Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 316705 / KG ZA 11-963
Vonnis in kort geding van 25 januari 2012
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.G. Kabalt,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. S.F. Kalff.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 december 2011 met producties 1 tot en met 12
- de op 27 december 2011 van [gedaagde] ontvangen producties 1 tot en met 9 (productie 2 is niet ondertekend)
- de op 27 december 2011 van [eiser] ontvangen producties 11 en 12
- de op 27 december 2011 van [gedaagde] ontvangen productie 10 en nogmaals productie 2 (dit maal ondertekend)
- de mondelinge behandeling van 28 december 2011
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [eiser] is in het verleden profvoetballer geweest, onder andere bij de voetbalclub Ajax N.V., hierna te noemen: “Ajax”. [eiser] is thans directeur van, onder meer, een investeringsmaatschappij die aandeelhouder en financier is van de Slowaakse voetbalclub A.S. Trencin.
2.2. [gedaagde] is, onder meer, voorzitter van de raad van commissarissen van Ajax.
2.3. De vereniging Ajax is grootaandeelhouder in Ajax. De leden van de vereniging Ajax werden tot voor kort vertegenwoordigd door de ledenraad en worden thans, na een statutenwijziging, vertegenwoordigd door de bestuursraad.
2.4. [eiser] heeft zich enige tijd geleden kandidaat gesteld voor de functie van algemeen directeur van Ajax. De raad van commissarissen van Ajax heeft [eiser] niet aangesteld in deze functie.
2.5. Op 17 november 2011 is een bijeenkomst gehouden in het supportershome van Ajax, hierna te noemen: “de supportersbijeenkomst”, waarbij – onder meer – vier supportersverenigingen van Ajax en [gedaagde] aanwezig waren.
2.6. Van de supportersbijeenkomst zijn notulen opgemaakt, die – voor zover hier van belang – luiden als volgt:
“(…)
Doel van de vergadering:
• Uitleg RvC [lees: de raad van commissarissen, toevoeging voorzieningenrechter] over gang van zaken de afgelopen zes maanden bij Ajax met als voorlopige climax de aanstelling van [A] [(A]].
[gedaagde] [lees: [gedaagde], toevoeging voorzieningenrechter] legt vervolgens uit waarom [B] [lees: [B], toevoeging voorzieningenrechter] en de rest van de RvC botsten:
• De pertinente en permanente weigering van [B] om iemand anders dan [eiser] als directeur naar voren te schuiven. [gedaagde] legt uit dat de RvC een onderzoek heeft uitgevoerd en dat de conclusies in het nadeel van [eiser] spreken. Maar belangrijkste is dat [eiser] op grond van eerder prestaties en ervaring niet kwalificeert als directeur van Ajax en er naar mening RvC betere kandidaten te vinden zijn. Verder kaart [gedaagde] aan dat er nog enkele andere redenen zijn waarom [eiser] wordt afgeserveerd, maar hier wil hij verder niet op ingaan.
(…)
Waarom is er aan [B] voorbij gegaan?
• De RvC geeft bij monde van [gedaagde]aan dat [eiser] niet capabel genoeg wordt bevonden. (…)
Waarom [eiser] niet?
• Terugkerende vraag ? [gedaagde] geeft aan dat er geen TD of AD met dubbele belangen moet worden gekozen. [eiser] valt dus sowieso af. Een TD/AD moet boven elke twijfel verheven zijn.
• Specifiek over [eiser]: Gedegradeerd met AS Trencin. [gedaagde]: “IJsselmeervogels voelt zich beledigd als wij hen vergelijken met de club van [eiser]”. Bovendien is de club een handelshuis en Ajax wil juist bekend staan om zijn superieure jeugdopleiding. Ook heeft hij praktisch nooit de club direct geleid. Bovendien is Ajax een unieke club en uit onderzoek is gebleken dat [eiser] ook bij mindere clubs in Nederland is afgewezen. Kort door de bocht, [eiser] heeft een verre van ongeschonden blazoen.
