ECLI:NL:RBUTR:2012:BV0379

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600427-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor bedreiging in de centrale hal van een politiebureau

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht, is de verdachte op 5 januari 2012 veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De bedreiging vond plaats op 27 april 2011 in de centrale hal van het politiebureau Paardenveld in Utrecht, waar de verdachte dreigende woorden heeft geuit naar meerdere personen, waaronder een buitengewoon opsporingsambtenaar. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging, die referenties bevatte naar een schietincident in Alphen aan den Rijn, ernstig was en dat de omstandigheden van de zaak een zwaardere straf rechtvaardigden dan gebruikelijk voor verbale bedreiging. De verdachte, die eerder niet voor verbale bedreiging was veroordeeld, kreeg een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 116 dagen opgelegd, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte en de impact van zijn bedreigingen op de aanwezigen in het politiebureau. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. A. Kuijer als voorzitter fungeerde.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600427-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 januari 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd te PI Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem,
raadsvrouw mr. M. Hoekzema, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 december 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 27 mei 2011 meerdere personen, onder wie een buitengewoon opsporingsambtenaar, heeft bedreigd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlaste¬gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op het proces-verbaal van bevindingen van [buitgewoon opsporingsambtenaar] en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde feit en refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte;
- de aangifte van bedreiging, gedaan door [aangever] namens [buitgewoon opsporingsambtenaar];
- het proces-verbaal van bevindingen van buitengewoon opsporingsambtenaar
[buitgewoon opsporingsambtenaar], inhoudende de omschrijving van het incident in de hal van politiebureau Paardenveld op 27 april 2011, waarbij zij werd bedreigd;
- het proces-verbaal van bevindingen van buitengewoon opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar], inhoudende de omschrijving van het incident in de hal van politiebureau Paardenveld op 27 april 2011.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 27 april 2011 te Utrecht op politiebureau Paardeveld aan de Kroonstraat 25
personen, waaronder [buitgewoon opsporingsambtenaar] (buitengewoon opsporingsambtenaar van Politie Utrecht), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd: "ik ga mijn vuurwapen halen en ik kom terug en schiet jullie neer!" en "je ziet mij zo wel terug, mijn vriend ken je vast wel. Hij heet Tristan van der Vlist. Je weet wel die uit Alphen aan de Rijn. [...] Hier gebeurt het gelijke als in Alphen aan de Rijn!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering. Deze bijzondere voorwaarden zouden voorts ondermeer een meldplicht en de verplichting om een klinische behandeling met een maximumduur van negen maanden te ondergaan, moeten inhouden. De meest geschikte plaats om een dergelijke behandeling te ondergaan zou nader moeten worden bepaald door het Nederlands Instituut voor Forensische psychiatrie en psychologie (verder: NIFP) in samenspraak met Indicatiestelling Forensische Zorg (verder: IFZ).
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte reeds lange tijd in voorlopige hechtenis zit voor een enkele verbale bedreiging. Het laten overgaan van de voorlopige hechtenis in een klinische behandeling, zoals door de officier van justitie voorgesteld, zou neerkomen op het onnodig laten voortduren van de voorlopige hechtenis voor een oneigenlijk doel.
Voorts is door de raadsvrouw aangevoerd dat de hulpverlening in deze zaak traag op gang is gekomen, waarbij het, naar het oordeel van de raadsvrouw, de vraag is of deze zaak moet worden aangegrepen om verdachte een klinische behandeling te laten ondergaan. De schorsing van de voorlopige hechtenis is goed verlopen en verdachte is niet eerder veroordeeld voor het uiten van bedreigingen. Hoewel er sprake is van problematiek bij verdachte, zijn er op dit moment ook nog andere mogelijkheden om hierop te reageren dan met een klinische behandeling, aldus de raadsvrouw. Op dit moment is er door IFZ bovendien nog geen indicatiestelling afgegeven. De ambulante behandeling zoals voorgesteld in het rapport van Centrum Maliebaan van 19 december 2011 verdient volgens de raadsvrouw de voorkeur. De mogelijkheid van het aanvragen van een rechterlijke machtiging blijft in dat geval als mogelijkheid achter de hand in het geval dat verdachte zich niet aan de voorwaarden zou houden.
