ECLI:NL:RBUTR:2012:3848

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 maart 2012
Publicatiedatum
12 juni 2013
Zaaknummer
316529 - KG ZA 11-953
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.M. Eelkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over bewijsbeslag en onrechtmatige concurrentie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, hebben eiseressen, twee besloten vennootschappen, een kort geding aangespannen tegen meerdere gedaagden, waaronder ook andere vennootschappen en natuurlijke personen. De eiseressen vorderen inzage in en afgifte van bescheiden die onder bewijsbeslag zijn gelegd, met als doel bewijs te verzamelen voor hun stellingen van onrechtmatige concurrentie en het ontvangen van onzakelijke commissies door de gedaagden. De voorzieningenrechter heeft in een eerdere verlofbeschikking toestemming gegeven voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag, maar de gedaagden hebben verweer gevoerd tegen de vorderingen van eiseressen, onder andere door te stellen dat het beslag in strijd met de verlofbeschikking is gelegd en dat er geen spoedeisend belang is.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseressen een rechtmatig belang hebben bij de gevraagde bescheiden, die relevant zijn voor hun vordering in de bodemprocedure. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagden niet hebben aangetoond dat het beslag onterecht is gelegd en dat er geen gewichtige redenen zijn om de vorderingen van eiseressen af te wijzen. De rechter heeft de vorderingen van eiseressen grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele te algemene verzoeken. De rechter heeft ook bepaald dat de accountant van de gedaagden, die betrokken is bij de bescheiden, als deskundige zal optreden om de relevantie van de bescheiden te beoordelen.

In reconventie hebben de gedaagden vorderingen ingesteld tot opheffing van het bewijsbeslag, maar deze zijn afgewezen. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagden niet hebben aangetoond dat zij nadeel ondervinden van het beslag. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van eiseressen, met een veroordeling van de gedaagden in de proceskosten van de reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK UTRECHT

316529 / KG ZA 11-9537 maart 2012
Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 316529 / KG ZA 11-953
Vonnis in kort geding van 7 maart 2012
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. J.W. de Groot,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [vestigingsplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [vestigingsplaats] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 5] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 6] B.V.,
gevestigd te ‘s- [vestigingsplaats] ,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 7] B.V.,
gevestigd te ‘s- [vestigingsplaats] ,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 8] B.V.,
gevestigd te ‘s- [vestigingsplaats] ,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 9] B.V.,
gevestigd te ‘s- [vestigingsplaats] ,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 10] B.V.,
gevestigd te ‘s- [vestigingsplaats] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. R.J.R.M. de Bok,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 11] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 12] B.V.,
gevestigd te ’s- [vestigingsplaats] en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 13] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. B.M. König,
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 14] B.V.,
gevestigd te ‘s- [vestigingsplaats] ,
15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 15] B.V.,
gevestigd te ‘s- [vestigingsplaats] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. R. van der Plas,
16. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 16] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.H.J.M. Abeln.
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] en gezamenlijk [eiseressen c.s.] . worden genoemd. Gedaagden zullen afzonderlijk als [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] , [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 7] , [gedaagde sub 8] , [gedaagde sub 9] , [gedaagde sub 10] , [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 12] , [gedaagde sub 13] , [gedaagde sub 14] , [gedaagde sub 15] en [gedaagde sub 16] worden aangeduid. Gedaagden 1 tot en met 9 zullen gezamenlijk [gedaagden sub 1-9] . worden genoemd. Gedaagden 10 tot en met 13 zullen gezamenlijk als [gedaagden sub 10-13] worden aangeduid. Gedaagden 14 en 15 zullen gezamenlijk [gedaagden sub 14-15] worden genoemd. Gedaagden 1 tot en met 16 zullen gezamenlijk “gedaagden” worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 december 2011,
  • producties 1 tot en met 11 van [eiseressen c.s.] .,
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met 13 producties, van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagde sub 10] ,
  • producties 1 tot en met 6 van [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 13] ,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met één productie, van [gedaagden sub 14-15]
  • productie 1 van [gedaagde sub 16] ,
  • de mondelinge behandeling op 14 februari 2012,
  • de pleitnota van [eiseressen c.s.] .,
  • de pleitnota van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagde sub 10] ,
  • de pleitnota van [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 13] ,
  • de pleitnota van [gedaagden sub 14-15] ,
  • de pleitnota van [gedaagde sub 16] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 2] exploiteert een groothandel in auto-onderdelen. Zij importeert en
distribueert Aziatische auto-onderdelen op de internationale markt.
2.2.
Van 1993 tot augustus 2002 waren [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] indirect aandeelhouders
van [eiseres sub 2] . In augustus 2002 hebben zij hun aandelen verkocht. Sinds 31 mei 2005 is
[eiseres sub 1] enig aandeelhouder van [eiseres sub 2] .
2.3.
[gedaagde sub 1] was van juli 1997 tot augustus 2010 bestuurder van [eiseres sub 2] . [gedaagde sub 2] is
per augustus 2002 benoemd tot bestuurder en commercieel directeur van [eiseres sub 2] . Voor die
tijd was [gedaagde sub 2] reeds geruime tijd bij [eiseres sub 2] werkzaam.
2.4.
In de arbeidsovereenkomsten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is een non-concurrentiebeding opgenomen. De arbeidsovereenkomst van [gedaagde sub 2] bevat voorts een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden.
2.5.
[gedaagde sub 3] was vanaf november 1995 bij [eiseres sub 2] in dienst, laatstelijk in de functie van [functie] .
2.6.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn, nadat zij per 31 oktober 2011 ontslag hadden genomen,
in september 2011 geschorst naar aanleiding van een in opdracht van [eiseres sub 1] door [bedrijfsrecherche]
(hierna: [bedrijfsrecherche] ) uitgevoerd onderzoek naar mogelijke onregel-
matigheden, belangenverstrengeling en fraude binnen [eiseres sub 2] . [bedrijfsrecherche] heeft haar
bevindingen weergeven in een omvangrijk rapport (hierna: het [bedrijfsrecherche] Rapport).
2.7.
[gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] zijn de persoonlijke holdings van
respectievelijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 1] houdt voorts vrijwel alle aandelen in [gedaagde sub 6]
en [gedaagde sub 2] in [gedaagde sub 7] . [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben over en weer één aandeel van deze
vennootschappen bij elkaar geplaatst. [gedaagde sub 7] en [gedaagde sub 6] houden samen de aandelen in
[gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 9] .
2.8.
[gedaagde sub 8] houdt samen met [gedaagde sub 12] de aandelen in [gedaagde sub 10] . De heer [A] (hierna: [A] ) is indirect aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 12] . [gedaagde sub 12] houdt voorts de aandelen in [gedaagde sub 13] . [gedaagde sub 13] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 11] . [A] is (indirect) bestuurder van [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 11] . [gedaagde sub 11] en [gedaagde sub 10] lever(d)en Aziatische auto-onderdelen op de Europese markt.
2.9.
Trustkantoor [gedaagde sub 14] , een aan [gedaagde sub 15] gelieerde vennootschap, is bestuurder van [gedaagde sub 7] , [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 8] , [gedaagde sub 9] en [gedaagde sub 10] .
2.10.
[gedaagde sub 16] is de accountant van [eiseres sub 2] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] , [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 7] , [gedaagde sub 8] , [gedaagde sub 9] , [gedaagde sub 10] , [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 13] .
2.11.
Naar aanleiding van het [bedrijfsrecherche] Rapport heeft [eiseressen c.s.] . [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] , [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 7] , [gedaagde sub 12] , [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 13] , alsmede een aantal andere vennootschappen en personen, gedagvaard en gevorderd dat – samengevat – voor recht wordt verklaard dat zij onrechtmatig hebben gehandeld en worden veroordeeld tot schadevergoeding, nader op te maken in een schadestaatprocedure.
2.12.
De voorzieningenrechter te Utrecht heeft [eiseressen c.s.] . bij beschikking van
21 november 2011 (hierna: de verlofbeschikking) verlof verleend tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag onder alle gedaagden, met uitzondering van [gedaagde sub 13] .
2.13.
