Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
[gedaagde sub 3],
mr. G. Bakker,
[gedaagde sub 3],
1.De procedures
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 324856 / KG ZA 12-361
- de dagvaarding van 13 juni 2012,
- producties 1 tot en met 47 van [eiseressen c.s.] ,
- de eis in reconventie,
- de wijziging van eis in reconventie,
- producties 1 tot en met 34 van [gedaagden c.s.] ,
- de wijziging van productie 24 van [gedaagden c.s.] ,
- de mondelinge behandeling op 22 juni 2012,
- de pleitnota van [eiseressen c.s.] ,
- de pleitnota van [gedaagden c.s.]
- het proces-verbaal van 14 juni 2012 van de deurwaarder,
- producties 1 tot en met 4 van de deurwaarder,
- de door de deurwaarder op 18 juni 2012 betekende oproepingsexploten,
- de mondelinge behandeling op 22 juni 2012.
2.De feiten
in beide zaken
3.Het geschil
[accountant] met hulp van [adviesbureau] op basis van zoektermen uit het [bedrijfsrecherche] Rapport en waarbij de deskundige daarvan mag afwijken indien hij bij de separatie constateert dat bepaalde documenten verband houden met de verweten onrechtmatige gedragingen,
4.De beoordeling
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 324856 / KG ZA 12-361
te sluiten dat [B] en [A] [eiseres sub 2] in [gedaagde sub 1] en [onderneming 1] onrechtmatig hebben beconcurreerd. Het in de onderhavige procedure door [gedaagden c.s.] overgelegde klantenbestand van [gedaagde sub 4] leidt niet tot een ander oordeel. [gedaagde sub 4] is sinds december 1996 enig aandeel-houder en bestuurder van [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 4] – met [gedaagde sub 3] als bestuurder – is in die hoedanigheid direct betrokken bij de vermeende ongeoorloofde concurrentie in [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 3] – en daarmee ook [gedaagde sub 4] – was van het bestuurderschap van [A] en [B] bij [eiseres sub 2] op de hoogte. Uit de door [eiseressen c.s.] overgelegde productie 8, afkomstig uit het bewijsbeslag, blijkt dat [gedaagde sub 3] – en daarmee ook [gedaagde sub 4] – tevens wist dat de betrokkenheid van [A] en [B] bij [gedaagde sub 1] , [onderneming 1] en [gedaagde sub 4] voor de buitenwereld verborgen moest blijven. Uit de producties 14 en 35 van [eiseressen c.s.] blijkt voorts dat [gedaagde sub 3] actief aan deze geheimhouding heeft meegewerkt. [gedaagde sub 3] heeft in dat kader gesteld dat een wisseling van de wacht van aandeelhouders voor onrust op de markt zou zorgen, hetgeen de bedrijfsresultaten negatief zou kunnen beïnvloeden. Om die reden zijn [A] en [B] met [gedaagde sub 3] geheimhouding over hun aandeelhouderschap jegens derden overeengekomen, aldus [gedaagde sub 3] . Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt echter niet in te zien waarom onderhavige aandeelhouders-wisseling voor onrust op de markt zou zorgen. Daardoor wordt de indruk gewekt dat de reden voor deze geheimhouding is gelegen in de betrokkenheid van [A] en [B] bij de vermeende concurrerende activiteiten in [gedaagde sub 1] en [onderneming 1] . De voorzieningenrechter acht het daarom op voorhand niet onaannemelijk dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] een actieve rol hebben gespeeld bij (het bevorderen van het heimelijke karakter van) de gestelde onrechtmatige concurrentie en uit dien hoofde jegens [eiseres sub 2] aansprakelijk zijn. De in dat kader in de bodemprocedure jegens [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] ingestelde vorderingen zijn – evenals de jegens [A] en [B] ingestelde vorderingen – dan ook niet op voorhand kansloos. Voor zover de door [eiseressen c.s.] gevorderde bescheiden van belang zijn voor het onderbouwen van deze vorderingen, heeft zij daarbij dan ook een rechtmatig belang. Dat [gedaagde sub 3] (en [gedaagde sub 4] ) niet op de hoogte waren van de non-concurrentiebedingen van [B] en [A] , zoals [gedaagden c.s.] heeft gesteld, maakt – wat daarvan ook zij – dit niet anders. Ook zonder een non-concurrentiebeding kan immers sprake zijn van onrechtmatige concurrentie.
816,00
21 november 2011 plaats te vinden aan de hand van een door [eiseressen c.s.] op het [bedrijfsrecherche] Rapport gebaseerde en nog aan te leveren zoektermenlijst. [eiseressen c.s.] heeft die zoektermenlijst op 22 november 2011 verstrekt aan de deurwaarder. [adviesbureau] is met die lijst aan de slag gegaan bij de dataseparaties van de beslaglocaties [locatie] , [locatie] , [locatie] en [locatie] . Omdat bij gebruik van alle op de lijst van 22 november 2011 vermelde zoektermen teveel hits naar voren kwamen, heeft [adviesbureau] een selectie gemaakt van deze zoektermen. Deze zoektermensets zijn vermeld in productie 4. Bij de dataseparatie van locatie [locatie] is [adviesbureau] begonnen met deze zoektermensets. Die zoektermen leverden ten aanzien van de data op de server een 100% hit op. Om die reden heeft [adviesbureau] nader geselecteerd. Die nadere selecties zijn gemaakt met (gedeelten van) zoektermen van productie 4 en een zevental andere zoektermen uit het [bedrijfsrecherche] Rapport zoals vermeld in de zoektermenlijst van 22 november 2011 (productie 42 van [eiseressen c.s.] ). De op die wijze door [adviesbureau] gevormde kleine doos is daarna door [accountant] onderworpen aan een inhoudelijke check op documentniveau, aldus nog steeds [eiseressen c.s.]