De raadsvrouw heeft voorgesteld om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de raadsvrouw voorgesteld om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van twee maanden, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich laat begeleiden door de reclassering en voorts dat hij een ambulante behandeling zal ondergaan.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft, kort na het schietincident met meervoudige dodelijke afloop in Alphen aan den Rijn op 9 april 2011, bedreigingen geuit in de centrale hal van een politiebureau. Met deze bedreigingen refereerde verdachte aan het schietincident op 9 april 2011. De bedreigingen zijn geuit tegen de baliemedewerker die verdachte op dat moment te woord stond. In de hal van het politiebureau waren op dat moment andere personen aanwezig die de bedreigingen ook hebben gehoord. De woorden van verdachte veroorzaakten onrust bij de baliemedewerker en de overige aanwezigen in de centrale hal van het politiebureau. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de betreffende baliemedewerkster blijkt dat zij deze situatie als zeer bedreigend heeft ervaren.
De rechtbank acht voornoemd gedrag van verdachte buitensporig en ontoelaatbaar.
Verdachte is niet eerder voor (verbale) bedreiging, maar wel voor andere strafbare feiten in sfeer van geweld, agressie en vermogensdelicten veroordeeld. Gelet echter op de aard en ernst van de bedreiging, in combinatie met het moment waarop deze bedreiging werd gedaan – zo kort volgend op het schietincident in Alphen aan den Rijn – is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een zwaardere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan in vergelijkbare zaken veelal wordt opgelegd, passend en geboden is.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de hiervoor genoemde bijzonder verzwarende omstandigheden maken dat een zwaardere straf dan gebruikelijk voor verbale bedreiging dient te worden opgelegd. De rechtbank constateert dat verdachte op de dag van de terechtzitting reeds in totaal 116 dagen in voorlopige hechtenis had doorgebracht in verband met deze zaak. Dit is reeds een aanmerkelijke langere detentieduur dan gewoonlijk wordt opgelegd in verbale bedreigingszaken,
De rechtbank neemt voorts ook de bij verdachte geconstateerde psychische problematiek in aanmerking, alsook dat verdachte bij dit vonnis tevens een verplichte opname in een behandelinstelling voor maximaal 6 maanden wordt opgelegd.
Alles in aanmerking nemende acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijk strafdeel van 116 dagen, in combinatie met de verder bij deze uitspraak opgelegde strafrechtelijke sancties en -voorwaarden een voldoende passende strafrechtelijke reactie op het bewezenverklaard feit.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 116 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat:
* verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en (behandel)aanwijzingen die worden gegeven door of namens GGZ Centrum Maliebaan Utrecht;
* dat verdachte wordt verplicht om zich binnen drie dagen volgend op zijn invrijheidstelling te melden bij de reclassering van Centrum Maliebaan op het adres Tolsteegsingel 2A in Utrecht;
* dat het verdachte wordt verboden om gedurende de proeftijd alcohol te gebruiken;
* dat verdachte wordt verplicht, ter controle van de naleving van dit alcoholverbod, om zijn medewerking te verlenen aan urinecontroles;
* dat verdachte wordt verplicht om zijn medewerking te verlenen aan een neuro-psychologisch onderzoek;
* dat verdachte wordt verplicht mee te werken aan een (klinische) behandeling in een door het NIFP/IFZ aan te wijzen inrichting(en) of instelling(en); in welk kader verdachte zich ook voor een periode van maximaal zes maanden, of zoveel korter als de leiding van deze inrichting in overleg met de reclassering noodzakelijk acht, zal laten opnemen in die inrichting en daar zal verblijven;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Kuijer, voorzitter, mr. A.G. van Doorn en
mr. A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Verborg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 januari 2011.
Mr. A.G. van Doorn is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.