Rechtsoverweging 2.12. van de verlofbeschikking luidt:
Niet uitgesloten kan worden dat de beslagen gegevensdragers (bijvoorbeeld een server of harde schijf) ook gegevens bevatten die geen betrekking hebben op inbreukmakende handelingen. Om praktische redenen zullen deze wel onderdeel uitmaken van de te maken kopie. Het maken van een selectie van de bestanden is doorgaans dermate complex en tijdrovend dat het ook niet in het belang zou zijn van de gerekwestreerde indien dit bij de beslaglegging (het maken van de kopie) zelf zou moeten gebeuren. De aan de deurwaarder, de eventueel door hem ingeschakelde deskundige(n) en de bewaarder opgelegde geheimhouding, waarborgt ook de vertrouwelijkheid van deze bestanden. Bedoelde selectie zal dan in elk geval plaats vinden in het kader van een eventueel op het beslag volgende procedure uit hoofde van artikel 843a Rv. Het verlof tot het leggen van bewijsbeslag houdt immers niet het recht tot inzage voor de beslaglegger in. De noodzaak daartoe de procedure uit hoofde van 843a Rv te volgen waarborgt dat de niet op de inbreukmakende handelingen betrekking hebbende gegevens niet ter inzage van de beslaglegger komen.
2.14.
In het dicum van de verlofbeschikking is opgenomen, voor zover thans van belang:
3.4.
bepaalt dat de deurwaarder/gerechtelijk bewaarder/bedoelde deskundige, behoudens toestemming van de gerekwestreerde of nader rechtelijk bevel, van de in beslag te nemen zaken geen inzage geeft of anderszins informatie omtrent de inhoud ter kennis brengt van verzoeker of derden;
3.5.
bepaalt dat ten spoedigste nadat het beslag is gelegd, door de gerechtelijk bewaarder, al dan niet in samenwerking met een ter zake onafhankelijke deskundige, (digitale) kopieën zullen worden gemaakt van de in het beslagrekest bedoelde bescheiden, gegevensdragers, administratie en/of documenten, welke kopieën de gerechtelijk bewaarder – zonder inzage of informatie omtrent de inhoud ervan aan verzoeker of aan derden te geven – in gerechtelijke bewaring zal nemen in afwachting van een beslissing van de bodemrechter of kort gedingrechter, terwijl de oorspronkelijke bescheiden, gegevensdragers, administratie en documenten terstond na het maken van kopieën aan gerekwestreerde dienen te worden teruggegeven;
2.15.
Op 23 november 2011 heeft [eiseressen c.s.] . op locaties in [vestigingsplaats] , [vestigingsplaats] , [vestigingsplaats] , [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] conservatoir bewijsbeslag laten leggen onder de in 2.11 bedoelde partijen. Van de in beslag genomen bescheiden is proces-verbaal opgemaakt.
2.16.
In opdracht van de deurwaarder heeft [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) de op de locaties [vestigingsplaats] , [vestigingsplaats] , [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] in beslag genomen bescheiden gesepareerd aan de hand van de in de verlofbeschikking opgenomen criteria en een lijst met zoektermen, die uit het [bedrijfsrecherche] Rapport naar voren zijn gekomen. De originele bescheiden zijn aan de rechthebbenden geretourneerd.
2.17.
De bescheiden die op de locatie [vestigingsplaats] in beslag zijn genomen zijn, gezien de omvang daarvan, in overleg met de desbetreffende partijen in gerechtelijke bewaring gegeven in afwachting van de uitspraak in dit kort geding.
2.18.
[bedrijf 1] heeft de uitkomst van de dataseparatie gerapporteerd aan [eiseressen c.s.] . In dit rapport is opgenomen hoe vaak een set van zoektermen voorkomt in de beslagen bescheiden.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseressen c.s.] . vordert, samengevat:
primair
1. veroordeling van:
I. [gedaagden sub 1-9] . om afschrift en inzage te verstrekken aan [eiseressen c.s.] . van de volgende bescheiden, voor zover zij over deze bescheiden beschikken of daarover op eenvoudige wijze de beschikking kunnen verkrijgen:
(elektronische kopieën van) contracten tussen [gedaagden sub 1-9] . onderling en tussen hen en (voormalig) agenten en/of leveranciers van [eiseres sub 2] in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
(elektronische) bankafschriften en bescheiden van bankrekeningen van [gedaagden sub 1-9] ., van betalingen tussen hen onderling, alsmede tussen hen en (voormalig) agenten en/of leveranciers van [eiseres sub 2] in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
(e-mail)correspondentie tussen [gedaagden sub 1-9] . onderling, voor zover die (e- mail) correspondentie betrekking heeft op onderhandelingen en transacties met en betalingen door (voormalig) agenten en/of leveranciers van [eiseres sub 2] aan [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en de door hen beheerste vennootschappen, in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
(e-mail)correspondentie tussen [gedaagden sub 1-9] . en (voormalig) agenten en/of leveranciers van [eiseres sub 2] , althans die (email)correspondentie die betrekking heeft op transacties en betalingen door (voormalig) agenten en/of leveranciers van [eiseres sub 2] aan [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en de door hen beheerste vennootschappen, in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
(elektronische) bankafschriften en bescheiden van bankrekeningen toebehorend aan [gedaagden sub 1-9] . betreffende betalingen tussen hen en (voormalig) agenten en/of leveranciers van [eiseres sub 2] in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
waarbij, voor zover het de beslagen bescheiden betreft, door de deurwaarder is vastgesteld dat die betrekking hebben op de ontvangst door [gedaagden sub 1-9] . van commissies en kick backs van klanten en leveranciers van [eiseres sub 2] en/of onzakelijke transacties ten nadele van [eiseres sub 2] , en
(elektronische) correspondentie, administratieve documenten, en contracten van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 14-15] enerzijds en [gedaagden sub 10-13] anderzijds in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden, waaronder in ieder geval die (e-mail)correspondentie en administratieve documenten waaruit blijkt (i) het gebruik door [gedaagden sub 10-13] van klantenbestand, klantenpotentieel, bedrijfsdebiet, leveranciers en/of bedrijfsgeheimen van [eiseres sub 2] alsmede de daarmee gegenereerde inkomsten of (ii) de anderszins betrokkenheid van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 14-15] bij de concurrerende activiteiten van [gedaagden sub 10-13] (waaronder begrepen maar niet uitsluitend door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] voor [gedaagden sub 10-13] opgestelde offertes en alle correspondentie die daarop betrekking heeft);
(elektronische) bankafschriften en bescheiden van bankrekeningen toebehorend aan [gedaagden sub 1-9] . betreffende betalingen tussen deze partijen onderling en tussen hen en [gedaagden sub 10-13] in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
alle (e-mail)correspondentie tussen [gedaagden sub 1-9] . onderling en tussen hen en derden, waaronder begrepen adviseurs [gedaagde sub 16] en [adviseursbureau] , betreffende de (voorgenomen) overdracht van de aandelen in [gedaagde sub 13] c.q. [gedaagde sub 11] in 2002 ( [A] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ), in 2003 (50% [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [A] ), in 2007 ( [A] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [bedrijf 2] ), nogmaals in 2007 (50% [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [A] ) en in 2011 ( [A] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ),
waarbij, voor zover het de beslagen bescheiden betreft, door de deurwaarder is vastgesteld dat die betrekking hebben op de betrokkenheid van [gedaagden sub 1-9] . bij concurrerende activiteiten van [gedaagden sub 10-13] en/of het doorgeven door [gedaagden sub 1-9] . van bedrijfsgeheimen en andere aan [eiseres sub 2] toebehorende informatie aan [gedaagden sub 10-13] en/of onzakelijke transacties ten nadele van [eiseres sub 2] , alsmede;
de jaarrekeningen en Vpb-aangiften 2002 tot en met 2010 van [gedaagden sub 1-9] . ter vaststelling van inkomsten uit hoofde van hun betrokkenheid bij [gedaagden sub 10-13] ;
de IB-aangiften 2002 tot en met 2010 van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ter vaststelling van inkomsten uit hoofde van hun betrokkenheid bij [gedaagden sub 10-13] ;
II.