(…)”
2.7. De heer [L] heeft een schriftelijke verklaring opgesteld over hetgeen besproken is op de supportersbijeenkomst. Deze verklaring is door hem ondertekend en luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Ik ben aanwezig geweest tijdens de bijeenkomst in het supportershome van Ajax op donderdag 17 november 2011, (…)
Daar gaf [gedaagde] onaanstotelijk aan dat omkoping in de Slowaakse competitie schering en inslag is en dat dit ten grondslag ligt aan de afwijzing van [eiser]. (…)”
2.8. De heer [C] heeft op 25 november 2011 een schriftelijke verklaring opgesteld over hetgeen besproken is op de supportersbijeenkomst. Deze verklaring is door hem ondertekend en luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Ik ben aanwezig geweest tijdens de bijeenkomst in het supportershome van Ajax donderdag 17 november 2011
(…)
Daar gaf [g[gedaagde] aan dat omkoping in de Slowaakse competitie schering en inslag is, en dat dit ten grondslag ligt aan de afwijzing van [eiser]. (…)”
2.9. De heer [C] heeft op 4 december 2011een schriftelijke verklaring opgesteld over hetgeen besproken is op de supportersbijeenkomst. Deze verklaring is door hem ondertekend en luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“(…)
Hierbij verklaart ondertekende (…) dat ik aanwezig was bij de vergadering in het supportershome van Ajax te Amsterdam
Op deze vergadering werd een vraag gesteld aan de heer [gedaagde] waarom de heer [eiser] niet werd aangenomen als directeur Ik heb toen de heer [gedaagde] horen antwoorden dat (…)
Tevens heeft hij [lees: [gedaagde], toevoeging voorzieningenrechter] nog een reden opgegeven en dat was dat de heer [eiser] in verband werd gebracht met omkoopschandalen
2.10. Op 20 november 2011 heeft een vergadering van de ledenraad van Ajax plaatsgevonden, hierna te noemen: “de ledenraadvergadering”. [gedaagde] was hierbij aanwezig.
2.11. Op 21 november 2011 is in De Telegraaf een artikel verschenen dat – voor zover hier van belang – luidt als volgt:
“(…)
De wens van [B] om [eiser] te benoemen tot directeur van Ajax is door de andere commissarissen genegeerd, vanwege vermeende duistere praktijken van en rondom de voormalig buitenspeler. Die schokkende verklaring gaven [gedaagde] en [D] – volgens diverse aanwezigen – eergisteren tijdens een bijeenkomst met de Ajax Supporters Delegatie (ASD), voor aanvang van Ajax-NAC.
[gedaagde] herhaalde volgens fans een eerdere uitspraak – van donderdag in het supportershome voor pakweg 150 supporters – dat “omkoping in de Slowaakse competitie schering en inslag is en dat ten grondslag ligt aan de afwijzing van [eiser].” Vervolgens zou hij hebben gezegd niet hard te kunnen maken dat [eiser] is om te kopen. “We kunnen niks bewijzen, omdat we geen bankafschriften hebben”, aldus [gedaagde] in de ArenA.
In de ledenraadsvergadering kreeg [B] door zijn medecommissarissen eindelijk uitgelegd waarom [eiser] werd afgewezen, maar kwam de rvc met een andere lezing dan bij de ASD. Volgens [gedaagde] had een oud-directeur ([E], red.) verklaard, dat [eiser] hem geld had geboden om [naam] over te nemen van zijn club AS Trencin.
(…)”
2.12. Op 22 november 2011 heeft de heer [F] een e-mailbericht gezonden aan de advocaat van [eiser] en de heer [G], welk e-mailbericht – voor zover hier van belang – luidt als volgt:
“(…)
Tijdens de ledenraadvergadering van afgelopen zondag 20 november liet de heer [gedaagde], voorzitter van de RvC van Ajax N.V., aan de vergadering weten dat de heer [eiser] was afgewezen als kandidaat-directeur, omdat onder meer was gebleken dat hij had gepoogd de voormalige directie van Ajax te verleiden tot een spelerstransfer middels toezegging van ‘steekpenningen’. Naar verluidt zou de heer [gedaagde] zich in gelijke zin hebben uitgelaten tegenover de supporters enkele dagen daarvoor.
Deze mail is eveneens verzonden aan [G] die mijn lezing zou kunnen bevestigen.
2.13. Op 23 november 2011 heeft de heer [G] een e-mailbericht gezonden aan de heer [F] en [eiser], welk e-mailbericht – voor zover hier van belang – luidt als volgt:
“Ik bevestig de lezing van [G]
(…)”
2.14. De heren [H] en [B] hebben ieder op respectievelijk 23 en 29 november 2011 een (gelijkluidende) schriftelijke verklaring opgesteld over hetgeen besproken is op de ledenraadvergadering. Zij hebben ieder hun eigen verklaring ondertekend. Deze verklaringen – voor zover hier van belang – luiden als volgt:
“(…)
Verklaart hierbij op zondag 20 november 2011 aanwezig te zijn geweest bij de Ajax Ledenraadvergadering. Tijdens deze vergadering liet de heer [gedaagde], voorzitter van de RvC van Ajax N.V., aan de vergadering weten dat de heer [eiser] was afgewezen als kandidaat-directeur, omdat onder meer was gebleken dat hij had gepoogd de voormalige directie van Ajax te verleiden tot een spelerstransfer middels toezegging van ‘steekpenningen’.
