ECLI:NL:RBUTR:2012:BV2375

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600279-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot mensenhandel en het verbergen van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 19 januari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot mensenhandel en het verbergen van een minderjarige. De zaak kwam aan het licht na een melding van de zus van het slachtoffer, die zich zorgen maakte over haar 16-jarige zus, [slachtoffer 1]. Op 18 maart 2011 meldde [slachtoffer 1] zich bij de politie, waarna een onderzoek werd gestart. De verdachte had via internet contact met [slachtoffer 1] en had haar naar een hotel in Zoetermeer gehaald, waar hij seks met haar had gehad. Hij had haar ook lingerie gekocht en geprobeerd een legitimatiebewijs voor haar te regelen, omdat hij haar in de prostitutie wilde laten werken in België. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelingen had verricht die gericht waren op het aanwerven van [slachtoffer 1] voor prostitutie, ondanks dat hij wist dat zij minderjarig was. De rechtbank achtte de poging tot mensenhandel wettig en overtuigend bewezen, evenals het verbergen van de minderjarige. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden die hem verboden contact te hebben met [slachtoffer 1] en zich bezig te houden met prostitutie.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600279-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 januari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1982]
wonende aan de [adres]
[woonplaats]
raadsman mr. A.B. Baumgarten, advocaat te ‘s-Gravenhage
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. de minderjarige [slachtoffer 1] aan het wettig gezag heeft onttrokken en/ of die minderjarige [slachtoffer 1] die onttrokken was/ zich onttrokken had aan het wettig gezag heeft verborgen;
2. heeft geprobeerd de minderjarige [slachtoffer 1] als prostituee te laten werken en die [slachtoffer 1] (primair) heeft aangeworven dan wel (subsidiair) heeft geprobeerd die [slachtoffer 1] aan te werven om als prostituee in België te gaan werken;
3. heeft geprobeerd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aan te werven om als prostituee in België te gaan werken.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van alle aan hem ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe heeft de verdediging het volgende aangevoerd.
Ten aanzien feit 1
Verdachte heeft niet het opzet gehad, ook niet in voorwaardelijke vorm, om [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) aan het wettig gezag te onttrekken en haar te verbergen. De verdediging heeft er hierbij op gewezen dat verdachte [slachtoffer 1] niet met dat doel heeft meegenomen in zijn auto. Hij wist ook niet dat ze nog minderjarig was, nu ze tegen hem gezegd had dat ze 18 jaar was. Bovendien heeft verdachte, toen [slachtoffer 1] zei niet terug naar huis te willen, tegen haar gezegd dat ze haar ouders moest laten weten waar ze was. [slachtoffer 1] heeft dat bewust nagelaten. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] volgt niet dat verdachte een beslissende invloed heeft gehad op de scheiding tussen [slachtoffer 1] en haar ouders. Voorts blijkt uit het dossier niet wie de wettige gezagsdragers over [slachtoffer 1] zijn. Stukken hieromtrent, bijvoorbeeld een uittreksel uit het gezagsregister, ontbreken.
Ook kan niet gezegd worden dat verdachte [slachtoffer 1] verborgen heeft gehouden gezien de gezamenlijke activiteiten die in alle openheid plaats hebben gevonden.
Ten aanzien van feit 2
Om te kunnen spreken van mensenhandel dient er, aldus de verdediging, sprake te zijn van een zekere mate van onderwerping of horigheid. Niet gezegd kan worden dat de relatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] hierdoor gekenmerkt werd; de aan verdachte verweten gedragingen wijzen evenmin in die richting. Bovendien zijn de ten laste gelegde gedragingen, aldus de verdediging, onvoldoende concreet om naar de uiterlijke verschijningsvorm te kunnen worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van de ten laste gelegde poging tot mensenhandel.