[gedaagden sub 14-15]om afschrift en inzage te verstrekken aan [eiseressen c.s.] . van de volgende bescheiden:
(elektronische) correspondentie, administratieve documenten, en contracten van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 14-15] enerzijds en [gedaagden sub 10-13] anderzijds in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden, waaronder in ieder geval die (e-mail)correspondentie en administratieve documenten waaruit blijkt (i) het gebruik door [gedaagden sub 10-13] van klantenbestand, klantenpotentieel, bedrijfsdebiet, leveranciers en/of bedrijfsgeheimen van [eiseres sub 2] alsmede de daarmee gegenereerde inkomsten of (ii) anderszins de betrokkenheid van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 14-15] bij de concurrerende activiteiten van [gedaagden sub 10-13] (waaronder begrepen maar niet uitsluitend door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] voor [gedaagden sub 10-13] opgestelde offertes en alle correspondentie die daarop betrekking heeft);
(elektronische) bankafschriften en bescheiden van bankrekeningen toebehorend aan [gedaagden sub 1-9] . betreffende betalingen tussen deze partijen onderling en tussen hen en [gedaagden sub 10-13] in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
alle (e-mail)correspondentie tussen [gedaagden sub 1-9] . onderling en tussen hen en derden, waaronder begrepen adviseurs [gedaagde sub 16] en [adviseursbureau] , betreffende de (voorgenomen) overdracht van de aandelen in [gedaagde sub 13] c.q. [gedaagde sub 11] in 2002 ( [A] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ), in 2003 (50% [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [A] ), in 2007 ( [A] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [bedrijf 2] ), nogmaals in 2007 (50% [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [A] ) en in 2011 ( [A] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] );
waarbij, voor zover het de beslagen bescheiden betreft, door de deurwaarder is vastgesteld dat die betrekking hebben op, zakelijk weergegeven, de betrokkenheid van [gedaagden sub 1-9] . bij concurrerende activiteiten van [gedaagden sub 10-13] en/of het doorgeven door [gedaagden sub 1-9] . van bedrijfsgeheimen en andere aan [eiseres sub 2] toebehorende informatie aan [gedaagden sub 10-13] en/of onzakelijke transacties ten nadele van [eiseres sub 2] , alsmede
de jaarrekeningen en Vpb-aangiften 2002 tot en met 2010 van [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 7] , [gedaagde sub 8] , [gedaagde sub 9] , [gedaagde sub 10] en [gedaagde sub 11] ter vaststelling van inkomsten uit hoofde van het op onrechtmatige wijze doorspelen van bedrijfsgeheimen en andere informatie door [gedaagden sub 1-9] . aan [gedaagden sub 10-13] ;
III.
[gedaagde sub 16]om afschrift en inzage te verstrekken aan [eiseressen c.s.] . van de volgende bescheiden:
a. (e-mail)correspondentie tussen [gedaagde sub 16] en de overige gedaagden in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
waarbij, voor zover het de beslagen bescheiden betreft, door de deurwaarder is vastgesteld dat die betrekking hebben op, zakelijk weergegeven, de betrokkenheid van [gedaagden sub 1-9] . bij concurrerende activiteiten van [gedaagden sub 10-13] en/of het doorgeven door [gedaagden sub 1-9] . van bedrijfsgeheimen en andere aan [eiseres sub 2] toebehorende informatie aan [gedaagden sub 10-13] en/of onzakelijke transacties ten nadele van [eiseres sub 2] en/of ongeoorloofde commissie-inkomsten door [gedaagden sub 1-9] ., alsmede
(elektronische) accountants(controle)dossiers, kantoordossiers en interne kwaliteits-onderzoekdossiers betreffende de jaarrekeningen van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 10-13] in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
(elektronische) dossiers betreffende aangifte inkomsten-, en vennootschaps- en omzetbelasting voor [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 10-13] ;
(elektronische) adviesdossiers betreffende transacties tussen [gedaagden sub 1-9] . en/of [gedaagden sub 10-13] en/of derde partijen in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden, waaronder begrepen maar niet uitsluitend de (voorgenomen) overdracht van de aandelen in [gedaagde sub 13] c.q. [gedaagde sub 11] in 2002 ( [A] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ), in 2003 (50% [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [A] ), in 2007 ( [A] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [bedrijf 2] ), nogmaals in 2007 (50% [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [A] ) en in 2011 ( [A] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] );
IV.
[gedaagden sub 10-13]om afschrift en inzage te verstrekken aan [eiseressen c.s.] . van de volgende bescheiden:
(elektronische) correspondentie, administratieve documenten, en contracten van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 14-15] enerzijds en [gedaagden sub 10-13] anderzijds in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden, waaronder in ieder geval die (e-mail)correspondentie en administratieve documenten waaruit blijkt (i) het gebruik door [gedaagden sub 10-13] van klantenbestand, klantenpotentieel, bedrijfsdebiet, leveranciers en/of bedrijfsgeheimen van [eiseres sub 2] alsmede de daarmee gegenereerde inkomsten of (ii) anderszins de betrokkenheid van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 14-15] bij de concurrerende activiteiten van [gedaagden sub 10-13] (waaronder begrepen maar niet uitsluitend door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] voor [gedaagden sub 10-13] opgestelde offertes en alle correspondentie die daarop betrekking heeft);
(elektronische) bankafschriften en bescheiden van bankrekeningen toebehorend aan [gedaagden sub 1-9] . betreffende betalingen tussen deze partijen onderling en tussen hen en [gedaagden sub 10-13] in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
de jaarrekeningen en Vpb-aangiften 2002 tot en met 2010 van [gedaagden sub 1-9] . ter vaststelling van inkomsten uit hoofde van het op onrechtmatige wijze doorspelen van bedrijfsgeheimen en andere informatie aan [gedaagden sub 10-13] ;
e IB-aangiften 2002 tot en met 2010 van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ter vaststelling van inkomsten uit hoofde van het op onrechtmatige wijze doorspelen van bedrijfsgeheimen en andere informatie aan [gedaagden sub 10-13] ;
alle (e-mail)correspondentie tussen [gedaagden sub 1-9] . onderling en tussen hen en derden, waaronder begrepen adviseurs [gedaagde sub 16] en [adviseursbureau] , betreffende de (voorgenomen) overdracht van de aandelen in [gedaagde sub 11] in 2002 ( [A] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ), in 2003 (50% [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [A] ), in 2007 ( [A] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [bedrijf 2] ), nogmaals in 2007 (50% [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [A] ) en in 2011 ( [A] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ),
voor zover een door de voorzieningenrechter te benoemen onafhankelijke deskundige heeft bepaald dat die verband houden met de betrokkenheid van [gedaagden sub 1-9] . bij concurrerende activiteiten van [gedaagden sub 10-13] en/of het doorgeven door [gedaagden sub 1-9] . van bedrijfsgeheimen en andere aan [eiseres sub 2] toebehorende informatie aan [gedaagden sub 10-13] ;
subsidiair ten aanzien van [gedaagden sub 1-9] . , [gedaagden sub 14-15] en [gedaagde sub 16]
2. om toe te staan en te gedogen dat [eiseressen c.s.] . inzage neemt in de bescheiden waarop het beslag rust, voor zover een door de voorzieningenrechter te benoemen onafhankelijke deskundige heeft bepaald dat het betreft documenten die voldoen aan de hiervoor onder 1 gegeven omschrijving;
(meer) subsidiair
3. om toe te staan en te gedogen dat een door de voorzieningenrechter aan te wijzen onafhankelijke deskundige (i) inzage neemt in alle bescheiden waarop het beslag rust, (ii) bepaalt welke documenten voldoen aan de hiervoor onder 1 gegeven omschrijving, (iii) op basis van nader te formuleren onderzoeksvragen een onderzoek uitvoert aan die bescheiden en (iv) daarover aan partijen rapporteert;
en in alle gevallen
4. om uiterlijk 14 dagen na betekening van het vonnis aan [eiseressen c.s.] . te verstrekken alle bescheiden die voldoen aan de hiervoor onder 1 gegeven omschrijving, voor zover die bescheiden niet in beslag zijn genomen; en
5. ieder voor zicht tot betaling van een dwangsom van € 20.000, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor iedere dag de desbetreffende (rechts)persoon niet aan het onder 4 gevorderde voldoet; en
6. tot betaling van de kosten van dit geding.
3.2.
Gedaagden voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagden sub 1-9] . en [gedaagde sub 10] vorderen na vermeerdering van eis – samengevat – primair opheffing van het ten laste van hen gelegde bewijsbeslag en retournering van de beslagen bescheiden en subsidiair [eiseressen c.s.] . te gebieden om de beschikking, in het bijzonder rechtsoverwegingen 3.4 en 3.5 na te leven, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [eiseressen c.s.] . in de proceskosten.
