ECLI:NL:RBUTR:2012:BV1637

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-120239-01
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en beoordeling van delictgevaar

In de zaak met parketnummer 16/120239-01 heeft de rechtbank Utrecht op 2 januari 2012 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1959. De officier van justitie had op 15 november 2011 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van verschillende stukken, waaronder een rapport van de Van der Hoevenkliniek en eerdere uitspraken van het gerechtshof. De terbeschikkinggestelde was eerder veroordeeld voor ernstige geweldsdelicten, waaronder poging tot moord en doodslag, en was sinds 22 december 2006 onder behandeling in de Van der Hoevenkliniek.

Tijdens de zitting op 19 december 2011 zijn zowel de officier van justitie als de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door haar raadsman, gehoord. De deskundige van de Van der Hoevenkliniek heeft verklaard dat de terbeschikkinggestelde goed functioneert en dat er geen risico op terugval in gewelddadig gedrag is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde sinds januari 2011 in haar eigen huurwoning woont en een stabiel leven leidt, met een goede relatie en contact met haar kinderen. De deskundige heeft geadviseerd om de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk te beëindigen, omdat de terbeschikkinggestelde geen alcohol meer gebruikt en goed begeleid wordt.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen gevaar voor de algemene veiligheid van personen bestaat en dat de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling moet worden afgewezen. De beslissing is genomen in overeenstemming met de officier van justitie en de raadsman, die ook pleitte voor beëindiging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft de oorspronkelijke vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen en de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/120239-01
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 2 januari 2012
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren op [1959] te [geboorteplaats],
verblijvende te Dr. H. van der Hoevenkliniek, Willem Dreeslaan 2, 3515 GB Utrecht,
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
• de vordering van de officier van justitie d.d. 15 november 2011, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met één jaar;
• het arrest van het gerechtshof Amsterdam d.d. 27 januari 2003, waarbij [terbeschikkinggestelde] is veroordeeld voor onder meer medeplegen van poging tot moord en medeplegen van doodslag en waarbij zij ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
• stukken waaruit blijkt dat de termijn van de terbeschikkingstelling is gaan lopen op 22 december 2006 en dat [terbeschikkinggestelde] op 22 december 2006 is opgenomen in de Van der Hoevenkliniek, locatie Utrecht;
• de beslissing van de rechtbank Utrecht d.d. 10 januari 2011, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd voor de duur van één jaar;
• het rapport van de Van der Hoevenkliniek, d.d. 20 oktober 2011, opgemaakt door mevr. Drs. I.A.M. Breukel, klinisch psycholoog-psychotherapeut en locatiemanager zorg, mevr. Drs. E.W.M. van den Broek, gezondheidszorgpsycholoog en hoofd behandeling, mevr. Drs. M. Kossen, psychiater en directeur zorg, tevens plaatsvervangend hoofd van de inrichting en mevr. M. Bernardus, groepsbegeleider, waarin het advies van de inrichting waar [terbeschikkinggestelde] wordt verpleegd is vermeld, strekkende tot onvoorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling;
• de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [terbeschikkinggestelde], over de periode van 16 december 2010 tot en met 20 september 2011;
2 Het onderzoek ter zitting
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 19 december 2011 is de officier van justitie gehoord. Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door haar raadsman,
mr. J.M. van Dam, advocaat te ‘s-Gravenhage. Voorts is de deskundige mevrouw drs. E.W.M. van den Broek, werkzaam bij de Van der Hoevenkliniek, gehoord.
3 De standpunten van de inrichting
Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige mevrouw drs. E.W.M. van den Broek heeft het rapport en het advies van de inrichting toegelicht. In voormeld rapport en door de deskundige ter zitting is omtrent de terbeschikkinggestelde het navolgende gesteld.
Kernproblematiek:
Betrokkene heeft een antisociale persoonlijkheidsstoornis ontwikkeld en trekken van een theatrale en borderline persoonlijkheidsstoornis. Er is sprake van trekken van psychopathie. Zij heeft een antisociale, impulsieve en onverantwoordelijke levensstijl ontwikkeld, waarbij sprake was van een toename van alcoholgebruik en gewelddadige agressie.