Ten aanzien van feit 3
Aan de door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen is, aldus de verdediging, geen begin van bewijs te ontlenen dat zij zich door verdachte hebben laten bewegen om zich voor hem te prostitueren in België. Door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is ook geen aangifte tegen verdachte gedaan. Zij zijn gehoord in verband met van hen afkomstige sms-berichten die zijn aangetroffen in de telefoon van verdachte. Deze geven echter geen volledig beeld, omdat de door verdachte aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gestuurde berichten niet zijn opgeslagen in de telefoon van verdachte.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden betreffende de feiten 1 en 2
Op 18 maart 2011 omstreeks 19.15 uur heeft [slachtoffer 1] zich op het politiebureau te Zeist gemeld in verband met een verontrustend sms-bericht dat zij had ontvangen van haar 16-jarige zus [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]). Omdat het erop leek dat [slachtoffer 1] tegen haar wil werd vastgehouden, is op het mobiele telefoonnummer van [slachtoffer 1] een spoedtap afgegeven. Tevens is een spoedtap afgegeven op telefoonnummer [telefoonnummer], waarmee [slachtoffer 1] in de periode van 14 maart 2011 tot en met 16 maart 2011 veelvuldig contact had gehad. Naar aanleiding van deze taps is de telefoon met nummer [telefoonnummer] gelokaliseerd te [woonplaats]. Door een ingezet observatieteam werd gezien dat [slachtoffer 1] en een onbekende man op 19 maart omstreeks 23.45 uur te [woonplaats] wegreden in een Opel Corsa. Hierop zijn de inzittenden van deze Opel Corsa, waaronder verdachte en [slachtoffer 1], aangehouden.
Op 21 maart 2011 is op het politiebureau te [woonplaats] een zwart etuitje afgegeven, dat door de vinder was aangetroffen op het afdakje bij de ingang van de flat aan de [adres] te [woonplaats]. In dit etuitje bevonden zich onder meer een verblijfsdocument, een bankpas en een verzekeringspasje van Agis op naam van [slachtoffer 1]. Op het verblijfsdocument en op het verzekeringspasje van Agis is vermeld dat [slachtoffer 1] is geboren op [1994].
De mobiele telefoons van [slachtoffer 1] en van verdachte (met nummer [telefoonnummer]) zijn uitgelezen. Hieruit is naar voren gekomen dat verdachte op 17 maart 2011 om 12.11 uur aan [slachtoffer 1] het volgende bericht heeft gestuurd:
“Vandaag ben ik er niet ik ben in belgië. als je wil ben ik morgen vroeg bij je en heb hier in belgie klanten voor je.” Op 17 maart 2011 om 21.13 uur heeft verdachte het volgende sms bericht naar [slachtoffer 1] gestuurd: “Als je jou best doet kan je 400 euro per dag”.
Voorts is de telefoon van verdachte getapt op 19 maart 2011. Op die dag om 19.19 uur belt een zekere [voornaam 1] met de telefoon van verdachte naar een onbekende vrouw (een zekere [voornaam 2]). Hierin zegt [voornaam 1] dat hij eventjes wat van [voornaam 2] nodig heeft. Waarop zij zegt: “toch niet mijn id of zo hè?” Waarop [voornaam 1] antwoordt: “Jawel man.”
Om 19.32 uur heeft verdachte gebeld met een onbekende vrouw. Tijdens dit gesprek is onder meer het volgende gezegd:
“Nnman 7390 zegt: luister, regel die id dan
Nn vrouw 5380 zegt: jaaa (….)
Nnman 7390 zegt: 18, 18 jaar moet ze zijn, gewoon ouder, 18 is ook goed
Nn vrouw 5380 zegt: oke is goed
Nnman 7390 zegt: he over hoe lang?
Nnvrouw 5380 zegt: Ik bel jou over een uur of zo, half uur
Nnman 7390 zegt: een uur! half uur, he zo snel mogelijk. (..)”