“deze doos uitsluitend bescheiden bevat die [adviesbureau] met behulp van de onder 2.16 genoemde zoektermenlijst heeft gesepareerd. [eiseressen c.s.] heeft onweersproken gesteld dat deze lijst is opgesteld aan de hand van de bevindingen in het [bedrijfsrecherche] Rapport. De gevorderde bescheiden zijn derhalve op de gestelde onrechtmatige handelingen van [A] en [B] toegesneden en in zoverre voldoende bepaald.”Ten aanzien van de nog te creëren kleine doos in [locatie] is vervolgens in onderdeel 5.22 overwogen:
“Voor zover de separatie plaatsvindt aan de hand van de onder 5.21 bedoelde zoektermenlijst, zijn deze bescheiden voldoende bepaald.”De voorzieningenrechter was ten tijde van het exhibitievonnis in de veronderstelling dat dit de zoektermenlijst van productie 4 betrof. Uit het hierboven weergegeven betoog van [eiseressen c.s.] blijkt echter dat deze productie een selectie betreft van de daadwerkelijke “ [lijst] ” van 22 november 2011. Dit is de [lijst] waarnaar [accountant] verwijst in zijn e-mail van 18 mei 2012. Gesteld noch gebleken is dat op de lijst van 22 november 2011 zoektermen voorkomen die niet uit het [bedrijfsrecherche] Rapport naar voren zijn gekomen. In bovengenoemde rechtsoverwegingen van het exhibitievonnis moet daarom onder “zoektermenlijst” de lijst van 22 november 2011 worden verstaan. Bij de separatie van de server is kennelijk gebruik gemaakt van minder zoektermen dan op deze lijst is vermeld. Van een schending van het exhibitievonnis op dit punt is dan ook geen sprake.
(e-mailboxen) op de server. Op de verschillende mailboxen komen meerdere
e-mailadressen uit, waardoor binnen deze mailboxen vermenging heeft plaatsgevonden.
e-mail moet worden beoordeeld of de desbetreffende e-mail mag worden gesepareerd.
Voor ik op de documenten reageer welke u in uw e-mail hebt aangeduid, deel ik u mee dat ik, op grond van alle mij ter beschikking staande informatie, inmiddels heb vastgesteld dat door [gedaagde sub 1] c.s. concurrerende activiteiten hebben plaatsgevonden, dat personen begrepen onder [A] c.s. aan [gedaagde sub 1] c.s. bedrijfsgeheimen en andere aan [eiseres sub 2] toebehorende informatie hebben doen toekomen en dat personen begrepen onder [A] c.s. direct (in persoon) of indirect (via diverse rechtspersonen) betrokken zijn bij de activiteiten van [gedaagde sub 1] c.s.”. Naar het standpunt van [gedaagden c.s.] is het aan de rechter om te bepalen of sprake is van concurrerende activiteiten.
“voor zover de accountant – na separatie aan de hand van de zoektermenlijst – heeft bepaald dat die verband houden met de betrokkenheid van [A] c.s. bij concurrerende activiteiten van [gedaagde sub 1] c.s. en/of het doorgeven door [A] c.s. van bedrijfsgeheimen en andere aan [eiseres sub 2] toebehorende informatie aan [gedaagde sub 1] c.s.”. Uiteindelijk zal de rechtbank in de bodemprocedure beoordelen of daadwerkelijk sprake is van deze gestelde onrechtmatige handelingen.
mogelijksprake is van concurrerende activiteiten. Hij heeft daarbij verwezen naar zijn
e-mail van 16 maart 2012 (productie 28 van [gedaagden c.s.] ) waarin hij schrijft:
“Voor de goede orde maak ik partijen er op attent dat ik mij niet in een discussie zal gaan mengen, waarover de Rechter uiteindelijk een uitspraak zal (moeten) doen. Ik zal slechts stukken selecteren binnen de reikwijdte van het vonnis van de Rechtbank, die, naar mijn beoordeling (hierbij objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid in acht nemend), mogelijk van belang kunnen zijn. Voor de volledigheid vermeld ik dat uiteindelijk de Rechter zal bepalen of er daadwerkelijke sprake is van commissies en kick backs van klanten en leveranciers van [eiseres sub 2] en/of onzakelijke transacties ten nadele van [eiseres sub 2] , of de betrokkenheid van [A] c.s. bij concurrerende activiteiten van [gedaagde sub 1] c.s. en/of het doorgeven door [A] c.s. van bedrijfsgeheimen en andere aan [eiseres sub 2] toebehorende informatie aan [gedaagde sub 1] c.s. en/of onzakelijke transacties ten nadele van [eiseres sub 2] .”Gelet op deze e-mail had [gedaagden c.s.] naar het oordeel van de voorzieningenrechter moeten begrijpen dat [accountant] slechts – in reactie op het verzoek van mr. Rotte van 10 april 2012 (productie 29 van [gedaagden c.s.] ) – toelicht waarom hij de desbetreffende documenten heeft geselecteerd. Hoewel moet worden toegegeven dat de onder 4.24 weergegeven passage ongelukkig is geformuleerd, kan daaruit derhalve niet worden afgeleid dat [accountant] niet onafhankelijk is.
5.De beslissing
22 november 2011 – heeft bepaald dat deze bescheiden verband houden met betrokkenheid van [A] c.s. bij concurrerende activiteiten van [gedaagde sub 3] en/of [gedaagde sub 4] en het doorgeven door [A] c.s. van bedrijfsgeheimen en andere aan [eiseres sub 2] toebehorende informatie aan [gedaagde sub 3] en/of [gedaagde sub 4] ,