4.2.
[gedaagden sub 14-15] vordert – samengevat – opheffing van het ten laste van haar gelegde bewijsbeslag en ongedaanmaking van enig met het beslag verband houdend gevolg, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [eiseressen c.s.] . in de proceskosten.
4.3.
[gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 13] vorderen na vermeerdering van eis – samengevat – opheffing van primair alle beslagen en subsidiair alle bewijsbeslagen die [eiseressen c.s.] . ten late van hen heeft laten leggen, alsmede retournering van de beslagen bescheiden op het kantooradres van [gedaagde sub 11] , op straffe van een dwangsom, met hoofdelijke veroordeling van [eiseressen c.s.] . in de proceskosten.
4.4.
[gedaagde sub 16] vordert – samengevat – opheffing van het ten laste van haar gelegde bewijsbeslag, met veroordeling van [eiseressen c.s.] . in de proceskosten.
4.5.
[eiseressen c.s.] . voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Dataseparatie

5.1.
[eiseressen c.s.] . heeft haar vordering tot afgifte van en inzage in de gevraagde bescheiden gebaseerd op artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Gedaagden hebben zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen omdat het bewijsbeslag in strijd met rechtsoverwegingen 2.12, 3.4 en 3.5 van de verlofbeschikking is gelegd. Gedaagden hebben daartoe aangevoerd dat de door [bedrijf 1] uitgevoerde dataseparatie (nog) niet had mogen worden uitgevoerd, althans dat [bedrijf 1] [eiseressen c.s.] . niet over de opbrengst van de separatie had mogen informeren.
5.2.
De voorzieningenrechter leidt uit rechtsoverweging 2.12 van de verlofbeschikking af dat in beginsel bij de beslaglegging van gegevensdragers zelf – het maken van een kopie – een selectie dient plaats te vinden naar de in het verlofrekest omschreven bescheiden, de zogenaamde dataseparatie. Anders zou immers sprake zijn van fishing expedition, waarvoor geen verlof wordt verleend. Aangezien dataseparatie doorgaans complex en tijdrovend is, is in afwijking van dit beginsel bepaald dat de separatie ook na de beslaglegging mag plaatsvinden. De zin “bedoelde selectie zal dan in elk geval plaats vinden in het kader van een eventueel op het beslag volgende procedure uit hoofde van artikel 843a Rv” moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter, anders dan gedaagden, dan ook niet zo worden uitgelegd dat de dataseparatie eerst kan worden uitgevoerd nadat in een dergelijke procedure uitspraak is gedaan.
5.3.
Vast staat dat [bedrijf 1] [eiseressen c.s.] . heeft geïnformeerd over het aantal treffers per set zoektermen, aan de hand waarvan de dataseparatie is uitgevoerd. Volgens gedaagden hebben [bedrijf 1] en de deurwaarder daarmee gehandeld in strijd met rechtsoverwegingen 3.4 en 3.5 van de verlofbeschikking, waaruit volgt dat [eiseressen c.s.] . niet geïnformeerd mag worden over de inhoud van de beslagen bescheiden. [gedaagde sub 16] meent dat door deze handelswijze voorts is aangetoond dat de deurwaarder en [bedrijf 1] niet als onafhankelijk kunnen worden beschouwd.
5.4.
Met [eiseressen c.s.] . is de voorzieningenrechter van oordeel dat zij er recht op en belang bij heeft om te weten of het beslag doel heeft getroffen, in die zin dat relevante bescheiden in beslag zijn genomen. Dit brengt met zich dat aan [eiseressen c.s.] . mocht worden gerapporteerd of het beslag doel heeft getroffen. In dat licht kon worden volstaan met het vermelden van het aantal zoekbestanden en het aantal treffers. Een dergelijke vermelding is opgenomen in onderdeel 3 van het rapport van [bedrijf 1] (productie 5), dat aan [eiseressen c.s.] . is verstrekt. [bedrijf 1] heeft voorts in een aparte bijlage een uitsplitsing gemaakt naar de treffers per set zoektermen (productie 4). Deze lijst is eveneens aan [eiseressen c.s.] verstrekt. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat rechtsoverwegingen 3.4 en 3.5 zijn geschonden, nu daaruit niet concreet de inhoud van de beslagen bescheiden kan worden afgeleid. Dit verweer wordt derhalve verworpen. De stelling van [gedaagde sub 16] , dat de deurwaarder en [bedrijf 1] niet onafhankelijk zijn, kan daarom evenmin worden gevolgd.
Spoedeisend belang
5.5.
Gedaagden hebben voorts aangevoerd dat de vordering van [eiseressen c.s.] . moet worden afgewezen vanwege gebrek aan spoedeisend belang. [eiseressen c.s.] . heeft ten aanzien van de spoedeisendheid van haar belang gesteld dat zij zonder de inzage niet dan wel onvoldoende in staat zal zijn haar rechtspositie te bepalen en het gestelde onrechtmatig handelen door [gedaagden sub 1-9] . in de bodemprocedure te bewijzen. Voorts heeft [eiseressen c.s.] . gesteld dat zij aan de hand van de te verkrijgen bescheiden nader dreigende schade kan afwenden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseressen c.s.] . hiermee haar spoedeisende belang bij een voorlopige voorziening voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Artikel 843a Rv
5.6.
Aan de toewijsbaarheid van een vordering op grond van artikel 843a Rv zijn drie cumulatieve voorwaarden verbonden: (1) de eiser dient een rechtmatig belang te hebben,
en het moet gaan om (2) bepaalde bescheiden (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin eiser of zijn rechtsvoorgangers partij zijn. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan bestaat desalniettemin geen gehoudenheid tot overlegging van bescheiden indien daarvoor gewichtige redenen bestaan of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
Rechtmatig belang
5.7.
Een rechtmatig belang is aanwezig indien een materieelrechtelijke aanspraak op de gevraagde bescheiden bestaat, dan wel sprake is van een bewijsbelang. Van dat laatste is sprake indien de gevraagde bescheiden dienen tot bewijs van feiten en/of rechten waarvan [eiseressen c.s.] ., mede gelet op het processuele debat tussen partijen, de bewijslast draagt. Van een rechtmatig belang is eveneens sprake indien de gevraagde bescheiden dienen ter onderbouwing van een niet op voorhand kansloze vordering, waarbij het op de weg van [eiseressen c.s.] . ligt om voldoende concreet aan te geven wat haar rechtmatige belang is bij de gevraagde stukken, in de context van de te beoordelen vorderingen in de bodemprocedure met betrekking tot de gestelde onrechtmatige daad.
5.8.
[eiseressen c.s.] . heeft gesteld dat [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] [eiseres sub 2] tijdens hun bestuurderschap respectievelijk dienstverband onrechtmatig hebben beconcurreerd. [eiseressen c.s.] . heeft voorts gesteld dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onrechtmatige commissie-inkomsten hebben bedongen. Dit levert volgens [eiseressen c.s.] . een toerekenbare tekortkoming op in de nakoming van hun respectieve arbeidsovereenkomsten, dan wel een onrechtmatige daad.
5.9.
Ter onderbouwing van deze stellingen heeft [eiseressen c.s.] . verwezen naar het [bedrijfsrecherche] Rapport. Uit dit rapport trekt [eiseressen c.s.] . de volgende conclusies:
- [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn tijdens hun dienstverband en bestuurderschap bij [eiseres sub 2] heimelijk aandeelhouder geweest van twee concurrenten van [eiseres sub 2] , in ieder geval sinds 2002 van [gedaagde sub 11] en sinds 2005 van [gedaagde sub 10] .
- Voor de buitenwereld trad [A] op als eigenaar van [gedaagde sub 11] , maar gelet op de nauwe betrokkenheid en de mate van beïnvloeding door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is het vermoeden gerezen dat [A] feitelijk werkte in opdracht van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
- [gedaagde sub 2] is – met hulp van [gedaagde sub 3] – sinds 2002 ook op operationeel en bestuurlijk niveau nauw betrokken geweest bij [gedaagde sub 11] en [gedaagde sub 10] en was actief betrokken bij de verkoop van auto-onderdelen onder de door [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 10] , [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 13] gevoerde merknaam [merknaam] .