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij met verdachte in contact is gekomen via de site Marocchat.nl, op 15 of 16 maart 2011. Na een paar gesprekken -via chat en per telefoon- hebben ze gesproken over prostitutie. Verdachte begon daarover. Hij vroeg of ze geld nodig had. Toen ze daarop bevestigend antwoordde zei hij dat ze geld kon verdienen door seks te hebben met mannen en jongens. De sms-berichten van 17 maart 2011 van verdachte gingen daarover, aldus [slachtoffer 1]. Verdachte gaf daarin aan dat hij in België was, dat hij klanten voor haar had en dat ze zo snel mogelijk kon beginnen. [slachtoffer 1] verklaart dat ze op 17 maart 2011 met verdachte had afgesproken dat ze hem op 18 maart 2011 om 9.00 uur zou ontmoeten op het NS station van Driebergen-Zeist. Telefonisch was al besproken dat ze naar een hotel zouden gaan. Nadat verdachte haar met een auto van het station Driebergen-Zeist had opgehaald, zijn ze naar een hotel in Zoetermeer gereden. In de hotelkamer heeft ze vrijwillig seks met verdachte gehad. Ook heeft ze die dag in het hotel nog met verdachte gesproken over werken in een privéhuis. Verdachte vroeg of ze daarover nog had nagedacht. Hierop heeft ze gezegd dat ze dat nog niet wist. Aan het einde van de middag op 18 maart 2011 heeft ze tegen verdachte gezegd dat het contact met haar broers niet zo lekker liep en dat ze niet naar huis wilde gaan, maar liever bij hem wilde blijven. Verdachte zei dat ze bij hem kon blijven. Hij vroeg wat ze ging zeggen thuis, waarop ze gezegd heeft dat ze zou vertellen dat ze was weggelopen. Verdachte zei dat dat goed was. Verdachte heeft vervolgens een vriend van hem in [woonplaats] gebeld, die hen met de auto heeft opgehaald. In de flat van die vriend te [woonplaats] heeft ze met verdachte overnacht. De volgende dag is ze met verdachte naar een winkelcentrum in [woonplaats] gegaan. Toen ze langs een lingeriewinkel liepen zei verdachte dat ze daar spullen moest kopen. Ze hebben daar drie setjes lingerie voor haar gekocht, die door verdachte zijn betaald. Ze heeft vervolgens tegen verdachte gezegd dat ze nog niet zeker wist of ze wilde werken in een privéhuis, waarop verdachte zei dat ze het daarover nog zouden hebben. Vervolgens heeft hij bij een winkel blonde haarverf voor haar gekocht. Verdachte had haar gevraagd om haar haren blond te verven, omdat ze dan aantrekkelijker zou zijn voor klanten als ze zou gaan werken. Voorts verklaart [slachtoffer 1] dat verdachte op 19 maart 2011 heeft geprobeerd een identiteitsbewijs van een meerderjarig meisje voor haar te regelen. Ze begreep dat je minstens 18 jaar oud moet zijn om in een privéhuis te kunnen werken. Verdachte heeft contact gehad met een zekere [voornaam 1] en een zekere Sheila om een legitimatiebewijs voor haar te regelen. Ze heeft met verdachte en [voornaam 1] met de auto rondgereden, terwijl verdachte en [voornaam 1] probeerden een legitimatiebewijs voor haar te regelen. Ze had haar tasje met al haar spullen erin op verzoek van verdachte aan hem gegeven. Verdachte had haar tas in zijn sporttas gestopt. Verdachte heeft haar portemonnee met spullen op een dak gegooid, omdat volgens verdachte de pasjes die erin zaten haar identiteit bekend zouden maken. Voorts had verdachte tegen haar gezegd dat als het die avond niet lukte om een legitimatiebewijs van een meerderjarig meisje voor haar te regelen, ze naar een hotel zouden gaan en ze dan zeker een dag later naar België zouden gaan.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] via Marocchat.nl heeft leren kennen, dat hij haar volgens afspraak op 18 maart 2011 op het station Driebergen-Zeist met de auto heeft opgehaald en vervolgens met haar naar een hotel in Zoetermeer is gereden. Hij heeft de hotelkamer betaald en heeft in de hotelkamer seks met haar gehad. Toen [slachtoffer 1] zei dat ze niet meer naar huis wilde heeft hij haar gezegd om dat thuis te laten weten en is hij met haar naar de woning van een vriend in [woonplaats] gegaan waar ze hebben overnacht. Voorts heeft hij verklaard dat hij in een winkelcentrum in [woonplaats] lingerie voor haar heeft gekocht, dat hij heeft geprobeerd een ander legitimatiebewijs van een meerderjarig meisje voor haar te regelen en dat hij haar etui