ECLI:NL:RBUTR:2012:BV1487

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600306-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen bevel tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 19 januari 2012 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van de veroordeelde tegen het bevel tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. De veroordeelde, geboren in 1986, had een werkstraf van 120 uren opgelegd gekregen, maar had hiervan slechts 64 uren uitgevoerd. De rechtbank heeft het bezwaarschrift ongegrond verklaard, na het horen van de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. W. van Vliet, tijdens de zitting op 5 januari 2012. De rechtbank overwoog dat de veroordeelde niet naar behoren had voldaan aan de opgelegde taakstraf en dat er geen reden was om te twijfelen aan de rapportage van de reclassering, die aangaf dat de veroordeelde de werkstraf niet had uitgevoerd zoals vereist. De rechtbank nam in overweging dat de veroordeelde eerder waarschuwingen had ontvangen voor zijn gedrag en dat zijn huidige tijdelijke dienstverband als postbezorger niet voldoende was om hem een kans te bieden de taakstraf alsnog volledig uit te voeren. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het bezwaarschrift van de veroordeelde ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600306-08
Datum uitspraak: 19 januari 2012
Beslissing ex artikel 22g Wetboek van Strafrecht
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van
het bezwaarschrift op grond van artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht, ingediend door:
[veroordeelde],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats];
hierna te noemen de veroordeelde.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
- het bezwaarschrift d.d. 9 november 2011;
- de onherroepelijk geworden beslissing van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 12 maart 2009, waarbij is gelast dat het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf dat bij vonnis van 11 juni 2008 is opgelegd ten uitvoer zal worden gelegd en waarbij is bepaald dat in plaats van de gevangenisstraf een werkstraf van 120 uren zal worden opgelegd;
- de rapportage van de Reclassering Nederland d.d. 19 oktober 2011, waaruit blijkt dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, in die zin dat hij van de opgelegde 120 uren werkstraf niet meer dan 64 uren werkstraf heeft verricht.
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 5 januari 2012, waarbij zijn gehoord:
de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman mr. W. van Vliet, advocaat te Amsterdam.
OVERWEGINGEN:
De officier van justitie heeft tijdig de tenuitvoerlegging bevolen van de vervangende hechtenis voor de duur van 28 dagen.
Daarbij is rekening gehouden met de door de veroordeelde naar behoren verrichte uren taakstraf, te weten 64 uren subsidiair 32 dagen vervangende hechtenis.
Op 9 november 2011 is de kennisgeving als bedoeld in artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht aan de veroordeelde betekend.
Het bezwaarschrift tegen deze kennisgeving is tijdig op 9 november 2011 ingediend ter griffie van deze recht¬bank.
Uit de rapportage van de reclassering van 19 oktober 2011 is gebleken dat veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren heeft verricht. Op de oproep intake werkstraf op 21 december 2009 is veroordeelde niet verschenen. Voor de oproep intake werkstraf op 12 januari 2010 heeft veroordeelde zich afgemeld. Op 16 februari 2011 is afgesproken dat veroordeelde aan de slag zou gaan bij Bureau Dagloon te Utrecht. Op 21 februari 2011 heeft veroordeelde laten weten dat hij uit zijn huis was gezet en dat hij niet naar Bureau Dagloon kon komen. Op 21 maart 2011 is veroordeelde niet bij Bureau Dagloon verschenen, omdat hij, zo heeft hij aangegeven, het adres niet kon vinden, ook niet nadat hem nog een keer was uitgelegd hoe hij moest lopen. Op 22 maart 2011 heeft veroordeelde een officiële waarschuwing gekregen. Op het waarschuwingsgesprek d.d. 4 april 2011 is afgesproken dat veroordeelde zou gaan werken bij de kringloopwinkel Emmaus in Lombok. Op 8 juni 2011 is veroordeelde verschenen voor zijn afspraak bij genoemde kringloopwinkel. Hoewel de werkmeester in eerste instantie enthousiast was over de inzet van veroordeelde, nam dat enthousiasme snel af. Met ingang van 15 juni 2011 heeft veroordeelde zich niet meer aan de werkafspraken gehouden, omdat hij steeds eerder - zonder vermelding - wegging. Op 27 juli 2011 is veroordeelde ontslagen.
Ter terechtzitting heeft veroordeelde verklaard dat er duidelijke afspraken waren met de werkmeester en dat hij die afspraken is nagekomen. Veroordeelde heeft ontkend dat hij eerder is weggegaan.
De verdediging heeft verzocht om veroordeelde alsnog in de gelegenheid te stellen om de nog openstaande werkstraf van 56 uren uit te voeren. In dat verband is gesteld dat veroordeelde inmiddels sinds 2 maanden als postbezorger werkt, gedurende circa 70 uur per maand, en dat hij 2 dagen per week vrijwilligerswerk bij een voetbalvereniging doet.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting om een aanhouding van de behandeling van het bezwaarschrift verzocht voor de periode van 3 maanden, ten einde veroordeelde in de gelegenheid te stellen om in die periode de hem opgelegde werkstraf alsnog volledig uit te voeren. De rechtbank heeft het verzoek tot aanhouding ter zitting afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de veroordeelde in zijn bezwaar kan worden ontvangen, nu het bezwaarschrift tijdig is ingediend. De rechtbank is tevens van oordeel dat het door veroordeelde ingediende bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard. In dat verband overweegt de rechtbank dat zij geen reden heeft te twijfelen aan hetgeen in het rapport van de reclassering is opgemerkt over het verzuim van veroordeelde. Niet gebleken is dat veroordeelde geen verwijt kan worden gemaakt dat de opgelegde taakstraf niet naar behoren is verricht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat ook vóór juni 2011 veroordeelde de afspraken niet goed is nagekomen en daarvoor een officiële waarschuwing heeft gekregen. De rechtbank wijst er verder op dat de werkstraf het resultaat is van een omgezette gevangenisstraf na een overtreding van de voorwaarden tijdens de proeftijd, waaruit blijkt dat al in ruime mate rekening is gehouden met de omstandigheden van veroordeelde.
Het feit dat veroordeelde inmiddels een tijdelijk dienstverband bij Sandd heeft als postbezorger, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende reden om veroordeelde een kans te bieden de opgelegde taakstraf alsnog volledig uit te voeren.
De rechtbank heeft gelet op artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift van de veroordeelde ongegrond.
Aldus gedaan door mrs. H.A. Brouwer, P.L.C.M. Ficq en M.H.L. Schoenmakers, bijgestaan door A. Heijboer als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 19 januari 2012.
Mr. M.H.L. Schoenmakers is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.