- [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben bedrijfsgeheimen van [eiseres sub 2] aan [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 10] , [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 13] doorgespeeld, welke bedrijfsgeheimen laatstgenoemden vervolgens hebben ingezet in hun concurrentiestrijd met [eiseres sub 2] .
- [gedaagde sub 2] heeft – met hulp van [gedaagde sub 3] – [eiseres sub 2] ingezet om zakelijke tegenslagen met zijn concurrerende onderneming [gedaagde sub 10] voor hem en [gedaagde sub 10] financieel neutraal weg te werken.
- [gedaagde sub 2] heeft in 2005 en nadien een actieve rol gespeeld bij het verkopen van de aandelen in [gedaagde sub 11] , nadat [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en [A] hiertoe hadden besloten.
- [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en [A] hebben in augustus 2011 een letter of intent ondertekend voor de overdracht van de aandelen in [gedaagde sub 11] door [A] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] (via de nieuw opgerichte vennootschap [gedaagde sub 9] ).
- [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] hebben bewerkstelligd dat [eiseres sub 2] jarenlang onzakelijke bonussen uitkeerde aan bepaalde partijen, zonder dat daar een tegenprestatie tegenover stond, waarbij tevens is gebleken dat deze partijen – in ieder geval een deel van – de bonus vervolgens hebben overgemaakt aan (in ieder geval) [gedaagde sub 2] .
- [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] hebben in privé stelselmatig aanzienlijke – verboden – commissie-betalingen (kick backs) ontvangen van leveranciers van [eiseres sub 2] , terwijl voorts is gebleken dat (in ieder geval) [gedaagde sub 2] [eiseres sub 2] tegen hogere inkoopprijzen bij deze leveranciers liet inkopen dan zijn concurrerende ondernemingen aan dezelfde leveranciers dienden te betalen.
5.10.
Volgens [eiseressen c.s.] . maakten [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bij hun handelen gebruik van hun “verborgen” vennootschappen [gedaagde sub 6] respectievelijk [gedaagde sub 7] . Deze vennootschappen hielden en houden de aandelen in [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 9] . Die vennootschappen participeerden en participeren rechtstreeks in met [eiseres sub 2] op onrechtmatige wijze concurrerende bedrijven. Aangezien [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] over en weer één aandeel bij elkaar hebben geplaatst (en de rest van de aandelen zelf houden) en trustkantoor [gedaagde sub 14] als bestuurder is ingeschreven, blijkt uit het handelsregister niet dat zij bij [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 7] , [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 9] zijn betrokken. [eiseressen c.s.] . heeft gesteld dat [gedaagden sub 14-15] willens en wetens heeft meegewerkt aan het versluieren van de (onrechtmatige) betrokkenheid van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bij [gedaagde sub 11] en [gedaagde sub 10] en daardoor eveneens onrechtmatig hebben gehandeld. Ook [gedaagde sub 10] en de door [A] beheerste vennootschappen [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 13] en [gedaagde sub 12] hebben in de optiek van [eiseressen c.s.] . onrechtmatig gehandeld door actief deel te nemen aan de onrechtmatige gedragingen van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] en daarvan te profiteren. Tot slot bestaat het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 16] er volgens [eiseressen c.s.] . uit dat zij de haar bekende ongeoorloofde concurrentieactiviteiten en verboden commissie-inkomsten niet aan [eiseres sub 2] heeft gemeld.
5.11.
[eiseressen c.s.] . vermoedt dat de bevindingen in het [bedrijfsrecherche] Rapport slechts het topje van de ijsberg betreffen. De onderhavige vordering strekt tot verkrijging van nader inzicht in de schaal waarop het onrechtmatig handelen van gedaagden heeft plaatsgevonden alsmede in de omvang van de daarmee aangerichte schade. Uit de gevraagde bescheiden
kan blijken welke klanten [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben doorgespeeld naar [gedaagde sub 10] en [gedaagde sub 11] , en welke omzet uiteindelijk door deze vennootschappen is behaald op die klanten. Verder kan uit de omzetten worden vastgesteld welke activiteiten [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ten tijde van hun bestuurderschap bij [eiseres sub 2] hebben verricht ten behoeve van [gedaagde sub 10] en [gedaagde sub 11] en gelieerde vennootschappen, waaronder begrepen eventuele kortingen en bonussen van leveranciers die ten gunste van [gedaagde sub 10] en [gedaagde sub 11] en gelieerde vennootschappen zijn gebracht. Tenslotte moet uit die bescheiden blijken door middel van welke transacties en in welke omvang [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zakelijk tegenvallers van [gedaagde sub 10] en/of [gedaagde sub 11] en gelieerde vennootschappen ten laste van [eiseres sub 2] hebben gebracht, aldus – nog steeds – [eiseressen c.s.] .
5.12.
Gedaagden hebben gemotiveerd betwist dat sprake is van onrechtmatige concurrentie. Zij hebben daartoe aangevoerd – kort samengevat – dat [gedaagde sub 11] geen concurrent, maar goede klant is van [eiseres sub 2] . [gedaagde sub 11] levert aan detaillisten en garagehouders, terwijl [eiseres sub 2] zich richt op de groothandels. De producten die [eiseres sub 2] aan [gedaagde sub 11] levert worden omgepakt in [merknaam] -verpakking – het private label van [gedaagde sub 11] – en doorverkocht aan de eindgebruiker. Het overleg en de contacten tussen [A] enerzijds en [gedaagde sub 2] (en [gedaagde sub 3] ) en [gedaagde sub 1] anderzijds zagen op deze samenwerking. Voorts hield [A] [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] , in hun hoedanigheid van aandeelhouder, tot aan de aandelenoverdracht in 2007 in grote lijnen op de hoogte van de gang van zaken binnen [gedaagde sub 11] en [gedaagde sub 13] , de moedermaatschappij van [gedaagde sub 11] . [gedaagde sub 2] was niet operationeel bij [gedaagde sub 11] betrokken. [gedaagde sub 2] kon wel de rekeningen van [gedaagde sub 11] inzien, maar dat berustte op een fout van de Rabobank. Ook [gedaagde sub 10] is geen concurrent van [eiseres sub 2] . [gedaagde sub 10] – met [gedaagde sub 14] als bestuurder – was een groothandel in een beperkt assortiment van auto-onderdelen en aanvankelijk in 2006 opgericht om daarin een franchiseformule door dealers in Aziatische auto’s te exploiteren. Nadat al in 2007 bleek dat dit geen kansrijke franchiseformule was, is daarmee gestopt. Toen het in 2008 slecht ging met de firma [firma] – voormalig aandeelhouder van [eiseres sub 2] – en daarmee ook de toekomst van [eiseres sub 2] onzeker werd, ontstond het plan om bij een eventueel faillissement van [eiseres sub 2] in [gedaagde sub 10] een onderneming te voeren die zich richt op verkoop van een beperkt assortiment aan slijtageonderdelen voor Aziatische auto’s, gericht op groothandels en de export. Dit plan is echter nooit goed van de grond gekomen en gestopt toen de toekomst van [eiseres sub 2] door [eiseres sub 1] werd veiliggesteld. In die korte periode heeft [gedaagde sub 10] enkel aan [gedaagde sub 11] onderdelen geleverd en aan circa tien Engelse groothandels. In 2010 is [gedaagde sub 10] geliquideerd, waardoor de aandeelhouders uitsluitend verlies hebben geleden. Tot slot hebben [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagde sub 10] een verklaring gegeven voor de door [eiseressen c.s.] . bedoelde bonussen aan derden en betalingen van agenten en leveranciers van [eiseres sub 2] aan [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] . Van onrechtmatige commissie-inkomsten is volgens [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagde sub 10] daarom evenmin sprake.
5.13.