Betrokkene gebruikt een antidepressivum ter voorkoming van depressieve klachten en ter stabilisering van haar stemming. Daarnaast gebruikt zij slaapmedicatie en voor zover nodig oxazepam ter vermindering van spanningsklachten. Zij is medicatietrouw en functioneert met de medicatie stabiel.
Behandelverloop:
Betrokkene vindt in december 2010 een eigen huurwoning in Utrecht welke ze eind januari 2011 betrekt. De mobiliteit van mevrouw [terbeschikkinggestelde] wordt in het dagelijks leven gehinderd door haar slechte lichamelijke gezondheid (COPD en vaatproblemen). Zij heeft één contactmoment per week met haar begeleiders en spreekt elke twee weken een buitendienstfunctionaris. Zelf houdt zij een weekplan bij van haar activiteiten en vinden er regelmatig controles plaats, onder meer op alcoholgebruik en in haar woning.
In maart 2011 leert betrokkene haar huidige partner kennen. Zij wonen momenteel met toestemming van haar behandelingsteam samen in haar woning.
Betrokkene laat zich goed begeleiden en is zich bewust van de valkuilen.
Er wordt toegewerkt aan een onvoorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling.
Zij is bij De Waag gestart met ‘verstevigen van contact’ waarbij ook haar nieuwe partner betrokken wordt.
Recidivegevaar:
Van belang is dat betrokkene zich inzet voor een goede hantering van haar emoties, gevoelens van boosheid/agressie in het bijzonder. Cruciaal is dat zij spanningen tijdig en direct bespreekt en zorg draag voor voldoende rust en stabiliteit in haar leven en relaties. Van belang is dat zij niet terugvalt in haar impulsieve, chaotische en antisociale leefstijl van weleer en dat zij zich blijft onthouden van alcoholgebruik. Verwacht wordt dat zij haar huidige niveau van functioneren kan handhaven, ook wanneer het dwingende kader van de terbeschikkingstelling komt te vervallen. Op 16 september 2011 heeft een risicotaxatie plaatsgevonden. Terugval in ernstig gewelddadig gedrag, vergelijkbaar met het indexdelict, wordt niet direct verwacht.
Advies:
De transmurale behandeling van mevrouw [terbeschikkinggestelde] verloopt goed. Er is geen sprake van terugval in alcoholgebruik of delictgedrag. Het is reëel en verantwoord om bij de komende verlengingszitting over te gaan tot een onvoorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling. Verwacht wordt dat betrokkene ook zonder het dwingende kader van de terbeschikkingstelling in staat zal zijn om haar huidige stabiliteit te behouden en waar nodig vrijwillige hulpverlening zal benaderen om terugval in gewelddadig gedrag te voorkomen. Het advies is de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk te beëindigen.
Ter terechtzitting heeft de deskundige het volgende aangegeven.
De relaties van mevrouw [terbeschikkinggestelde] zijn nu probleemloos, maar dat is vroeger wel anders geweest. Een netwerk is erg belangrijk om op terug te vallen op de momenten dat het niet goed gaat. Als mevrouw [terbeschikkinggestelde] problemen heeft met haar partner kan ze nu op haar dochter terugvallen, maar dat is niet wenselijk. [terbeschikkinggestelde] moet juist moeder zijn voor haar dochter. Ze kan in de toekomst terugvallen op De Waag, maar ze kan ook altijd nog naar de kliniek bellen, want er is met haar een goede verstandhouding opgebouwd. [terbeschikkinggestelde] heeft nu voor het eerst rust in haar leven. Er is geen aanleiding om te denken dat ze alcohol drinkt. De verwachting is niet dat het misgaat, ondanks dat meer stevigheid ten aanzien van haar netwerk wenselijk zou zijn. Een onvoorwaardelijke beëindiging is geen stap te ver voor mevrouw [terbeschikkinggestelde]. Vorig jaar stond de kliniek al een voorwaardelijke beëindiging voor ogen, maar toen ging ze net verhuizen en was het van belang om haar bij haar verhuizing nog te kunnen ondersteunen. Daarna is het toezicht afgebouwd. De bezoekcontacten zijn sporadisch en oppervlakkig. De voorwaardelijke beëindiging heeft feitelijk afgelopen jaar al plaatsgevonden. Om die reden wordt thans geadviseerd om de terbeschikkingstelling van mevrouw [terbeschikkinggestelde] onvoorwaardelijk te beëindigen. Het contact dat mevrouw [terbeschikkinggestelde] bij De Waag heeft vindt in de toekomst dan op basis van vrijwilligheid plaats. Zij vindt het prettig om ergens te kunnen praten zonder het dwingende karakter. Zij zal dan ook contact blijven houden bij De Waag. [terbeschikkinggestelde] heeft haar stap naar het transmuraal wonen goed gemaakt. Ze heeft nu ook weer contact met haar kinderen en ze kan goed benoemen waartoe het gebruik van alcohol geleid heeft. Ze wil niet meer terug naar haar oude leven. Een aantal van de belangrijkste risicofactoren zijn al lange tijd afwezig. Met een risicotaxatie en het verleden in het oog is bezien of er nog dwangverpleging nodig is. Er is rust en stevigheid in het leven van mevrouw [terbeschikkinggestelde] gekomen. Stevigheid is gevonden in begeleiding door De Waag.