met pasjes op een afdakje bij de ingang van de flat aan de [adres] te [woonplaats] heeft weggegooid. Toen hij op 19 maart 2011 door de politie werd aangehouden was hij met [slachtoffer 1] op weg naar een hotel in Voorschoten om daar te overnachten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 ten eerste ten laste gelegde nu niet kan worden vastgesteld of verdachte vóór of op 18 maart 2011 wist dat [slachtoffer 1] minderjarig was. Verdachte ontkent dat hij, toen hij met [slachtoffer 1] afsprak, wist dat zij nog geen 18 jaar oud was. De verklaring van [slachtoffer 1] dat zij tegen verdachte heeft gezegd dat zij nog geen 18 jaar oud was en dat verdachte op 18 maart 2011 op haar verblijfsdocument heeft gezien dat zij minderjarig was, wordt niet door een ander bewijsmiddel ondersteund. Voorts staat, gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij zelf niet terug wilde naar huis, niet vast dat verdachte een beslissende invloed heeft gehad op de scheiding van [slachtoffer 1] van haar ouders.
Het onder feit 1 ten tweede ten laste gelegde acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft bij dit oordeel in aanmerking genomen dat verdachte in ieder geval op 19 maart 2011 wist dat [slachtoffer 1] minderjarig was. Immers, uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 19 maart 2011 heeft geprobeerd een legitimatiebewijs van een meerderjarig meisje voor [slachtoffer 1] te regelen . Voorts heeft verdachte op die datum haar etui met pasjes - waaruit bleek dat zij minderjarig was - onder zich gehouden en deze pasjes weggegooid. Ondanks dat verdachte op 19 maart 2011 wist dat [slachtoffer 1] minderjarig was, heeft hij haar bij een vriend van hem te [woonplaats] onderdak verschaft en was hij, op het moment dat hij door de politie werd aangehouden, met [slachtoffer 1] op weg naar een door hem geregeld hotel.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2 onder A en B
De rechtbank acht de onder A ten laste gelegde poging tot mensenhandel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voor de strafbaarheid van de ten laste gelegde gedraging, zoals vervat in artikel 273f aanhef en onder 50 van het Wetboek van Strafrecht, niet van belang is of verdachte heeft geprobeerd met dwang of ongeoorloofde beïnvloeding [slachtoffer 1] in de prostitutie te laten werken. Voorts is voor een bewezenverklaring niet van belang of verdachte wist dat [slachtoffer 1] nog geen 18 jaar oud was, nu de minderjarigheid van het slachtoffer een geobjectiveerd bestanddeel van dit artikel vormt.
Volgens vaste jurisprudentie is van een strafbare poging sprake indien de bewezen verklaarde feitelijke handelingen kunnen worden beschouwd als gedragingen, die naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het ten laste gelegde misdrijf mensenhandel. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval sprake gelet op de door verdachte op 17 maart 2011 aan [slachtoffer 1] gestuurde sms-berichten en de tapgesprekken van 19 maart 2011 waarin wordt gesproken over het werken in België in de prostitutie, het geld dat daarmee verdiend kan worden, de rol die verdachte daarin kon hebben en de door verdachte ondernomen pogingen om een legitimatiebewijs van een meerderjarig meisje voor [slachtoffer 1] te regelen. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte het opzet had om [slachtoffer 1] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
De verklaring van verdachte ter zitting dat hij enkel seks met [slachtoffer 1] wilde hebben acht de rechtbank gelet op voornoemde bewijsmiddelen niet geloofwaardig.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank eveneens bewezen het onder 2B ten laste gelegde in die zin dat verdachte [slachtoffer 1] heeft aangeworven en meegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] er toe te brengen zich in België beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Redengevende feiten en omstandigheden betreffende het onder 3 ten laste gelegde feit
Bij het uitlezen van de telefoon van verdachte met telefoonnummer [telefoonnummer] zijn aan verdachte verzonden sms-berichten van [slachtoffer 3] aangetroffen. Het betreft onder meer de volgende berichten:
“ 6-3-2011, 19.11 uur: En wat ga ik verdien per week schat (….)