(…)”
2.15. Op 5 december 2011 heeft de heer [K] een e-mailbericht gezonden aan [eiser], welk e-mailbericht – voor zover hier van belang – luidt als volgt:
“(…)
Ik sluit mij aan bij de woorden van [G], wat in de vergadering naar voren is gekomen. De suggestie dat [eiser] heeft geprobeerd iemand van Ajax geld te willen betalen om een speler van de club AS Trencin, een contract bij ajax aan te bieden. Daarbij heeft [gedaagde] gezegd dat men dit kon natrekken bij des betreffende persoon.
Natuurlijk begrijp ik dat ook ik geen zaken van de vergadering naar buiten mag brengen! Nu deze verdachtmakingen overal verschijnen, lijkt het mij verstandig dat de tape van de vergadering daar meer duidelijkheid over kan brengen.
2.16. Op 26 december 2011 heeft de heer [D], lid van de raad van commissarissen van Ajax, een schriftelijke verklaring opgesteld over hetgeen besproken is op zowel de supportersbijeenkomst als op de ledenraadvergadering. Deze verklaring is door hem ondertekend en luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“(…)
Ten aanzien van de bijeenkomst in het supporters honk van Ajax d.d. 17 november 2011 verklaar ik het volgende:
(…) Het was een goede maar zeer emotionele bijeenkomst.
De heer [gedaagde], [N] en ondergetekende hebben gezeten achter een tafel geprobeerd zo gestructureerd mogelijk antwoorden te geven op alle vragen die er vanuit het publiek op ons werden afgevuurd.
Men wilde onder anderen weten waarom een meerderheid van de RvC tegen de aanstelling van de heer [eiser] in de functie van algemeen directeur bij Ajax heeft gestemd.
Op deze vraag heeft de heer [gedaagde] omstandig uitgelegd dat de nieuwe algemeen directeur van Ajax in ieder geval en ten minste boven elke twijfel verheven moest zijn en uiterst gekwalificeerd om het werk te doen.
Daarop is door de heer [gedaagde] het beeld geschetst van een club als Trencin binnen de Slowaakse competitie. Er is gesteld dat Trencin degradeerde nadat de club in eerste instantie deels eigendom werd van de heer [eiser]. Dat Trencin geen met Ajax vergelijkbare jeugdopleiding heeft. Dat Trencin voornamelijk een handelshuis van spelers lijkt te zijn. Dat de Slowaakse competitie in het algemeen wordt aangemerkt als niet vrij zijnde van corruptie. Er is nadrukkelijk geen relatie gelegd tussen deze constatering en de persoon van de heer [eiser]. Er is wel gezegd dat het niveau van de Slowaakse competitie voor een club als de IJsselmeervogels nog te laag zou zijn. Met andere woorden, een carrière bij Trencin kwalificeert niet om algemeen directeur te worden bij Ajax. Op vragen om nadere detaillering of motivering is om begrijpelijke redenen niet ingegaan.
Ook was ik aanwezig tijdens de ledenraadsvergadering d.d. 20 november 2011.
Tijdens deze vergadering werd zeer nadrukkelijk aangedrongen, onder andere door [B] zelf, om nadere uitleg te geven omtrent de bevindingen rond het informatieve onderzoek naar de heer [eiser]. In de vertrouwelijkheid van deze besloten vergadering heeft [gedaagde] verteld dat wij (RvC-leden, [gedaagde], [I], [D] en [I]) uit betrouwbare bronnen hebben vernomen dat de heer [eiser] op de Nederlandse markt, onder andere bij Ajax, zakelijke voorstellen zou hebben gedaan die niet stroken met het good gouvernance beleid van Ajax. Het woord steekpenningen is voor zover ik mij kan herinneren niet gevallen.
2.17. Op 26 december 2011 heeft [gedaagde] een door hem ondertekende schriftelijke verklaring opgesteld over hetgeen besproken is op zowel de supportersbijeenkomst als op de ledenraadvergadering. Deze verklaring is door hem ondertekend en luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“(…)
Supportershome – kwestie [eiser] (17 november 2011)
(…)
(…) Ik heb de supporters gezegd dat [eiser] op grond van het profiel voor de gezochte directeur niet voldoende geschikt geacht wordt. Dat is de belangrijkste en een voldoende reden voor afwijzing geweest. Ook heb ik aangegeven dat er naar de mening van de RvC buitengewoon goede en betere kandidaten te vinden zijn. Desgevraagd is verder gewezen op de informatie die wij hadden ontvangen over [eiser] die ons sterkten in het genomen besluit. Ik heb aangegeven niet op verdere details in te willen gaan.