Bovenstaand verweer neemt niet weg dat [eiseressen c.s.] . naar het oordeel van de voorzieningenrechter gegronde argwaan heeft. Vast staat immers dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tijdens hun bestuurderschap bij [eiseres sub 2] via een ondoorzichtige constructie aandeelhouder zijn geweest van [gedaagde sub 11] (2002-2007) en [gedaagde sub 10] (2006-2010), dat [gedaagde sub 11] en [gedaagde sub 10] Aziatische auto-onderdelen op de Europese markt lever(d)en, dat [gedaagde sub 2] bedrijfsgegevens van [eiseres sub 2] heeft gedeeld met [gedaagde sub 11] en dat [gedaagde sub 2] [gedaagde sub 11] heeft geholpen bij het opstellen van offertes van [gedaagde sub 11] . Voorts staat vast dat de persoonlijke holdings van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betalingen hebben ontvangen van leveranciers en agenten van [eiseres sub 2] . Daarbij in aanmerking nemende dat de aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verweten handelingen – het verrichten van concurrerende activiteiten, het doorspelen van bedrijfsgeheimen, de ontvangst van commissies en kickbacks van klanten en leveranciers van de vennootschap en het verrichten van voor de vennootschap nadelige onzakelijke transacties tijdens het bestuurderschap – kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van onrechtmatig handelen van een bestuurder, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vordering van [eiseres sub 2] op [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet bij voorbaat kansloos moet worden geacht. Voor zover de door [eiseres sub 2] gevorderde bescheiden van belang zijn voor het onderbouwen van deze vordering, heeft zij daarbij dan ook een rechtmatig belang.
5.14.
Gedaagden hebben voorts aangevoerd dat volgens vaste rechtspraak een aandeelhouder in beginsel niet een eigen vordering tot vergoeding van afgeleide schade geldend kan maken jegens een schadeveroorzakende derde, tenzij een jegens de aandeelhouder geldende specifieke zorgvuldigheidsverplichting is geschonden. Een dergelijke schending is door [eiseres sub 1] niet gesteld, zodat de vordering ten aanzien van [eiseres sub 1] in ieder geval dient te worden afgewezen.
5.15.
Dit verweer wordt niet gevolgd. Als onweersproken gesteld staat vast dat [eiseres sub 1] , naast aandeelhouder van [eiseres sub 2] , ook de formele werkgever van [gedaagde sub 2] is. Uit de bodemdagvaarding maakt de voorzieningenrechter op dat [eiseressen c.s.] . zowel aanspraak maakt op de contractuele boete wegens schending van het non-concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst, als de schade die zij ten gevolge van de in strijd met dit beding ontplooide gedragingen heeft geleden. [eiseres sub 1] heeft derhalve een rechtmatig belang bij bescheiden die de gestelde schending van het non-concurrentiebeding kunnen onderbouwen.
Rechtsbetrekking
5.16.
Gedaagden hebben zich op het standpunt gesteld dat artikel 843a Rv het daadwerkelijke bestaan van een rechtsbetrekking vereist. Een vermeende onrechtmatige daad is niet voldoende. De voorzieningenrechter volgt gedaagden hierin niet. Voor het bewijs van het gestelde onrechtmatige handelen zijn de gevorderde bescheiden nu juist van doorslaggevend belang. Zoals hiervoor is overwogen, is voorshands geenszins uitgesloten dat [eiseressen c.s.] . haar vordering jegens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geldend kan maken. Ten aanzien van deze gedaagden is daarom sprake van de vereiste rechtsbetrekking.
5.17.
Anders dan gedaagden hebben bepleit, is niet vereist dat een rechtsbetrekking moet bestaan tussen de aanvrager en de houder van bescheiden. Ook een derde kan tot exhibitie worden gedwongen indien hij bepaalde bescheiden onder zich heeft die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij de eiser partij is. Dat betekent dat bescheiden die betrekking hebben op de gestelde onrechtmatige handelingen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in beginsel ook van de overige gedaagden kunnen worden gevorderd. Dat daaruit mogelijk ook betrokkenheid van deze gedaagden kan worden afgeleid, maakt dat niet anders. Derhalve kan in het midden blijven of [eiseressen c.s.] . de vermeende onrechtmatige daad door de overige gedaagden voldoende heeft gesubstantieerd.
Bepaalde bescheiden
5.18.
Gedaagden hebben aangevoerd dat het vereiste van “bepaalde bescheiden” met zich brengt dat de partij die inzage, afschrift of uittreksel vordert, bekend moet zijn met de inhoud van de bescheiden. Dat daarvan geen sprake is blijkt onder meer uit de algemene formulering van de gevorderde bescheiden en de lange periode waarover stukken worden opgevraagd. Derhalve kan niet anders geconcludeerd worden dan dat er sprake is van een zogenaamde “fishing expedition”, hetgeen volgens de parlementaire geschiedenis geenszins de bedoeling van de wetgever is geweest, aldus gedaagden.
5.19.
Zoals hiervoor is overwogen heeft [eiseressen c.s.] . een rechtmatig belang bij de bescheiden waarmee zij haar – op voorhand niet kansloze – vordering op [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] nader kan onderbouwen. Die bescheiden moeten in elk geval zodanig concreet worden omschreven dat duidelijk is waarop wordt gedoeld en dat getoetst kan worden of [eiseressen c.s.] . een rechtmatig belang heeft. Dit betekent niet dat [eiseressen c.s.] . specifieke documenten moet benoemen en bekend moet zijn met de inhoud daarvan. Het gaat om de vraag of de gevorderde bescheiden voor gedaagden en ook voor de voorzieningenrechter voldoende bepaalbaar zijn. Het is aan [eiseressen c.s.] . om het bestaan van de gevorderde bescheiden aannemelijk te maken en om een zo concreet mogelijke beschrijving te geven van de gevorderde bescheiden naar tijdsperiode, vorm, inhoud en relevantie. Ter voorkoming van fishing expeditions is voldoende om de eis te stellen dat het gaat om bescheiden waarvan het bestaan in voldoende mate vaststaat, en die – afhankelijk van de concrete omstandigheden – voldoende concreet worden aangeduid.
5.20.
Hierna zal worden beoordeeld of de gevorderde bescheiden aan deze eis voldoen. Daarbij wordt opgemerkt dat de vordering van [eiseressen c.s.] . niet alleen ziet op de bescheiden die onder het bewijsbeslag vallen en door [bedrijf 1] zijn gesepareerd of – in het geval van [gedaagden sub 10-13] – nog moeten worden gesepareerd, maar ook op nader genoemde bescheiden die niet zijn gesepareerd of buiten het bewijsbeslag vallen. [eiseressen c.s.] . duidt alle beslagen bescheiden aan als “de grote doos” en de daaruit gesepareerde of nog te separeren bescheiden als “de kleine doos”. De voorzieningenrechter zal hierna bij deze terminologie aansluiten.
Beslagen bescheiden in de (nog te creëren) kleine doos
5.21.
Ten aanzien van de vordering tot afgifte van de onder
I a tot en met h, II a tot en met c en III abedoelde bescheiden in de kleine doos wordt overwogen dat deze doos uitsluitend bescheiden bevat die [bedrijf 1] met behulp van de onder 2.16 genoemde zoektermenlijst heeft gesepareerd. [eiseressen c.s.] . heeft onweersproken gesteld dat deze lijst is opgesteld aan de hand van de bevindingen in het [bedrijfsrecherche] Rapport. De gevorderde bescheiden zijn derhalve op de gestelde onrechtmatige handelingen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] toegesneden en in zoverre voldoende bepaald. Voorts is, gelet op de bevindingen in het [bedrijfsrecherche] Rapport, voldoende aannemelijk dat deze bescheiden bestaan (met uitzondering van de bescheiden in het tijdvak waarin de betreffende vennootschappen nog niet waren opgericht).
5.22.
De bij [gedaagden sub 10-13] in beslag genomen bescheiden zijn in overleg met deze partijen, gelet op de omvang van de bescheiden, nog niet gesepareerd. Er is derhalve nog geen kleine doos gecreëerd. De vordering van [eiseressen c.s.] . komt neer op afgifte van de onder IV genoemd bescheiden in de nog door een door de voorzieningenrechter te benoemen onafhankelijke deskundige te vormen kleine doos. Voor zover de separatie plaatsvindt aan de hand van de onder 5.21 bedoelde zoektermenlijst, zijn deze bescheiden voldoende bepaald. De bescheiden onder
IV b, c, d en ezullen desalniettemin worden afgewezen. [gedaagden sub 10-13] heeft betwist dat zij deze, aan [gedaagden sub 1-9] . toebehorende, bescheiden onder zich heeft. Gelet op dit verweer had het op de weg van [eiseressen c.s.] . gelegen om toe te lichten waarom [gedaagden sub 10-13] over aan [gedaagden sub 1-9] . toebehorende bankafschriften, bankbescheiden, jaarrekeningen, belastingaangiften en correspondentie waarbij [gedaagden sub 10-13] geen partij is, zou beschikken. Nu zij dit heeft nagelaten heeft zij de vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd.