De deskundige stelt desgevraagd dat een voorwaardelijke beëindiging niet zo veel meer zou toevoegen, omdat een dergelijke fase reeds gepasseerd is tijdens het transmuraal wonen en dat niet te verwachten is dat er nog gedwongen hulpverlening nodig is. Om die reden is niet gekozen voor een voorwaardelijke beëindiging.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting gesteld dat zij de terbeschikkingstelling niet door tijdsverloop heeft willen laten eindigen, maar de verlenging of beëindiging daarvan aan de rechtbank heeft willen voorleggen.
Naar aanleiding van het advies en het verhoor van de deskundige acht zij beëindiging van de terbeschikkingstelling verantwoord. Zij heeft dan ook geconcludeerd dat de rechtbank de oorspronkelijke vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling dient af zal wijzen zodat de terbeschikkingstelling van mevrouw [terbeschikkinggestelde] onvoorwaardelijk wordt beëindigd.
5 Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en haar raadsman
[terbeschikkinggestelde] heeft ter terechtzitting verklaard – zakelijk weergegeven – als volgt.
Ik heb geleerd om problemen bespreekbaar te maken. Hierdoor kan ik voorkomen dat er iets mis gaat. Ik heb geen behoefte meer aan alcohol en ik heb ook geen ruzies meer. Als er al iets is, dan lossen we dat op door te praten. Mijn leven is nu veel beter. Dit geeft veel meer rust en nu ik rust heb gevonden, wil ik dat ook zo houden. Het contact met mijn dochter en kleinkind is goed. We hebben elke dag wel contact. Met mijn zoon heb ik ook contact, maar hij is 18 jaar en doet meer met vrienden. Ik ben met mijn vriend voor een kennismaking bij De Waag geweest. Het klikte goed en volgende week ga ik weer. Dat blijf ik doen. Daarnaast heb ik een goede vriend en vriendin vanuit de kliniek. Die kan ik zelfs midden in de nacht bellen. Ik heb zelf geen behoefte aan een groter netwerk. In vind dat een groot netwerk ook onrust met zich meebrengt en ik heb rust nodig.
Ik ben onlangs ook bij de buurvrouw langs geweest. Zij vroeg of ik nog eens langs wilde komen, dus wie weet. Vanaf april 2011 ken ik de familie van mijn partner pas. Zij weten nog niets van mijn verleden. Ik ben nu aangewezen op hulp bij De Waag en op mijn vriendin vanuit de kliniek. Als ik ’s avonds hulp nodig heb, dan zou ik haar bellen. De volgende dag zou ik dan De Waag bellen.
Ik heb naar dit moment toegeleefd. Ik ben nu in de praktijk ook al wel vrij, maar gevoelsmatig is het niet hetzelfde. Ik denk dat er qua doen en laten niets verandert, alleen qua gevoel. In de kliniek kom ik al helemaal niet meer en er komt maar één keer in de week iemand van de kliniek koffie bij mij drinken.
Er is nu 10 jaar verstreken sinds de door mij begane misdrijven. Dit is voor mij een spannend moment. Als er een jaar bij komt verandert er in principe niets, maar gevoelsmatig zou ik een verlenging vervelend vinden.