6-3-2011, 19.31 uur: Oke wat is de huur per maand. en wat moet ik aan jou geven. en wat blijft van mijn om mijn schuldt afbetaal. schat (…)
6-3-2011, 19.44 uur: Schat verdien ik 8000 per maand. en wat is de huur per maand (…)
7-3-2011, 14.00 uur: (…) ik heb over na gedacht ik ga deze werk doen.en daarna wil met jou toekomst opbouw schat…ik moet mijn schuldt aflossen. (…)
9-3-2011. 22.03 uur: (…) ij bent echt smeerlap vent. denk ij echt dat ik bij jou komen werk als en hoer en dat ij gld van mij afpakk als andere meiden wat je doet. ik ga geen voor goud werk als en hoer (…)”
Naar aanleiding van deze aangetroffen sms-berichten is [slachtoffer 3] op 31 mei 2011 door de politie gehoord. Ze heeft verklaard dat ze via de site www.Maroc.nl met verdachte in contact is gekomen en zij daarna ook telefonisch contact met hem heeft gehad. Toen ze verdachte tijdens hun eerste telefoongesprek vertelde dat ze schulden had, zei verdachte tegen haar dat ze als hoer in Antwerpen kon gaan werken. Hij zou een pand huren in Antwerpen en zij zou dan binnen zes weken haar schulden kunnen aflossen. Hij zei tegen haar dat hij haar wilde komen ophalen en dat ze dan naar Antwerpen gingen. In hun tweede telefoongesprek zei hij tegen haar dat hij naar Antwerpen wilde gaan om lingerie en hoge laarzen voor haar te kopen. De door haar aan verdachte gestuurde sms-berichten hadden ook betrekking op werken in de prostitutie in België.
Tevens zijn bij het uitlezen van de telefoon van verdachte met telefoonnummer [telefoonnummer] aan verdachte verzonden sms-berichten van [slachtoffer 2] aangetroffen. Het betreft onder meer de volgende berichten:
“ 14-3-2011, 16.18 uur: Nee schat kijk..Mijzelf verkopen vind ik te ver gaan…Waar gaat mijn trots en mijn eer heen..ik hoop dat je er begrip voor hebt.. (…)
16-3-2011, 0.23 uur: Schatje, vraagje he wat je mij gister vroeg…Wat verdien ik daar zelf aan..?
16-3-2011, 22.09 uur: Ja schat, ik wil het wel maar durf niet… (..)
19-3-2011, 20.17 uur: Als ik jou nu zeg dat ik “het”wil doen he..hoe gaan we verder dan..
En leg me uit wat mij precies te wachten staat. ”
Naar aanleiding van deze aangetroffen sms-berichten is [slachtoffer 2] op 24 mei 2011 door de politie gehoord. Zij heeft verklaard dat ze verdachte via MSN heeft leren kennen en dat ze tegen hem heeft gezegd dat ze veel schulden had. Verdachte heeft vervolgens aan haar gevraagd of ze voor hem in de prostitutie wilde gaan werken in Antwerpen. Ze heeft erover nagedacht maar durfde het niet aan. Verdachte heeft haar een aantal smsjes gestuurd waarin hij vertelde dat zijn fantasie was dat ze een korte rok aan had met laklaarzen en achter het raam stond. Voorts heeft ze verklaard dat ze op 18 maart 2011 een bedrag van 500 euro van verdachte heeft gekregen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij via chat in contact is gekomen met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en dat hij met hen over België gesproken heeft.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
De rechtbank stelt voorop dat voor de strafbaarheid van de ten laste gelegde gedraging, zoals vervat in artikel 273f aanhef en onder 3° van het Wetboek van Strafrecht, niet van belang is of gebruik is gemaakt van geweld of van ongeoorloofde beïnvloeding, waardoor het slachtoffer is bewogen in de prostitutie te gaan.