Bescheiden die zich niet in de kleine doos bevinden
5.23.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseressen c.s.] . de gevorderde bescheiden onder
I a tot en met fniet voldoende heeft gespecificeerd. Zo is niet duidelijk welke klanten, agenten, leveranciers en derden worden bedoeld. Voorts zijn de bescheiden onder I a tot en met e niet toegespitst op de gestelde onrechtmatige commissies en/of onzakelijke transacties ten nadele van [eiseres sub 2] . Toewijzing van die vordering zou neerkomen op afgifte van de “grote doos”, hetgeen – gezien onderdeel 3.11 van de pleitnota – ook naar de mening van [eiseressen c.s.] . zelf te onbepaald is. Deze bescheiden worden dan ook afgewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde bescheiden onder
II aaangezien dit dezelfde bescheiden als onder I f betreffen.
5.24.
De bescheiden onder
I gzijn te ruim geformuleerd. Deze bescheiden zijn niet gericht op betalingen in verband met de gestelde concurrerende activiteiten in [gedaagde sub 11] en [gedaagde sub 10] en/of onzakelijke transacties ten nadele van [eiseres sub 2] . [eiseressen c.s.] . heeft daarbij dan ook geen rechtmatig belang. Deze bescheiden zullen daarom worden afgewezen. Dit geldt ook voor de bescheiden onder
II b. Dit betreffen immers dezelfde bescheiden als onder I g.
5.25.
De onder
I hgevorderde bescheiden zijn voldoende bepaald voor wat betreft de bedoelde (e-mail)correspondentie tussen [gedaagden sub 1-9] . onderling en tussen hen en [gedaagde sub 16] en [adviseursbureau] . Deze correspondentie is immers gespecificeerd naar partijen en onderwerp. [eiseressen c.s.] . heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat deze bescheiden relevant zijn voor de onderbouwing van de door haar gestelde betrokkenheid van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bij [gedaagde sub 11] en [gedaagde sub 10] . Bovendien is aannemelijk dat deze correspondentie bestaat nu de aandelenoverdrachten op zichzelf niet zijn betwist. Deze bescheiden komen dan ook voor toewijzing in aanmerking. Hetzelfde geldt voor de gevorderde bescheiden onder
II c, aangezien dit dezelfde bescheiden zijn als onder I h. Niet duidelijk is wie verder onder “derden” moeten worden begrepen, zodat dit onderdeel van de vorderingen onder I h en II c wordt afgewezen.
5.26.
De onder
I i en I jgevorderde jaarrekeningen en belastingaangiften zijn niet in het verzoekschrift opgenomen, zodat daar geen beslag op is gelegd. Deze stukken bevinden zich derhalve niet in de kleine doos. De bescheiden zijn gespecificeerd naar gedaagde en tijdsperiode en derhalve voldoende bepaald. [eiseressen c.s.] . heeft gesteld dat de gevorderde bescheiden van belang zijn ter vaststelling van de inkomsten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] uit hoofde van hun betrokkenheid bij [gedaagden sub 10-13] Zij heeft daarbij dan ook een rechtmatig belang.
[gedaagden sub 1-9] . heeft echter terecht opgemerkt dat geen jaarrekeningen en belastingaangiften bestaan over jaren waarin de betreffende vennootschappen nog niet bestonden, almede dat geen jaarrekeningen en aangiften vennootschapsbelasting bestaan van de natuurlijke personen [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . De vorderingen zullen op die onderdelen worden afgewezen.
5.27.
De onder
II dgevorderde bescheiden zijn dezelfde zoals gevorderd onder I i, zodat ook voor deze bescheiden geldt dat ze voldoende zijn bepaald. Ook hier geldt echter dat de vordering moet worden afgewezen voorzover jaarrekeningen en belastingaangiften worden gevraagd over jaren waarin de betreffende vennootschappen nog niet bestonden. Voorts heeft [gedaagden sub 14-15] terecht opgemerkt dat zij geen bestuurder is van [gedaagde sub 11] . [eiseressen c.s.] . heeft derhalve onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagden sub 14-15] over de jaarrekeningen en vennootschapsbelastingaangiften van deze vennootschap beschikt. De vordering wordt op dit punt afgewezen. Verder heeft [gedaagden sub 14-15] onweersproken aangevoerd dat uitsluitend [gedaagde sub 14] bestuurder is van [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 7] , [gedaagde sub 10] , [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 9] . In dat verband heeft [eiseressen c.s.] . onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde sub 15] over de gevraagde bescheiden beschikt. De vorderingen tegen [gedaagde sub 15] zullen dan ook worden afgewezen.
5.28.
De onder
III agevorderde bescheiden zijn te ruim geformuleerd nu deze niet zijn gericht op betrokkenheid van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bij concurrerende activiteiten, het doorgeven van bedrijfsgeheimen en andere aan [eiseres sub 2] toebehorende informatie, onzakelijke transacties ten nadele van [eiseressen c.s.] . en/of geoorloofde commissie-inkomsten. [eiseressen c.s.] . heeft daarbij dan ook geen rechtmatig belang, zodat deze bescheiden worden afgewezen.
5.29.
De onder
III b tot en met dgevorderde bescheiden bevinden zich niet in de kleine doos, nu voor het leggen van bewijsbeslag op deze bescheiden geen verlof is verleend. Daartoe is in de verlofbeschikking overwogen dat deze bescheiden te algemeen zijn geformuleerd. Daarbij is voor wat betreft de bescheiden onder d in aanmerking genomen dat het feitelijk gaat om een beslag op de gehele bedrijfsadministratie van de onderneming. Nu in onderhavige procedure de gevorderde bescheiden op dezelfde wijze zijn geformuleerd als in het verzoekschrift voor het leggen van bewijsbeslag, zal de vordering op deze onderdelen worden afgewezen.
Behoorlijke rechtsbedeling
5.30.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de onder II a tot en met c van [gedaagden sub 14-15] gevorderde bescheiden in de kleine doos – die zoals hiervoor overwogen aan de vereisten van artikel 843a lid 1 Rv voldoen – overeenkomen met de bescheiden onder I f tot en met h die van [gedaagden sub 1-9] . worden gevorderd en dat de van [gedaagden sub 14-15] buiten de kleine doos onder II d gevorderde bescheiden dezelfde zijn als die onder I i van [gedaagden sub 1-9] . worden gevorderd. De onder IV a van [gedaagden sub 10-13] gevorderde bescheiden komen eveneens overeen met de bescheiden onder I f en II a. [gedaagden sub 10-13] en [gedaagden sub 14-15] hebben in dat verband gesteld dat deze bescheiden eerst bij [gedaagden sub 1-9] . zelf opgevraagd moeten worden. Een behoorlijke rechtsbedeling is volgens hen dan ook zonder toewijzing van de jegens hen ingestelde vordering gewaarborgd.
5.31.
De onder
II a tot en met dgevorderde bescheiden zien op stukken van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 10-13] die [gedaagde sub 14] in hoedanigheid van bestuurder van [gedaagde sub 7] , [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 8] , [gedaagde sub 9] en [gedaagde sub 10] onder zich zou hebben. Gesteld noch gebleken is dat [eiseressen c.s.] . de gevraagde stukken niet van die vennootschappen, die ook in deze procedure zijn betrokken, kan verkrijgen. De jegens [gedaagde sub 14] ingestelde vorderingen onder II a tot en met c (kleine doos) en de vordering onder II d (buiten de kleine doos) zullen daarom alsnog worden afgewezen.
5.32.
De onder
IV agevorderde bescheiden betreffen stukken van [gedaagden sub 1-9] . enerzijds en [gedaagden sub 10-13] anderzijds. Ten aanzien van de gevraagde correspondentie overweegt de voorzieningenrechter dat het denkbaar is dat slechts de ontvangen en niet ook de verzonden correspondentie door betrokkenen is bewaard. Voorts is het aannemelijk dat de door [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] voor [gedaagden sub 10-13] opgestelde offertes zich bij deze vennootschappen bevinden. De vordering onder IV a zal daarom jegens [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 10] en [gedaagde sub 12] worden toegewezen. Deze vordering zal jegens [gedaagde sub 13] worden afgewezen, nu voor de bij [gedaagde sub 13] in beslag genomen bescheiden geen verlof is verleend.