Later is er nogmaals naar [eiser] gevraagd en is er door de supporters op aangedrongen meer te vertellen over de redenen voor afwijzing van [eiser]. Ik heb toen aangegeven dat de eerder gegeven redenen reeds voldoende waren. Men bleef aandringen. Toen heb ik ter nadere toelichting aangegeven dat Slowakije en Trencin van een ander niveau zijn dan Nederland en Ajax. Er werd op aangedrongen duidelijker te zijn, wat werd bedoeld met niveau. Uit de zaal in het supportershome werden verschillende dingen geroepen zoals ‘omkoping’. Ik heb toen aangegeven dat ik niet weet of dat vaak voorkomt. Ook heb ik aangegeven wel op de hoogte te zijn van het feit dat waar het gaat over corruptie het land Slowakije van een andere categorie is dan Nederland. Vanuit het door ons gedane onderzoek op dat punt was immers naar voren gekomen dat er ook sprake is geweest van corruptie in de Slowaakse competitie. Dat was openbare informatie. Ik heb uiteraard geen verband gelegd tussen die situatie in de Slowaakse competitie en [eiser].
Ik heb aangegeven dat als het over niveau gaat, ik met name doel op het voetbalniveau van Trencin en de Slowaakse competitie en deze niet vergeleken kunnen worden met Ajax en de Nederlandse competitie. Ik gaf de Ijsselmeervogels als vergelijkend voorbeeld. Ik heb als afsluiting meer algemeen aangegeven dat een directeur van Ajax boven elke twijfel verheven moet zijn vanwege de beursnotering en de strenge openbare eisen.
Ledenraad – kwestie [eiser] (20 november)
(…) Over [eiser] heb ik uitleg gegeven inzake de eisen waaraan een directeur van Ajax moet voldoen. Daarbij ging het over criteria als het profiel, de relatieve geschiktheid (ten opzichte van andere mogelijke directeuren), stijl, reputatie en uitstraling. (…) Ik heb aangegeven dat daar naar onze mening en op basis van ons onderzoek naar de bijdrage van [eiser] in de voetbalwereld voldoende redenen mee verbonden zijn om [eiser] niet geschikt te vinden voor directeur van Ajax. Het zijn ook uitsluitend die gronden geweest waarop [eiser] in juli 2011 is afgewezen. Vergelijkend waren er ook veel betere kandidaten, (…). Daarna zijn wij door de vasthoudendheid van de vragenstellers waar het gaat over de kandidatuur van [eiser] gedwongen ons verder met hem bezig te houden.
(…) Nadat ik gewezen heb op mijn eerdere, afdoende uitleg en motivering, is er op aangedrongen verdere openheid van zaken te geven. Eerder op 9 november 2011 heb ik [B] onder vier ogen verteld over verdere geruchten inzake [eiser]. (…) In de ledenraad (op 20 november) heb ik deze geruchten na het aanhoudend aandringen toegelicht. Het ging dan louter om het criterium of iemand boven elke twijfel verheven is.
Eerst heb ik het expliciet formeel ingeleid. Dit door eerst nog eens te benadrukken dat ik een en ander uitsluitend zou zeggen in de beslotenheid en vertrouwelijkheid van deze kamer (de vergadering van de Ledenraad). Voor de Ledenraad en de individuele leden geldt een duidelijk reglement dat de vertrouwelijkheid en zorgvuldigheid benadrukt en vereist. Vervolgens heb ik aangegeven dat [eiser]’s handelswijze in het zakendoen niet past bij de eisen die Ajax, als club en beursgenoteerde vennootschap, stelt. Tijdens ons onderzoek voor en na de formele afwijzing in juli, zijn ons zaken gebleken die leiden tot een beeld en twijfel die zich niet goed verhouden tot de eerder genoemde eisen aan een directeur van Ajax en een beursgenoteerde vennootschap. Dit hebben wij als RvC gesignaleerd, gewogen en op 20 november op aandringen van de Ledenraad (en grootaandeelhouder met 73%) in een vertrouwelijke, besloten vergadering van de Ledenraad in zorgvuldige bewoordingen naar voren gebracht.
Wij hadden via bestuurlijke contacten aanwijzingen ontvangen dat andere clubs geen zaken met [eiser] wensten te doen. Daarnaast heb ik aangegeven op de hoogte te zijn gesteld van een verhaal dat aan een Ajax-functionaris voorstellen zijn gedaan die betrekking hadden op de overgang van spelers die moreel, ethisch en juridisch strijdig waren met zijn functie bij Ajax.