De rechtbank acht de ten laste gelegde gedraging, gelet op de voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat bewezen wordt geacht dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] aan te werven met het oogmerk om hen ertoe te brengen zich in Antwerpen (België) beschikbaar te stellen voor de prostitutie. De rechtbank heeft bij dit oordeel in aanmerking genomen dat onder het ten laste gelegde aanwerven volgens vaste jurisprudentie wordt verstaan iedere daad, waardoor een persoon wordt aangeworven (zie onder meer Hoge Raad 18 april 2011, NJ 2000, 433). Gelet op de door [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] aan verdachte gestuurde sms berichten, alsmede gelet op de door hen afgelegde verklaringen is de rechtbank van oordeel dat sprake is van aanwerven als hiervoor bedoeld.
De rechtbank merkt nog op dat zij uitgaat van de door [slachtoffer 3] bij de politie afgelegde getuigenverklaring. Weliswaar is [slachtoffer 3] in haar verklaring bij de rechter-commissaris op een aantal punten op haar verklaring bij de politie teruggekomen, doch de rechtbank acht haar verklaring bij de rechter-commissaris onbetrouwbaar. De rechtbank heeft bij dit oordeel in aanmerking genomen dat verdachte sinds hij uit voorlopige hechtenis is geschorst (dit is met ingang van 5 juli 2011) regelmatig contact heeft gezocht met [slachtoffer 3] en bij haar op bezoek is geweest. In tegenstelling tot haar verklaring bij de politie verklaart zij op 8 december 2011 bij de rechter-commissaris dat zij niet met verdachte heeft gesproken over werken in de prostitutie en dat het sms bericht van 7 maart 2011 betrekking heeft op inpakwerk. Deze verklaring acht de rechtbank gelet op de inhoud van de hiervoor aangehaalde sms berichten volstrekt ongeloofwaardig.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 15 maart 2011 tot en met 19 maart 2011 te Zoetermeer en te [woonplaats], gemeente [woonplaats]-Voorburg opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [1994]), die zich onttrokken had aan het wettig over haar gestelde gezag (te weten: de ouder(s) van die [slachtoffer 1]), of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over de minderjarige uitoefende, heeft verborgen en aan de nasporing van de ambtenaren van justitie en politie heeft onttrokken, immers heeft hij, verdachte, toen en daar
- met die [slachtoffer 1] een liefdesrelatie aangegaan en onderhouden;
- die [slachtoffer 1] in een door hem, verdachte, gearrangeerd hotel en een door hem, verdachte, gearrangeerde woning tijdelijk onderdak verschaft;
- het identiteitsbewijs/ de identiteitsbewijzen van die [slachtoffer 1] weggegooid en voor die [slachtoffer 1] op zoek is gegaan naar een legitimatiebewijs van een ander (meerderjarig) meisje.