De raadsman voert aan – zakelijk weergegeven – als volgt.
Daar waar het niet nodig is om een dwingend juridisch kader te scheppen, moet men dat ook niet doen. Het lijkt een grote stap die gezet kan worden naar een onvoorwaardelijke beëindiging, maar deze stap moet bezien worden in het licht van wat er vandaag ter terechtzitting door de deskundige is verklaard. Ik ken mevrouw [terbeschikkinggestelde] al 10 jaar en zie dat zij heel goed vooruit is gegaan. Zij kan nu ook de pijnpunten aan de rechtbank uitleggen. Ze gebruikt geen alcohol, haar financiën zijn op orde en ze heeft al negen maanden een goede relatie. Er zijn geen factoren aanwezig die op een recidiverisico wijzen. Het risico op recidive wordt dan ook op alle fronten als laag ingeschat.
Ik verzoek de rechtbank de oorspronkelijke vordering van de officier van justitie af te wijzen en de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk te beëindigen.
6 De beoordeling
De terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van ernstige geweldsdelicten, het medeplegen van poging tot moord en het medeplegen van doodslag .
De rechtbank dient in de onderhavige zaak de vraag te beantwoorden of thans nog sprake is van een dusdanige stoornis en delictgevaar dat een verlenging van de dwangverpleging noodzakelijk is.
De rechtbank komt tot de conclusie dat in het advies van de Van der Hoevenkliniek en in de verklaring van de deskundige, zoals deze is afgelegd ter terechtzitting, voldoende onderbouwing gegeven wordt voor het standpunt dat niet te vrezen valt voor terugval in ernstig gewelddadig gedrag, vergelijkbaar met het indexdelict.
De rechtbank merkt daarbij in het bijzonder het volgende op.
Uit het rapport van de Van der Hoevenkliniek blijkt dat de resocialisatie van betrokkene goed verloopt. Zij woont vanaf januari 2011 in haar eigen huurwoning en is kort daarna samen gaan wonen met haar huidige vriend. Betrokkene heeft naast het hebben van een relatie een dagbesteding in de vorm van computeren, huishoudelijk werk en het onderhouden van contact met haar kinderen. De rechtbank vat het advies van de inrichting zo op dat met het huidig functioneren van betrokkene een aanvaardbaar risico bestaat op terugval bij betrokkene en dat het risico op terugval groter wordt bij het wegvallen van rust en structuur.
De deskundige heeft ter terechtzitting verklaard dat, betrokkene nu goed functioneert en dat er voldoende rust en structuur is en dat dit naar verwachting zo zal blijven,. Daarom is enige vorm van toezicht niet langer noodzakelijk . Wel acht de deskundige een netwerk van groot belang alwaar De Waag een rol in zal spelen. De betrokkene heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij de begeleiding vanuit De Waag op vrijwillige basis zal voortzetten.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande, met de raadsman en de officier van justitie, van oordeel dat niet gebleken is dat betrokkene thans nog een zodanig gevaar voor de algemene veiligheid van personen vormt dat dit de voortzetting van de terbeschikkingstelling (ook in de vorm van terbeschikkkingstelling met voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging) rechtvaardigt.
Daarbij weegt mee dat in de laatste jaren van de terbeschikkingstelling nooit enig incident in de sfeer van agressie of anderszins heeft plaatsgevonden. Er zijn zelfs geen aanwijzingen in die richting geweest. Eveneens is niet gebleken dat betrokkene nog alcohol gebruikt.
Bovendien is ter terechtzitting gebleken dat er in praktische zin voor betrokkene nauwelijks iets verandert, wanneer de terbeschikkingstelling wegvalt. Indien betrokkene op enig moment behoefte heeft aan het bespreken van eventuele problemen, is een gesprek met De Waag toereikend, zodat ook in zoverre een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel geen noodzakelijk tussenstadium vormt.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling dient te worden afgewezen.
7 De beslissing
De rechtbank wijst af de aanvankelijke vordering van de officier van justitie strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. M.A.E. Somsen en N. van der Velden, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. P. Groot-Smits en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 januari 2012.
Mr. M.A.E. Somsen en mr. N. van der Velden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.