6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering. Deze bijzondere voorwaarden zouden voorts ondermeer een meldplicht en de verplichting om een klinische behandeling met een maximumduur van negen maanden te ondergaan, moeten inhouden. De meest geschikte plaats om een dergelijke behandeling te ondergaan zou nader moeten worden bepaald door het Nederlands Instituut voor Forensische psychiatrie en psychologie (verder: NIFP) in samenspraak met Indicatiestelling Forensische Zorg (verder: IFZ).
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte reeds lange tijd in voorlopige hechtenis zit voor een enkele verbale bedreiging. Het laten overgaan van de voorlopige hechtenis in een klinische behandeling, zoals door de officier van justitie voorgesteld, zou neerkomen op het onnodig laten voortduren van de voorlopige hechtenis voor een oneigenlijk doel.
Voorts is door de raadsvrouw aangevoerd dat de hulpverlening in deze zaak traag op gang is gekomen, waarbij het, naar het oordeel van de raadsvrouw, de vraag is of deze zaak moet worden aangegrepen om verdachte een klinische behandeling te laten ondergaan. De schorsing van de voorlopige hechtenis is goed verlopen en verdachte is niet eerder veroordeeld voor het uiten van bedreigingen. Hoewel er sprake is van problematiek bij verdachte, zijn er op dit moment ook nog andere mogelijkheden om hierop te reageren dan met een klinische behandeling, aldus de raadsvrouw. Op dit moment is er door IFZ bovendien nog geen indicatiestelling afgegeven. De ambulante behandeling zoals voorgesteld in het rapport van Centrum Maliebaan van 19 december 2011 verdient volgens de raadsvrouw de voorkeur. De mogelijkheid van het aanvragen van een rechterlijke machtiging blijft in dat geval als mogelijkheid achter de hand in het geval dat verdachte zich niet aan de voorwaarden zou houden.
De raadsvrouw heeft voorgesteld om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de raadsvrouw voorgesteld om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van twee maanden, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich laat begeleiden door de reclassering en voorts dat hij een ambulante behandeling zal ondergaan.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.