2)
A. op tijdstippen gelegen in de periode van 15 maart 2011 tot en met 19 maart 2011 in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [1994] te [geboorteplaats], ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer 1] toen de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, toen en daar
- onder andere via internet en telefoon contact heeft gezocht met die [slachtoffer 1], en vervolgens
- met die [slachtoffer 1] een liefdesrelatie is aangegaan en heeft onderhouden
- met die [slachtoffer 1] heeft afgesproken dat hij, verdachte, haar zou komen ophalen, en vervolgens
- die [slachtoffer 1] met een door hem, verdachte, bestuurde auto op het treinstation Driebergen-Rijssenburg heeft opgehaald, en vervolgens
- die [slachtoffer 1] in een hotel en een woning tijdelijk onderdak heeft verschaft, en
- die [slachtoffer 1] heeft gevraagd, haar haren blond te verven, en
- met die [slachtoffer 1] heeft gesproken over het werken in een privéhuis in België, en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat met het werken in de prostitutie veel geld te verdienen was, en vervolgens
- lingeriesetjes voor die [slachtoffer 1] heeft gekocht en vervolgens
- voor die [slachtoffer 1] op zoek is gegaan naar een legitimatiebewijs van een ander meerderjarig meisje,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
B. in de periode van 15 maart 2011 tot en met 19 maart 2011 in Nederland een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [1994] te [geboorteplaats], heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land, zijnde België, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, immers heeft verdachte toen en daar
- onder andere via internet en telefoon contact gezocht met die [slachtoffer 1], en vervolgens
- met die [slachtoffer 1] een liefdesrelatie aangegaan en onderhouden en
- met die [slachtoffer 1] afgesproken dat hij, verdachte, haar zou komen ophalen, en vervolgens
- die [slachtoffer 1] met een door hem, verdachte, bestuurde auto op het treinstation Driebergen-Rijssenburg opgehaald, en vervolgens
- die [slachtoffer 1] in een hotel en een woning tijdelijk onderdak verschaft, en vervolgens
- die [slachtoffer 1] gevraagd, haar haren blond te verven, en
- met die [slachtoffer 1] gesproken over het werken in een privéhuis in België, en
- meermalen tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat met het werken in de prostitutie veel geld te verdienen was, en vervolgens
- lingeriesetjes voor die [slachtoffer 1] gekocht en vervolgens
- voor die [slachtoffer 1] op zoek gegaan naar een legitimatiebewijs van een ander (meerderjarig) meisje.
3.
op meer tijdstippen gelegen in de periode van 01 januari 2011 tot en met 19 maart 2011 in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer 2] en een persoon, genaamd [slachtoffer 3], aan te werven en met het oogmerk die personen in een ander land, zijnde België, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, toen en daar
- onder andere via internet en telefoon contact heeft gezocht met die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], en vervolgens
- met die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een vriendschappelijke relatie is aangegaan en vervolgens
- die [slachtoffer 2] een geldbedrag heeft geleend, en vervolgens
- met die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gesproken over het werken in de prostitutie in Antwerpen, en daarbij
- tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gezegd dat met het verrichten van prostitutiewerkzaam-heden binnen afzienbare tijd veel geld te verdienen was en vervolgens
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gevraagd of zij voor hem, verdachte, in de prostitutie wilden werken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1 ten tweede: het verbergen van een minderjarige die zich heeft onttrokken aan het
wettig over hem gesteld gezag/ aan het bevoegde opzicht
2 poging tot mensenhandel begaan jegens een persoon beneden de 18 jaar en
mensenhandel;
3 poging tot mensenhandel, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Toerekeningsvatbaarheid van verdachte
Verdachte is in opdracht van de rechter-commissaris onderzocht door psycholoog drs. R.A. Sterk, ter beantwoording van vragen over zijn persoonlijkheid, zijn geestvermogens, zijn toerekeningsvatbaarheid en de aan te bevelen straf en/of maatregel. In het op 14 juli 2011 uitgebrachte rapport is door Sterk geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er is geen ziekelijke stoornis van de geestvermogens geconstateerd. Omdat verdachte het ten laste gelegde ontkent is het, aldus Sterk, niet mogelijk om de vraag of de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde, te beantwoorden. Er kan derhalve geen oordeel worden gegeven over de toerekeningsvat-baarheid van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde.
De rechtbank maakt bovengenoemde conclusies van de deskundige tot de hare. De rechtbank constateert dat uit de rapportage of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd op geen enkele wijze zal bezighouden met prostitutie(-bemiddelings) werkzaamheden en escortservices in de ruimste zin van het woord en dat verdachte zich zal onthouden van contact met [slachtoffer 1].