3.1. [eiser] vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te verbieden schriftelijke en/of mondelinge mededelingen te doen die inhouden en/of de strekking hebben en/of suggereren dat [eiser] aan een voormalig directeur van Ajax N.V. geld c.q. steekpenningen zou hebben aangeboden en [eiser] betrokken is bij vermeende omkooppraktijken in de Slowaakse voetbalcompetitie, en/of op welke wijze dan ook betrokken zou zijn (geweest) bij omkooppraktijken, op straffe van een boete van € 10.000,00 voor elke zodanige mededeling;
2. [gedaagde] te gebieden zich binnen twee maal 24 uur na dit vonnis schriftelijk te wenden tot de natuurlijke personen en rechtspersonen aan wie [gedaagde] mededelingen heeft gedaan (waaronder in ieder geval begrepen de ledenraad van Ajax of de juridische opvolger van de ledenraad (bestuursraad) en de supportersvereniging Ajax) die inhouden en/of de strekking hebben en/of suggereren dat [eiser] aan een voormalig directeur van Ajax N.V. geld c.q. steekpenningen zou hebben aangeboden en [eiser] betrokken is (geweest) bij vermeende omkooppraktijken in de Slowaakse voetbalcompetitie en hen daarbij te melden dat deze mededelingen onjuist zijn, onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor elke dag dat voldoening aan dit gebod uitblijft;
3. Primair:
[gedaagde] te gebieden er voor zorg te dragen dat de mededelingen die inhouden en/of de strekking hebben en/of suggereren dat [eiser] aan een voormalig directeur van Ajax N.V. geld c.q. steekpenningen zou hebben aangeboden en [eiser] betrokken is (geweest) bij vermeende omkooppraktijken in de Slowaakse voetbalcompetitie binnen twee maal 24 uur na dit vonnis worden gerectificeerd in de dagbladen De telegraaf, De Volkskrant, Het Parool en het Algemeen Dagblad met daarbij de uitdrukkelijke vermelding dat deze mededelingen onjuist en onwaar zijn en iedere feitelijke grondslag missen, dan wel een rectificatie op een door de voorzieningenrechter te bepalen wijze, onder verbeurte van een dwangsom van
€ 10.000,00 voor elke dag dat voldoening aan dit gebod uitblijft;
Subsidiair:
[gedaagde] te gebieden dat indien hij in de media verschijnt hij desgevraagd zal zeggen dat de uitlatingen als zou [eiser] bij enige vorm van omkoping betrokken zijn (geweest), onjuist en onwaar zijn en iedere feitelijke grondslag missen, onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor elke keer dat voldoening aan dit gebod uitblijft;
4. [gedaagde] te veroordelen tot het aan [eiser] betalen van een voorschot op een immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 10.000,00;
5. althans zodanige beslissing(en) te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie rechtens juist acht;
6. [gedaagde] te veroordelen tot het aan [eiser] betalen van de kosten van de onderhavige procedure, tevens hieronder begrepen de na de uitspraak ontstane kosten, conform artikel 237 Rv te begroten op € 131,00 zonder betekening, dan wel indien betekening van dit vonnis plaatsvindt te begroten op € 199,00.
3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door onjuiste uitlatingen over hem te doen, op grond waarvan – onder meer – het [gedaagde] verboden zou moeten worden dergelijke uitlatingen te doen, [gedaagde] gehouden zou zijn tot rectificatie en [gedaagde] een schadevergoeding aan [eiser] zou dienen te voldoen.
3.3. [gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [eiser] gevorderde, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of [gedaagde] ter gelegenheid van de supportersbijeenkomst en/of ter gelegenheid van de ledenraadvergadering onrechtmatige, want onjuiste, uitlatingen over [eiser] heeft gedaan. In het onderstaande zal eerst het toetsingskader worden behandeld, waarna achtereenvolgens beide gelegenheden (met bijbehorende – verschillende – uitlatingen) aan de orde zullen komen.
Toetsingskader
4.2. Op grond van artikel 6:167 BW kan de door [eiser] gevorderde rectificatie slechts worden toegewezen in het geval dat [gedaagde] krachtens onrechtmatige daad (zie artikel 6:162 BW) jegens [eiser] aansprakelijk is ter zake van een onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicatie van gegevens van feitelijke aard. Het begrip publicatie wordt hierbij ruim opgevat en kan zien op iedere openbaarmaking, ook die niet in de pers is gedaan.
