amersfoort met (bedreiging met) geweld een telefoon en een sleutel bos heeft weggenomen;
2. in de nacht van 26 oktober 2010 en/of 27 oktober 2010 te Amersfoort een mobiele telefoon en een geldbedrag heeft weggenomen;
3. in de periode 20 oktober 2010 tot en met 26 oktober 2010 te Amersfoort telkens een bankpas heeft weggenomen;
4. in de periode 20 oktober 2010 tot en met 26 oktober 2010 te Amersfoort telkens geldbedragen heeft weggenomen door middel van een bankpas.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is, evenals de officier van justitie, van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
Feit 1:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 23 januari 2012 ;
- de aangifte van [slachtoffer] d.d. 5 juni 2011;
Feit 2:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 23 januari 2012 ;
- de aangifte van [slachtoffer] d.d. 27 oktober 2011;
Feiten 3 en 4:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 23 januari 2012 ;
- de aangifte van [aangever] namens [slachtoffer] d.d. 12 november 2011.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1:
op 5 juni 2011 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Fysic) en een sleutelbos, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
[terwijl hij droeg een op een bivakmuts gelijkend hoofddeksel]
- zonder toestemming de woning van die [slachtoffer] is binnengegaan en
- een (nep)pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond aan die [slachtoffer] en
- daarbij tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "[slachtoffer], ik moet geld hebben", althans woorden van gelijke aard of strekking, en
- vervolgens, nadat die [slachtoffer] had gezegd dat hij geen geld had, (terwijl hij het (nep)pistool nog in een hand hield) de woning van die [slachtoffer] heeft doorzocht en daarbij voornoemde goederen heeft weggenomen;
Feit 2:
omstreeks 26 en 27 oktober 2010 te Amersfoort, ongeveer tussen 22.00 uur en/of 6.30 uur, in elk geval de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning (gelegen aan de [adres]), alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in voornoemde woning heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Nokia) en een geldbedrag van ongeveer EUR 50,-, toebehorende aan [slachtoffer];
Feit 3:
op één tijdstip in de periode van 20 oktober 2010 tot en met 26 oktober 2010, te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas toebehorende aan [slachtoffer];
Feit 4:
op tijdstippen in de periode van 20 oktober 2010 tot en met 26 oktober 2010 te Amersfoort, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, in totaal ten bedrage van ongeveer EUR 650,-, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte (telkens) de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft hij, verdachte,
meermalen met een bankpas (ten name van voornoemde [slachtoffer] en zonder
diens toestemming) voornoemd bedrag gepind bij een geldautomaat.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank ziet het vermelden bij de feiten 3 en 4 in de tenlastelegging van de voorletters M.L. bij de naam [slachtoffer], als een kennelijke verschrijving en heeft die verbeterd.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken;
Feit 2:
Diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
Feit 3:
Diefstal;
Feit 4:
Telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De GZ-psycholoog dr. D.J. Burck rapporteert op 9 oktober 2011 de volgende conclusies:
“(…)
- Onderzochte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van zwakzinnigheid. Hij lijdt tevens aan een ziekelijke stoornis in de vorm van cannabis afhankelijkheid en een aanpassingsstoornis met depressieve stemming.
- Ook ten tijde van het ten laste gelegde was de onderzochte lijdende aan deze gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens en de cannabis afhankelijkheid. Bovendien was hij ten tijde van het ten laste gelegde lijdende aan een aanpassingsstoornis met depressieve stemming.
- De onderzochte functioneert op zwakzinnig niveau. Hij is zeer kwetsbaar voor spanning en raakt makkelijk ontregeld. Hij is onvoldoende toegerust om zijn leven zelfstandig vorm te geven. Er is sprake van psychische afhankelijkheid van cannabis in de zin dat de onderzochte blowt om zijn verdriet en zorgen te vergeten. Door het overlijden van zijn moeder ontstond er een crisis in het leven van de onderzochte in de vorm van een aanpassingsstoornis met depressieve stemming. Hij vluchtte in toenemende mate in cannabisgebruik. Toen zijn geld op was maar de problemen toenamen, kon hij de situatie niet meer hanteren en heeft hij geen ander alternatief gezien dan het geld dat hij nodig had om zich met wiet te kunnen verdoven, te roven. Aangenomen mag worden dat hij door de beperking in de ontwikkeling van zijn geestesvermogens, in combinatie met de ziekelijke stoornis in de vorm van de cannabisafhankelijkheid en de aanpassingsstoornis, zijn vermogen om de situatie en de handelingsalternatieven te overzien, in zeer ernstige mate beperkt is geweest, zodanig dat geadviseerd wordt hem voor het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
- De kans dat de onderzocht opnieuw tot soortgelijke strafbare feiten komt, wordt bovengemiddeld groot geacht. Het klinische beeld in de vorm van zwakzinnigheid en de cannabisafhankelijkheid vormen belangrijke risicofactoren. Evenzeer belangrijk is dat de onderzochte een gebrekkige opvoeding heeft gehad, waardoor hij thans onvoldoende is toegerust om zijn leven zelfstandig vorm te geven. Hij heeft geen ziekte-inzicht en er is hem nooit geleerd hoe hij om moet gaan met zijn beperkingen. Hij heeft niets om op terug te vallen in termen van sociale contacten, opleiding, werk, huisvesting. Dat maakt hem extra kwetsbaar voor stress en destabiliserende factoren.
