ECLI:NL:RBUTR:2012:BV0225

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/604156-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 wegens gebrek aan bewijs van schuld

Op 4 januari 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 18 september 2010 te Montfoort. De verdachte, bestuurster van een Suzuki Grand Vitara, botste achterop een stilstaande Volkswagen Golf, waarbij de bestuurder en bijrijdster van de Golf ernstig gewond raakten. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het veroorzaken van het ongeval door onoplettendheid en het rijden onder invloed van het medicijn Fluoxetine. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was dat het gebruik van Fluoxetine de rijvaardigheid van de verdachte had beïnvloed. De rechtbank concludeerde dat er geen bijkomende omstandigheden waren die schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 konden aantonen. De verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, maar werd wel schuldig bevonden aan een verkeersovertreding op basis van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een geldboete van € 750,00 op en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de ernstige gevolgen van het ongeval voor de slachtoffers, maar oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan het veroorzaken van het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604156-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 januari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1967] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres], [woonplaats]
raadsman mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 21 december 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: met een motorrijtuig een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, tengevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en [slachtoffer 2] lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair: onder invloed van het medicijn Fluoxetine een motorrijtuig heeft bestuurd en/of met een motorrijtuig gevaar en/of hinder heeft veroorzaakt op de weg.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van enige invloed van het gebruik van het medicijn Fluoxetine op het ontstaan van het ongeval en dat verdachte van dit gedeelte dient te worden vrijgesproken. Voor het overige kan de verdediging zich vinden in een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vaststaande feiten en omstandigheden
Op 18 september 2010 omstreeks 11.00 uur heeft op de voor het openbaar verkeer opengestelde M.A. Reinaldaweg (N204) te Montfoort een verkeersongeval plaatsgevonden. Hierbij waren twee voertuigen betrokken, te weten een Volkswagen Golf, met kenteken [kenteken] en een Suzuki Grand Vitara, met kenteken [kenteken]. De Volkwagen Golf stond voorgesorteerd op de M.A. Reinaldaweg te Montfoort om linksaf te slaan richting Blokland. Verdachte, bestuurster van de Suzuki, kon haar voertuig niet tijdig tot stilstand brengen en is tegen de achterzijde van de Volkswagen Golf gereden.
De bestuurder van de Volkswagen Golf, de heer [slachtoffer], raakte zwaargewond ten gevolge van dit ongeval en de bijrijdster, mevrouw [slachtoffer 2], raakte gewond .
4.3.2 Bewijsoverwegingen
Artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te komen, dient de rechtbank vast te kunnen stellen dat verdachte schuld heeft in de zin van die bepaling, derhalve dat zij zich tenminste in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig heeft gedragen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zijn in dat verband verschillende factoren van belang. Gedacht kan worden aan de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Hierbij is belangrijk dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vaststaat dat verdachte haar voertuig, een personenauto, niet tijdig tot stilstand heeft gebracht en achterop een andere personenauto, een Volkswagen Golf, is gereden. Verdachte heeft verklaard dat zij zich niet kan herinneren hoe het ongeval is ontstaan. Ze heeft de Volkswagen Golf niet gezien en ze kan zich ook niet herinneren dat deze auto voor haar heeft gereden.
Uit deze verklaring van verdachte volgt dat er in ieder geval sprake is geweest van een moment van onoplettendheid. Verdachte heeft de auto immers niet gezien.
Een enkel moment van onoplettendheid is echter onvoldoende voor het oordeel dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daartoe zijn bijkomende omstandigheden vereist.
Volgens de officier van justitie heeft in dit verband het gebruik van het medicijn Fluoxetine de rijvaardigheid van verdachte verminderd en had zij hiervan op de hoogte moeten zijn. De rechtbank acht dit niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft verklaard al meer dan 3 jaar het medicijn Fluoxetine te gebruiken. Zij gebruikt een dosering van 20 milligram per dag. Uit informatie over dit medicijn blijkt dat bij gebruik van een lage dosering (tot en met 20 milligram per dag) bepaalde bijwerkingen kunnen worden veroorzaakt, die de rijvaardigheid kunnen verminderen. Verdachte heeft echter verklaard nimmer bijwerkingen te hebben ervaren door het gebruik van dit medicijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van haar verklaring.
Nu er geen sprake is van bijkomende omstandigheden, zoals hierboven genoemd, en ook overigens niet is gebleken van feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Wel is sprake van overtreding als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Vast is komen te staan dat verdachte haar voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarbinnen zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Dit is verdachte aan te rekenen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Onder het subsidiair tenlastegelegde wordt aan verdachte, naast de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet, eveneens verweten dat zij een motorrijtuig heeft bestuurd onder invloed van een stof, te weten Fluoxetine, terwijl zij wist of redelijkerwijze moest weten dat het gebruik van dit medicijn de rijvaardigheid kon verminderen.
De rechtbank verwijst hiervoor naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen ten aanzien van het gebruik van het medicijn Fluoxetine. Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat het gebruik van het medicijn Fluoxetine de rijvaardigheid van verdachte heeft beïnvloed, zodat verdachte van dit onderdeel van het subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 september 2010, te Montfoort, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de M.A. Reinaldaweg, (zijnde een provincialeweg waar een maximum snelheid van 80 kilometer per uur geldt), ter hoogte van de kruising met het Blokland,
het door haar bestuurde motorrijtuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de
afstand waarover de weg te overzien en vrij was en daarbij met hoge snelheid tegen een stilstaande auto is gebotst (welke auto voornemens was linksaf te slaan) en waardoor de bestuurder van laatstgenoemde auto en diens passagier (ernstig) gewond raakten,
door welke gedraging gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd en hierbij aangegeven dat een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid in deze zaak afdoende is.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard een verkeersovertreding, en verdachte zal hiervoor worden veroordeeld. De gevolgen van deze verkeersovertreding zijn ernstig. Als gevolg van de door verdachte veroorzaakte aanrijding heeft de heer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen en mevrouw [slachtoffer 2] zodanig letsel dat daaruit ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Het leed dat door het ongeval bij de slachtoffers is veroorzaakt is groot. Uit het dossier is gebleken dat de heer [slachtoffer] en mevrouw[slachtoffer 2] nog dagelijks de gevolgen van het ongeval ondervinden en dat op dit moment nog onduidelijk is hoe lang deze situatie zal voortduren.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Nu de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van een juridisch gezien lichter strafbaar feit, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Hoewel de rechtbank heeft geoordeeld dat het ongeval niet aan de schuld van verdachte is te wijten in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, houdt zij met de ernstige gevolgen van het feit wel rekening bij de strafoplegging.
De rechtbank is zich ervan bewust dat geen op te leggen straf het leed van de slachtoffers zal wegnemen.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat een geldboete van € 750,00 een passende sanctie is, naast een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
- spreekt verdachte vrij van het eerste gedeelte van het subsidiair ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 750,=;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 15 dagen;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mrs. E.A. Messer en A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 januari 2012.