ECLI:NL:RBUTR:2012:BV0378

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600936-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en bedreiging met vrijspraak van poging tot zware mishandeling en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 5 januari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan schizofrenie, op 22 september 2011 zijn moeder heeft mishandeld en bedreigd met een mes. De psycholoog en psychiater hebben geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van de feiten psychotisch was en niet in staat was om zijn gedrag te controleren. De rechtbank heeft de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwd en hem ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft ook de maatregel opgelegd om de verdachte voor een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen, omdat hij een gevaar voor zichzelf en anderen vormt. De rechtbank heeft de poging tot zware mishandeling niet bewezen geacht en de verdachte daarvan vrijgesproken. De beslissing is gebaseerd op de conclusies van deskundigen en de feiten die tijdens de zitting zijn vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600936-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 januari 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd te Vught, PPC,
raadsman mr. R. ter Haar, advocaat te Emmeloord.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 december 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- feit 1: heeft geprobeerd om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar meerdere malen met gebalde vuisten tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of door haar met de achterkant van een mes tegen het lichaam te slaan en door haar een kopstoot tegen het hoofd of het lichaam te geven, dan wel dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld door haar meerdere malen met gebalde vuisten tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of door haar met de achterkant van een mes tegen het lichaam te slaan en door haar een kopstoot tegen het hoofd of het lichaam te geven;
- feit 2: [slachtoffer] heeft bedreigd door een keukenmes bij de nek of hals van [slachtoffer] te houden en te zeggen dat hij haar liever persoonlijk dood zou maken dan dat hij dat iemand anders zou laten doen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten zoals ten laste gelegd onder 1 primair en 2 heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer], de geneeskundige verklaring aangaande het letsel van aangeefster [slachtoffer], de foto’s die zijn genomen van het letsel van [slachtoffer] en de verklaring die verdachte heeft afgelegd op 29 september 2011 waarin hij toegeeft een kopstoot te hebben gegeven en een mes te hebben gepakt.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten zoals ten laste gelegd onder 1 primair en 2.
De raadsman wijst daartoe, ten aanzien van feit 1 primair, op de wisselende verklaringen die door verdachte zijn afgelegd en de beperkte waarde die, gelet op de geestestoestand van verdachte, aan die verklaringen kan worden toegekend. De geneeskundige verklaring en de foto’s van het letsel zouden onvoldoende duidelijkheid over het precieze ontstaan van het letsel bieden. Aan het inbeslaggenomen mes is geen (sporen-) onderzoek verricht. Ook is de gang van zaken rondom de inbeslagname van het mes onduidelijk. Naar het oordeel van de raadsman resteert enkel de verklaring van aangeefster [slachtoffer]. Deze enkele verklaring van aangeefster [slachtoffer] is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling te komen zodat verdachte zou moeten worden vrijgesproken van hetgeen onder feit 1 primair is ten laste gelegd. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Over feit 2 heeft de raadsman opgemerkt dat niet precies duidelijk is geworden wat er in de woning is voorgevallen. Ten slotte is het volgens de raadsman de vraag of het ten laste gelegde onder 2 als een zelfstandig feit is te kwalificeren of dat dit feitencomplex opgaat in het feitencomplex dat is ten laste gelegd onder 1. De raadsman concludeert tot vrijspraak van verdachte voor dit feit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Op 22 september 2011 omstreeks 16.46 uur is bij de meldkamer van politie Utrecht de melding binnengekomen van [slachtoffer], die aangeeft dat zij zojuist is geslagen door haar zoon [verdachte]. De agenten die daarop ter plaatse zijn gegaan, zijn omstreeks 16.55 uur bij de woning van [slachtoffer] opgevangen door een man die, naar later is gebleken, [verdachte] (verder: verdachte) is genaamd. Deze man verklaart dat hij zojuist zijn moeder heeft geslagen. In de woning bevindt zich de hevig geëmotioneerde [slachtoffer], bij wie krassen op het voorhoofd en in de nek worden gezien.
[slachtoffer] doet later die dag aangifte van mishandeling en bedreiging door verdachte. Zij verklaart dat verdachte boos werd over haar voornemen om enkele van zijn spullen te verhuizen. Aangeefster verklaart dat zij verdachte hoorde zeggen: “Ik maak jou liever persoonlijk dood dan dat ik dat iemand anders laat doen”, waarop hij een keukenmes uit de keukenlade pakte en met versnelde pas op haar af kwam lopen. Aangeefster verklaart dat zij het mes tegen haar nek voelde. Ondanks dat zij aan verdachte vroeg om het mes weg te leggen, bleef verdachte het mes tegen haar nek drukken.