Bij de beantwoording van de vraag of een publicatie onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW, staan in beginsel twee fundamentele rechten tegenover elkaar: aan de zijde van [gedaagde] de vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van [eiser] zijn recht op eer en goede naam. Om te kunnen bepalen welk van beide tegenover elkaar staande hoogwaardige maatschappelijke belangen zwaarder moet wegen, dienen alle van belang zijnde omstandigheden in aanmerking te worden genomen, waarbij – onder meer – tegen elkaar moeten worden afgewogen: enerzijds de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor [eiser] en anderzijds de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die de uitlatingen aan de kaak beogen te stellen, de mate waarin ten tijde van die uitlatingen de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal, de inkleding van de verdenkingen, de mate van waarschijnlijkheid dat het in het algemeen belang nagestreefde doel langs andere, minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes had kunnen worden bereikt en de kans dat de betreffende informatie ook zonder de verweten publicatie bekend was geworden bij diegenen tot wie de publicatie is gericht.
Supportersbijeenkomst
4.3. [eiser] stelt – kort gezegd – dat [gedaagde] tijdens de supportersbijeenkomst naar aanleiding van vragen over de afwijzing van [eiser] als directeur van Ajax zou hebben gezegd dat, althans zou hebben gesuggereerd dat, althans dat toehoorders zouden hebben begrepen dat [eiser] betrokken zou zijn (geweest) bij omkooppraktijken in de Slowaakse voetbalcompetitie. [eiser] ondersteunt zijn stelling met verklaringen van drie personen die bij de supportersbijeenkomst aanwezig waren (zie 2.7, 2.8 en 2.9). [eiser] verwijst tevens naar een artikel in De Telegraaf (zie 2.11), naar de notulen van de supportersbijeenkomst (zie 2.6), meer specifiek naar de zinsnede “Kort door de bocht, [eiser] heeft een ver van ongeschonden blazoen” en naar de verklaring van [gedaagde] van 26 december 2011 (zie 2.17), meer specifiek naar de zinsnedes “waar het gaat over corruptie het land Slowakije van een andere orde is dan Nederland”, “Vanuit het door ons gedane onderzoek op dat punt was immers naar voren gekomen dat er ook sprake is geweest van corruptie in de Slowaakse competitie” en “Ik heb als afsluiting meer algemeen aangegeven dat een directeur van Ajax boven elke twijfel verheven moet zijn”.
Voornoemde uitlatingen van [gedaagde] zijn – zowel met betrekking tot de gestelde misstanden in de Slowaakse voetbalcompetitie als met betrekking tot de betrokkenheid van [eiser] daarbij – onjuist en aldus onrechtmatig, aldus [eiser].
4.4. Kort gezegd betwist [gedaagde], onder verwijzing naar de notulen van de supportersbijeenkomst, de verklaring van de heer [D] en zijn eigen verklaring (zie 2.6, 2.16 en 2.17), dat hij heeft gezegd of gesuggereerd dat [eiser] betrokken zou zijn geweest bij omkooppraktijken in de Slowaakse voetbalcompetitie. Volgens [gedaagde] heeft hij tijdens de supportersbijeenkomst gezegd dat “[eiser] op grond van eerdere prestaties en ervaring niet kwalificeert als directeur Ajax en er naar de mening van RvC betere kandidaten te vinden zijn”. Desgevraagd heeft [gedaagde], volgens hem, ook gewezen op bijkomende omstandigheden en daarbij aangegeven daar niet verder op in te willen gaan. Vanwege herhaald aandringen vanuit de zaal zou [gedaagde] nog een nadere toelichting hebben gegeven. [gedaagde] zou daarbij hebben gemeld dat Slowakije en AS Trencin van een ander niveau zijn dan Nederland en Ajax. Vanuit de zaal zouden vervolgens verschillende dingen zijn geroepen, waaronder de term “omkoping”. Daarop heeft [gedaagde], zo stelt hij, aangegeven niet te weten of dat vaak voorkomt in Slowakije, maar dat het algemeen bekend is dat dit soort zaken in Slowakije zijn voorgekomen. [gedaagde] heeft, volgens hem, echter niet de woorden “schering en inslag” in de mond genomen en geen verband gelegd tussen de situatie in Slowakije en [eiser]. Ter zitting heeft [gedaagde] verder nog verklaard dat hij naar aanleiding van een schreeuw uit de zaal “Heeft [eiser] omgekocht?” heeft geantwoord “Nee, dat kan ik ook niet zeggen. Dan zou ik bankafschriften moeten hebben”. [gedaagde] heeft de stelling dat [eiser] betrokken zou zijn geweest bij omkoping – volgens [gedaagde] – dus niet naar voren gebracht of bevestigd, maar juist ontkracht. Ten aanzien van het niveau heeft [gedaagde] verduidelijkt dat hij bedoelt dat AS Trencin en Slowakije qua voetbalkwaliteiten niet vergeleken kunnen worden met Ajax en Nederland. [gedaagde] betwist dus de juistheid van de verklaringen van de heren [L], [C] en [C]. Bovendien, zo stelt [gedaagde], al zou hij gezegd hebben wat uit de verklaringen van voornoemde heren blijkt, dan nog valt daar niet uit af te leiden dat [gedaagde] een verband heeft gelegd tussen omkooppraktijken in de Slowaakse voetbalcompetitie en [eiser].