Deze factoren, het klinische beeld, de gebrekkige opvoeding en het ontbreken van elke vorm van structuur in zijn leven versterken elkaar.
- De onderzochte heeft langdurig zorg en begeleiding nodig. Gezien de spanningen die in het verleden gespeeld hebben, lijkt het van belang dat de behandeling plaatsvindt in een setting die los staat van het systeem. Het is van belang de behandeling zo gestructureerd mogelijk in te zetten, in een klinische setting, met de mogelijkheid geleidelijk toe te werken naar minder strikte vormen van begeleiding. De behandeling zou erop gericht moeten zijn de onderzochte sociale vaardigheden bij te brengen en enigerlei vorm van dagbesteding te ontwikkelen. Daarnaast moet, zeker in het begin, controle op cannabisgebruik plaatsvinden.
(…)”
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige dat verdachte voor zijn handelen verminderd toerekeningsvatbaar is, over. Dat betekent dat verdachte strafbaar is. Er is namelijk (ook overigens) niet gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid geheel uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- reclasseringstoezicht;
- een klinische opname voor de duur van maximaal 12 maanden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de strafeis van de officier van justitie nogal fors is, gelet op de omstandigheid dat verdachte zich niet met een valse sleutel de toegang tot de woning van [slachtoffer] heeft verschaft en verdachte de feiten heeft bekend en veel spijt heeft. De verdediging heeft haar voorkeur uitgesproken voor ambulante hulpverlening, omdat
- samengevat - verdachte ruimte moet hebben om zijn weg te vinden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarbij het slachtoffer een oudere hulpbehoevende man was. Dat rekent de rechtbank verdachte zeer aan.
Vooral de overval in diens eigen woning was voor deze man een beangstigende ervaring.
Dergelijke misdrijven rechtvaardigen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De LOVS-oriëntatiepunten vermelden voor een overval in een woning met licht geweld of bedreiging reeds een gevangenisstraf van 3 jaar.
De rapportage van dr. Burck, als hiervoor vermeld onder overweging 5.2, houdt onder meer als conclusie dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van zwakzinnigheid en aan de ziekelijke stoornis in de vorm van cannabisafhankelijkheid, en dat verdachte voor het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. In de rapportage wordt gesproken van een bovengemiddelde kan op recidive. Geadviseerd wordt verdachte te behandelen in een klinische setting.
In het reclasseringsrapport d.d. 10 november 2011 wordt geadviseerd verdachte tijdens zijn detentie alvast de interventies COVA+ en de leefstijltraining te laten volgen. Voorts wordt geadviseerd om verdachte, na zijn vrijlating, aan te melden bij een forensisch psychiatrische polikliniek als Kade 17. Om het plan van aanpak een kans te geven, aldus de reclassering, zal de urine van verdachte moeten worden gecontroleerd op cannabisgebruik. De reclassering is tot dit advies gekomen omdat de reclassering verwacht dat klinische opname niet haalbaar zal zijn onder meer door afwerende houding van verdachte.
De rechtbank is mede op grond van het rapport van dr. Burck van oordeel dat verdachte is aangewezen op behandeling in een klinische setting. Bovendien is ter zitting gebleken dat verdachte bereid is zich klinisch te laten opnemen voor behandeling en aansluitend mee te werken aan beschermd wonen.
Alles afwegende, en mede in aanmerking genomen het vrijheidsbenemend karakter van de klinische opname, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. Daarbij stelt de rechtbank als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een klinische opname en behandeling bij de Wier of een soortgelijke instelling voor de duur van maximaal 12 maanden of zoveel korter als de instelling dat nodig vindt, voor zover voor die klinische opname en de behandeling door het IFZ een indicatie wordt afgegeven.
Aansluitend aan zijn opname zal verdachte moeten meewerken aan begeleid wonen en, indien nodig, poliklinische behandeling.
De rechtbank gaat ervan uit dat de reclassering en het Openbaar Ministerie zich zullen inspannen om te bewerkstelligen dat verdachte aansluitend aan de detentie wordt opgenomen en dat daartoe een indicatieaanvraag zo spoedig mogelijk in gang wordt gezet.
De rechtbank bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.500,00 voor de bewezen feiten, te weten € 700,00 aan materiële schade en € 1.800,00 aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.700,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 700,00 ter zake van materiële schade en € 1.000,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert
feit 1: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken;
feit 2: Diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 3: Diefstal;
feit 4: Telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een klinische opname en behandeling in De Wier of een soortgelijke instelling, gedurende een termijn van maximaal 12 maanden of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht, voor zover voor die klinische opname en de behandeling door het IFZ een indicatie wordt afgegeven;
* dat verdachte aansluitend aan zijn opname zal meewerken aan begeleid wonen en, indien nodig, poliklinische behandeling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.700,00, waarvan € 700,00 ter zake van materiële schade en € 1.000,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 juni 2011(voor het bedrag van € 1.000,00), 26 oktober 2011 (voor het bedrag van € 50,00) en 20 oktober 2011 (voor het bedrag van € 650,00) tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 1.700,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 27 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en E.A.A. van Kalveen, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 februari 2012.