Over het daarop volgende moment verklaart aangeefster dat verdachte haar opzettelijk met beide vuisten tegen haar hoofd sloeg. Ook sloeg verdachte haar met de achterkant van het handvat van het mes, dat hij nog steeds in zijn rechterhand hield, tegen haar hoofd. Tengevolge van een harde klap tegen haar hoofd is aangeefster ten val gekomen. Aangeefster zag dat verdachte boven haar kwam staan en dat hij haar wederom verschillende klappen tegen het hoofd gaf. Aangeefster verklaart dat zij door verdachte hard in haar arm werd geknepen en van de grond werd getild, waarna zij zag dat verdachte zijn hoofd naar achteren bracht en met kracht een kopstoot tegen haar hoofd gaf.
Uit de medische gegevens van aangeefster [slachtoffer] blijkt dat zij aan dit voorval uitgebreide schaafwonden en kneuzingen op haar armen en op het hoofd heeft overgehouden.
Foto’s die zijn genomen van het letsel van aangeefster [slachtoffer] laten schaafwonden op het voorhoofd en bloeduitstortingen op de arm van aangeefster zien. Ook is letsel in de nek van aangeefster [slachtoffer] zichtbaar.
Tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 23 september 2011 heeft verdachte verklaard dat ‘het is gebeurd in de woning van zijn moeder’. Ook heeft verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op tilt sloeg.
Bij de politie heeft verdachte op 29 september 2011 verklaard dat hij dacht dat er bloed uit zijn neus kwam nadat hij de kopstoot had gegeven. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij een broodmes uit de keukenlade heeft gepakt, maar dat hij niet weet waarom hij dat mes heeft gepakt.
Verklaring verdachte ter terechtzitting
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat er sprake is van een complot en dat hij zijn moeder niets heeft aangedaan. Van het uitdelen van een kopstoot of het uiten van een bedreiging is, volgens verdachte, geen sprake geweest. Ten slotte heeft verdachte verklaard dat hij niet in de woning van zijn moeder was toen de politie daar op 22 september 2011 kwam.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van de verklaringen van verdachte
De rechtbank acht de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd niet aannemelijk en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft, anders dan tijdens het onderzoek ter terechtzitting, op verschillende momenten verklaringen afgelegd die erop duiden dat er een incident heeft plaatsgevonden in de woning van zijn moeder waarbij hij een mes uit een keukenlade heeft gepakt, zijn moeder heeft geslagen en waarbij hij een kopstoot heeft uitgedeeld. Dat verdachte deze verklaringen mogelijk in een verwarde toestand heeft afgelegd doet daaraan niets af. Enkele minuten na het incident in de woning van zijn moeder heeft verdachte immers al verklaard dat hij zijn moeder heeft geslagen. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat deze verklaringen van verdachte overeen komen met de verklaring die aangeefster [slachtoffer] over het incident heeft afgelegd. Zij verklaart over een incident in haar woning waarbij verdachte – ondermeer – een kopstoot en vuistslagen heeft uitgedeeld.
Deze verklaring van aangeefster [slachtoffer] wordt bovendien ondersteund door diverse andere bewijsmiddelen. Meteen na het doen van de melding op 22 september 2011 wordt bij aangeefster [slachtoffer] letsel in de nek en op het voorhoofd waargenomen door de politie. De verklaring van aangeefster [slachtoffer] vindt voorts bevestiging in de geneeskundige verklaring en in de foto’s die zijn genomen van haar letsel. Verdachte is ook zelf in de woning van aangeefster aangehouden. Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank de verklaring van aangeefster [slachtoffer] en de verklaringen die verdachte heeft afgelegd bij de rechter-commissaris op 23 september 2011 en bij de politie op 29 september 2011 aannemelijk acht.