4.5. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat [eiser] niet (voldoende) aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] heeft gezegd dat, althans heeft gesuggereerd dat [eiser] betrokken zou zijn (geweest) bij omkooppraktijken in de Slowaakse voetbalcompetitie. Uit de notulen blijkt immers dat [gedaagde] de uitlating “Kort door de bocht, [eiser] heeft een ver van ongeschonden blazoen” heeft gedaan in het kader van de kwaliteiten waaraan een directeur van Ajax dient te voldoen en dat in dat kader de (voetbal)kwaliteiten van AS Trencin en de mate waarin [eiser] ervaring heeft met het besturen van een voetbalclub zijn besproken. Uit de verklaringen van [gedaagde] en de heer [D] volgt dat de uitlating dat “een directeur van Ajax boven elke twijfel verheven dient te zijn” (zie 2.16 en 2.17) in datzelfde kader is gedaan.
[gedaagde] heeft (ook) voor het overige gemotiveerd betwist dat hij de door [eiser] gestelde uitlating heeft gedaan (zie 4.4). Dit betekent dat in het beperkte kader van deze procedure niet voldoende is komen vast te staan dat [gedaagde] heeft gezegd of gesuggereerd dat [eiser] betrokken zou zijn (geweest) bij omkooppraktijken in de Slowaakse voetbalcompetitie. Op [eiser] rust de last om te bewijzen dat [gedaagde] voornoemde uitlating heeft gedaan. Voor deze bewijslevering is in kort geding geen plaats. De vorderingen van [eiser] met betrekking tot deze uitlating dienen reeds op deze grond worden afgewezen. Aan verdere stellingen van partijen op dit punt wordt dan ook voorbij gegaan.
Ledenraadvergadering
4.6. [eiser] stelt – kort gezegd – dat [gedaagde] tijdens de ledenraadvergadering zonder enig voorbehoud heeft gesteld dat [eiser] aan een voormalig directeur van Ajax geld c.q. steekpenningen zou hebben aangeboden teneinde een transfer van een speler van AS Trencin naar Ajax te bewerkstelligen. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst [eiser] naar de verklaringen van de heren [H], [B], [F], [G] en [K] (zie 2.12, 2.13, 2.14 en 2.15) en naar een artikel in De Telegraaf (zie 2.11). Voornoemde uitlating van [gedaagde] is onjuist en aldus onrechtmatig, aldus [eiser].
4.7. [gedaagde] betwist – kort gezegd – dat hij de in 4.6 weergegeven uitlating heeft gedaan. De naam van de speler zoals die in het artikel in De Telegraaf (zie 2.11) genoemd wordt, kende [gedaagde] niet en is ook niet (door hem) in de ledenraadvergadering genoemd. Ook heeft [gedaagde] niet gezegd dat een en ander “was gebleken” en heeft hij het woord “steekpenningen” niet in de mond genomen. [gedaagde] voert, onderbouwd met zijn verklaring en die van de heer [D] (zie 2.15 en 2.16), aan dat hij tijdens de ledenraadvergadering slechts (na herhaald aandringen van de aanwezigen en na het benadrukken van het vertrouwelijke karakter van de bijeenkomst) heeft aangegeven dat de RvC aanwijzingen had dat [eiser] een oud-directeur van Ajax voorstellen heeft gedaan, betrekking hebbend op het binnenhalen van spelers die ethisch, moreel en wettelijk strijdig waren met diens functie. De advocaat van [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat voornoemde uitlating inderdaad de uitlating is die [gedaagde] tijdens de ledenraadvergadering heeft gedaan. Dit blijkt uit een bandopname van de ledenraadvergadering die de advocaat van [gedaagde] (deels) heeft beluisterd. [gedaagde] stelt dat hij verplicht was de door hem vernomen aanwijzingen aan de ledenraad mee te delen, nu Ajax het zich niet kan veroorloven dat er leiding wordt gegeven door personen die niet boven elke twijfel zijn verheven. Daarbij is, volgens [gedaagde], niet van belang of deze twijfels ook berusten op de waarheid. Voldoende is dat er twijfels bestaan. De aanwijzingen waren afkomstig van gezaghebbende bronnen (op het hoogste bestuursniveau) van Ajax. Ook zouden twee journalisten deze aanwijzingen hebben vernomen. [gedaagde] vertrouwde erop en mocht er ook op vertrouwen dat al hetgeen in de ledenraadvergadering werd besproken vertrouwelijk zou blijven. Immers, alle leden van de ledenraad dienen bij aanvang van hun lidmaatschap een verklaring te ondertekenen, waarin – onder meer – wordt verklaard dat alle informatie die onder voorwaarde van vertrouwelijkheid wordt gedeeld in ledenraadvergaderingen strikt vertrouwelijk zal worden behandeld, en [gedaagde] heeft tijdens de vergadering de vertrouwelijkheid van de door hem te verstrekken informatie benadrukt. Dat toch informatie naar buiten is gekomen – die overigens niet klopt, nu [gedaagde] een andere uitlating heeft gedaan dan door de pers en anderen is verwoord – kan hem dan ook niet worden toegerekend, al het voorgaande aldus [gedaagde].