6.2 Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is primair verzocht verdachte integraal vrij te spreken. Subsidiair heeft de verdediging verzocht, mocht de rechtbank aanleiding zien een straf op te leggen, te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft op geraffineerde en manipulerende wijze geprobeerd de 16-jarige [slachtoffer 1] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor de prostitutie in België. Hij heeft haar opgezocht via internet, regelde haar komst en verblijf naar Zoetermeer en [woonplaats], betaalde de kosten die daarmee verband hielden, investeerde in de aanschaf van lingerie voor haar en trachtte een legitimatiebewijs van een meerderjarige vrouw te regelen met als uiteindelijke doel [slachtoffer 1] in de prostitutie in België te krijgen. Dat [slachtoffer 1] niet in België in de prostitutie terecht is gekomen is allerminst aan verdachte te danken, maar veeleer aan het adequate handelen van haar zus en de wijze waarop naar aanleiding daarvan door de politie is gereageerd. Tevens heeft verdachte de minderjarige [slachtoffer 1], nadat zij zich had onttrokken aan het wettig gezag en hij wist dat ze minderjarig was, verborgen gehouden door haar onderdak te verschaffen in de woning van een vriend. Toen hij door de politie werd aangehouden was hij met [slachtoffer 1] op weg naar een hotel om daar te overnachten.
Voorts heeft verdachte op geraffineerde en manipulerende wijze geprobeerd twee jonge vrouwen, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], ertoe te brengen om zich te prostitueren in België. Verdachte is via internet met deze vrouwen in contact gekomen. Nadat hij te weten was gekomen dat deze vrouwen financiële problemen hadden, heeft hij geprobeerd hen voor hem als prostituee in België te laten werken, door tegen hen te zeggen dat zij dan op korte termijn hun schulden zouden kunnen aflossen.
Voornoemde feiten zouden, wanneer de uitvoering voltooid zou zijn geweest, een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van de betreffende slachtoffers met zich mee hebben gebracht.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank er ten voordele van verdachte rekening mee gehouden dat [slachtoffer 1] verdachte er in haar aangifte van 23 maart 2011 valselijk van heeft beschuldigd dat hij haar samen met een ander zou hebben verkracht en haar tegen haar wil zou hebben vastgehouden. Op deze verklaring is [slachtoffer 1] later teruggekomen. Verdachte wist pas na enige tijd dat hij voor deze feiten niet vervolgd zou worden. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte d.d. 7 december 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor strafbare feiten veroordeeld is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een straf, zoals door de officier van justitie is geëist, aangewezen en noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Tevens zal aan verdachte de bijzondere voorwaarde worden opgelegd dat hij zich gedurende de proeftijd dient te onthouden van contact met [slachtoffer 1].
Om te voorkomen dat verdachte in herhaling valt zal de rechtbank tevens als bijzondere voorwaarde opnemen dat verdachte zich gedurende de proeftijd op geen enkele wijze met prostitutie(bemiddelings)werkzaamheden dan wel escortservices mag bezighouden.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een immateriële schadevergoeding van
€ 2.500,-- voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 500, -- toe te wijzen en voor het overige niet ontvankelijk te verklaren. De verdediging heeft afwijzing van de vordering bepleit, nu deze vordering elke deugdelijke grondslag mist en niet met bewijsmiddelen is onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar schade-onderbouwing onder meer stelt dat verdachte haar tot seksuele handelingen heeft gedwongen en haar van haar vrijheid heeft beroofd. [slachtoffer 1] heeft evenwel in haar nadere verklaring bij de politie verklaard dat verdachte haar niet tot seksuele handelingen heeft gedwongen en haar evenmin van haar vrijheid heeft beroofd en dat haar eerdere verklaringen op deze punten onjuist waren. Gelet hierop kan de rechtbank thans niet vaststellen waardoor de door [slachtoffer 1] gestelde schade is ontstaan. Evenmin heeft [slachtoffer 1] haar vordering met bewijsmiddelen onderbouwd.
Gelet hierop zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat de behandeling in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 273f en 280 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten eerste ten laste gelegde,
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1. ten tweede: het verbergen van een minderjarige die zich heeft onttrokken aan het wettig over hem gestelde gezag/aan het bevoegde opzicht;
2. poging tot mensenhandel begaan jegens een persoon beneden de 18 jaar en mensenhandel;
3. poging tot mensenhandel, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte tijdens de proeftijd op geen enkele wijze contact zal onderhouden met [slachtoffer 1];
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd op geen enkele wijze zal bezig houden met prostitutie(bemiddelings)werkzaamheden danwel escortservices;
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. J.R. Krol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 januari 2012.