Vrijspraak van poging tot zware mishandeling
Verdachte heeft klappen uitgedeeld met zijn vuisten en met de achterkant van een keukenmes op het hoofd van aangeefster [slachtoffer]. Daarnaast heeft hij een kopstoot tegen het voorhoofd van aangeefster [slachtoffer] gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank was het opzet van verdachte er niet op gericht om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat ook naar algemene ervaringsregels de kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] tengevolge van voormelde gedragingen van verdachte niet zonder meer aanmerkelijk is te achten, zodat ook voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer] niet bewezen kan worden geacht. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Beroep op eendaadse samenloop
De raadsman heeft een beroep gedaan op eendaadse samenloop van de feiten 1 en 2. Van eendaadse samenloop is sprake als een feit in meer dan één strafbepaling valt. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval geen sprake. Beide delictsomschrijvingen beschermen een ander rechtsbelang en het zijn ook andere feitelijkheden die doorslaggevend zijn geweest voor de kwalificatie van het ene of het andere feit. De feiten tezamen houden daarentegen wel een meerdaadse samenloop in.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 subsidiair en 2 ten laste is gelegd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
Subsidiair
hij op 22 september 2011 te Amersfoort opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meerdere malen met gebalde vuisten en met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en meerdere malen met de achterkant van een keukenmes tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en eenmaal een kopstoot tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegeven,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 22 september 2011 te [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk dreigend een keukenmes tegen de nek van die [slachtoffer] gezet en gehouden en voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak jou liever persoonlijk dood dan dat ik dat iemand anders laat doen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 subsidiair: mishandeling.
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is onderzocht door drs. L. Assa, GZ-psycholoog en door M. Drost, psychiater.
Psycholoog L. Assa concludeert in haar rapport van 27 oktober 2011 dat verdachte lijdt aan schizofrenie van het gedesoriënteerde type. Ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten was verdachte psychotisch; hij had wanen en paranoïde gedachten over de wereld en over de mensen om hem heen. Het vertekende wereldbeeld en de gestoorde realiteitstoetsing kunnen beangstigend zijn en heftige en agressieve reacties veroorzaken.
Psychiater M. Drost concludeert in haar rapport van 4 november 2011 dat verdachte lijdt aan een chronische psychose die in het verleden is gediagnosticeerd als schizofrenie. Drost onderschrijft deze diagnose. Deze stoornis is reeds sinds enkele jaren aanwezig en verkeerde ten tijde van het ten laste gelegde in een actieve fase. Het gedrag en de reacties van verdachte werden geheel geleid door de psychotische toestand waarin hij verkeerde. Er was sprake van paranoïde belevingen van externe partijen die verdachte zouden bedreigen. Het ontbrak verdachte aan een normale realiteitstoetsing en ook is zijn vermogen om emoties adequaat te hanteren door de stoornis beperkt.
Beide deskundigen concluderen derhalve dat deze aandoeningen ten tijde van de ten laste gelegde feiten ook aanwezig waren en de keuzes van verdachte hebben beïnvloed. Zij adviseren de rechtbank om verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank maakt de conclusies van voornoemde deskundigen tot de hare en zal verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte niet strafbaar is voor het bewezen verklaarde, nu is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, zodat hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig de conclusies van de psychiater en de psycholoog gevorderd verdachte als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen, verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en hem de maatregel van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, in het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Volgens de raadsman is de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zijn moeder, aangeefster [slachtoffer], mishandeld en bedreigd. Verdachte heeft tegen haar gezegd dat hij haar zou willen doden, waarna hij een mes tegen haar nek heeft gehouden, haar heeft geslagen met zijn vuisten en haar een kopstoot tegen het voorhoofd heeft gegeven. Tengevolge van het handelen van verdachte heeft aangeefster [slachtoffer] zich angstig en onveilig gevoeld. Ook nu leeft zij nog altijd in de veronderstelling dat verdachte zijn bedreigingen zal uitvoeren.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de inhoud van het verdachte betreffende strafblad van 14 november 2011, waaruit blijkt dat verdachte eenmaal eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld.
In hun hiervoor genoemde rapporten beschrijven de psycholoog en de psychiater dat de aanwezigheid van actieve psychotische symptomen, de gestoorde realiteitstoetsing en de beperkte mogelijkheid om emoties te hanteren de belangrijkste risicofactoren vormen ten aanzien van onvoorspelbaar (gevaarlijk) gedrag of recidive. Beiden benadrukken het grote belang dat is gelegen in het behandelen van de psychotische klachten binnen een gesloten setting waarbij aanvankelijk moet worden ingezet op het stabiliseren van de acute klachten. Geadviseerd wordt om verdachte te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zijn stoornis een gevaar oplevert voor anderen, dan wel voor zichzelf, zoals bepaald in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet hierop acht de rechtbank een plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar geïndiceerd en de rechtbank zal deze maatregel dan ook aan verdachte opleggen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 37, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, te weten poging tot zware mishandeling;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair: mishandeling;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Crouwel, voorzitter, mr. A. Kuijer en mr. A.G. van Doorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Verborg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 januari 2011.
Mr. A.G. van Doorn is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.