4.8. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands als volgt. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat hij heeft gezegd dat [eiser] aan een voormalig directeur van Ajax geld c.q. steekpenningen zou hebben aangeboden. De bandopname die kennelijk van de ledenraadvergadering is gemaakt, is niet in het geding gebracht, noch een transcriptie daarvan. Dit betekent dat in deze procedure niet voldoende is komen vast te staan dat [gedaagde] tijdens de ledenraadvergadering heeft gezegd dat [eiser] aan een voormalig directeur van Ajax geld c.q. steekpenningen zou hebben aangeboden teneinde een transfer van een speler van AS Trencin naar Ajax te bewerkstelligen. Op [eiser] rust de last om te bewijzen dat [gedaagde] voornoemde uitlating heeft gedaan. Voor deze bewijslevering is in kort geding geen plaats.
4.9. [gedaagde] heeft erkend op de ledenraadvergadering te hebben gezegd dat hij op de hoogte was gesteld van een verhaal dat aan een Ajax-functionaris voorstellen zijn gedaan die betrekking hadden op de overgang van spelers die moreel, ethisch en juridisch strijdig waren met zijn functie bij Ajax. De voorzieningenrechter zal deze uitlating dan ook als uitgangspunt nemen bij zijn beoordeling.
Vooropgesteld wordt dat – in tegenstelling tot hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd – bij het doen van een uitlating in een bijeenkomst met ongeveer 30 aanwezigen, zoals in onderhavig geval, sprake is van een publicatie in de ruime zin van artikel 6:167 BW (zie 4.2).
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat [gedaagde] met voornoemde uitlating er (slechts) melding van heeft gemaakt dat hij op de hoogte was gesteld van een bepaald verhaal. Anders dan [eiser] stelt, heeft [gedaagde] met deze uitlating geen inhoudelijk oordeel gegeven over de juistheid van het verhaal. Evenmin heeft [gedaagde] met het doen van deze uitlating zelf verklaard dat [eiser] voorstellen heeft gedaan die betrekking hadden op de overgang van spelers die moreel, ethisch en juridisch strijdig waren met zijn functie bij Ajax. Dit betekent dat de vordering van [eiser] op dit punt gebaseerd is op een onjuiste interpretatie van de uitlating van [gedaagde].
Voor zover [eiser] bedoeld heeft te stellen dat [gedaagde] zich onrechtmatig jegens hem uitgelaten heeft door mede te delen dat hij op de hoogte is gesteld van een verhaal – dat [eiser] voorstellen heeft gedaan die betrekking hadden op de overgang van spelers die moreel, ethisch en juridisch strijdig waren met zijn functie bij Ajax – dient zijn vordering tevens te worden afgewezen, omdat in het (beperkte) kader van deze procedure niet voldoende is komen vast te staan dat [gedaagde] niet van dat verhaal op de hoogte is gesteld.
Dit betekent dat niet gebleken is dat deze aldus begrepen uitlating van [gedaagde] onjuist is. Deze uitlating acht de voorzieningenrechter – voorshands oordelend – dan ook niet onrechtmatig. Te meer niet, daar deze uitlating is gedaan in de beperkte kring van de ledenraad die nauw betrokkenen was bij de selectieprocedure voor een directeur van Ajax, op herhaald aandringen door enkele leden van de ledenraad en nadat door [gedaagde] is benadrukt dat de bijeenkomst vertrouwelijk was.
De vorderingen van [eiser] met betrekking tot voornoemde uitlating worden op deze gronden afgewezen. Aan verdere stellingen van partijen op dit punt zal dan ook voorbij worden gegaan.
Proceskosten
4.10. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 260,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.076,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.076,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2012.