5.33.
Ook [gedaagde sub 16] heeft bepleit dat de van haar onder
III agevorderde correspondentie met [gedaagden sub 1-9] . van laatstgenoemde kan worden verkregen en dat een behoorlijke rechtsbedeling derhalve zonder toewijzing van deze vordering is gewaarborgd. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.32 is overwogen, wordt dit verweer verworpen.
5.34.
[gedaagden sub 1-9] ., [gedaagden sub 10-13] en [gedaagde sub 16] hebben voorts betoogd dat het bewijs van de vermeende onrechtmatige handelingen redelijkerwijs ook kan worden verkregen door het horen van getuigen die kunnen verklaren over de inhoud van de bescheiden.
5.35.
Dit verweer wordt eveneens verworpen. Tegen de achtergrond van de vrije bewijsleer en mede gelet op de ontwikkeling in de verruiming van de processuele mededelingsplichten, geniet het de voorkeur om, wanneer met stukken iets bewezen kan worden, verstrekking van die stukken te bevelen alvorens een getuigenverhoor te laten plaatsvinden. Een schriftelijk stuk is immers een bewijsmiddel met vaak meer intrinsieke waarde dan getuigenbewijs – het betreft over het algemeen informatie uit de eerste hand – en het opvragen van bescheiden is efficiënter en minder kostbaar dan het houden van een getuigenverhoor. Daar komt bij dat, wanneer getuigen moeten verklaren over feiten en omstandigheden die wat verder verleden liggen, de verklaring aan betrouwbaarheid kan inboeten.
Gewichtige redenen
5.36.
Van gewichtige redenen die aan toewijzing van de vordering ex artikel 843a Rv in de weg zouden staan, kan sprake zijn indien het zwaarwichtige maatschappelijke belang bij waarheidsvinding moet wijken voor het belang van gedaagden bij geheimhouding van de gevraagde bescheiden. [gedaagden sub 10-13] en [gedaagden sub 1-9] . hebben in dat verband aangevoerd dat de beslagen bescheiden vertrouwelijke bedrijfsgegevens bevatten waarmee [eiseressen c.s.] . haar voordeel kan doen. Voorts bevatten deze bescheiden privégegevens waarmee [eiseressen c.s.] . niets van doen heeft. [gedaagde sub 16] heeft gesteld dat op hem als accountant een geheimhoudings-plicht rust die zich tegen afgifte van de gevorderde bescheiden verzet.
5.37.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt echter een adequate waarborg geschapen tegen inzage door [eiseressen c.s.] . van (kort gezegd) irrelevant materiaal, door, zoals subsidiair is gevorderd, in het dictum te vermelden dat [eiseressen c.s.] . pas kopieën ontvangt nadat een onafhankelijke deskundige heeft aangegeven welke inbeslaggenomen bescheiden betrekking hebben op de gestelde onrechtmatige handelingen. Tevens kan aan de belangen van gedaagden, dat vertrouwelijke gegevens niet aan derden worden bekendgemaakt, tegemoet worden gekomen door, zoals [gedaagden sub 1-9] en [gedaagden sub 10-13] hebben verzocht, met een aan [eiseressen c.s.] . op de voet van artikel 29 Rv op te leggen mededelingsverbod. Op die manier worden de privacy en vertrouwelijke bedrijfsgegevens van gedaagden voldoende beschermd en is er geen aanleiding om de vorderingen jegens [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 10-13] af te wijzen op grond van gewichtige redenen.
5.38.
De functie van [gedaagde sub 16] levert evenmin een gewichtige reden op die toewijzing van de vordering van [eiseressen c.s.] . in de weg staat. Een account is immers geen geheimhouder als bedoeld in artikel 843a lid 3 Rv (vgl. HR 14 juni 1985, NJ 1986, 175).
Slotsom
5.39.
De slotsom is dat de volgende vorderingen zullen worden toegewezen:
1. voor wat betreft de bescheiden in de (nog te creëren) kleine doos
  • vordering I a tot en met h jegens [gedaagden sub 1-9] .
  • vordering III a jegens [gedaagde sub 16]
  • vordering IV a jegens [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 10] en [gedaagde sub 12]
2. voor wat betreft de bescheiden buiten de kleine doos
- vordering I h (met de in 5.25 omschreven beperking) jegens [gedaagden sub 1-9] .
- vordering I i en j (met de in 5.26 omschreven beperking) jegens [gedaagden sub 1-9] .
5.40.
Ten aanzien van de hiervoor in rechtsoverweging 5.39 onder 1 bedoelde bescheiden zal de voorzieningenrechter bepalen dat [eiseressen c.s.] . alleen inzage neemt in en/of afschrift verkrijgt van de bescheiden die volgens een onafhankelijke deskundige voldoen aan de in de desbetreffende onderdelen van de vordering opgenomen beschrijving. Daarbij wordt uitdrukkelijke bepaald dat [eiseressen c.s.] . geen inzage in of uittreksel verkrijgt van bescheiden die naar hun aard slechts betrekking hebben op het privéleven van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [A] .
5.41.
De voorzieningenrechter zal de door [eiseressen c.s.] . voorgestelde registeraccount, de heer [accountant] , als deskundige benoemen aangezien [gedaagden sub 1-9] ., [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 10] , [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 16] daartegen geen bezwaar hebben gemaakt en de accountant zich daarvoor beschikbaar heeft gesteld. De accountant zal voor de digitale informatie zo nodig worden bijgestaan door ICT-deskundige [bedrijf 1] .
5.42.
Aan [eiseressen c.s.] . zal een mededelingenverbod worden opgelegd zoals bedoeld in rechtsoverweging 5.37.
5.43.
De gevorderde dwangsom zal bij gebrek aan belang worden afgewezen. Indien geen kopieën van de bescheiden die niet in beslag zijn genomen aan [eiseressen c.s.] . worden verstrekt, kan de bodemrechter daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht.
Proceskosten
5.44.
[gedaagden sub 1-9] ., [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 10] , [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 16] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiseressen c.s.] . Deze kosten worden begroot op:
- dagvaarding € 90,81
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.481,81
5.45.
[eiseressen c.s.] . zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagden sub 14-15] Deze kosten worden begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.391,00

6.De beoordeling in reconventie

Eisvermeerderingen
6.1.
[eiseressen c.s.] . heeft bezwaar gemaakt tegen de eisvermeerdering van [gedaagden sub 10-13] , inhoudende dat alle ten laste van [gedaagden sub 10-13] gelegde beslagen worden opgeheven. Ter mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter reeds beslist dat deze eisvermeerdering niet wordt toegestaan. Daartoe is overwogen dat de vordering tot opheffing van een conservatoir beslag ter veiligstelling van een geldvordering een andere beoordeling behoeft dan de vordering tot opheffing van een bewijsbeslag.
6.2.
Tegen de eisvermeerdering door [gedaagden sub 1-9] . heeft [eiseressen c.s.] . geen bezwaar gemaakt, zodat op deze gewijzigde eis recht zal worden gedaan.
Vordering tot opheffing
6.3.
Gedaagden hebben primair gesteld dat het bewijsbeslag dient te worden opgeheven wegens de hiervoor in rechtsoverweging 5.1 gestelde schending van de verlofbeschikking. Subsidiair hebben gedaagden betoogd dat [eiseressen c.s.] . geen belang (meer) heeft bij handhaving van het door haar gelegde bewijsbeslag voor zover de vordering ex artikel 843a Rv in conventie is afgewezen.
6.4.
Ten aanzien van het primaire standpunt wordt overwogen dat in conventie reeds is geoordeeld dat van een schending van de verlofbeschikking geen sprake is. Dit levert dan ook geen grond op voor opheffing van het bewijsbeslag. Voorts zal om die reden de subsidiaire vordering van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagde sub 10] worden afgewezen.
6.5.
Ook de subsidiaire grondslag kan niet tot toewijzing van de vorderingen tot opheffing van de beslagen leiden. Gesteld noch gebleken is dat gedaagden thans nadeel of hinder ondervinden van het beslag. Er zijn immers kopieën gemaakt van de in beslag genomen bestanden en gedaagden hebben de originele administratieve bescheiden – uitgezonderd de archiefstukken van [gedaagde sub 11] , waartoe zij evenwel toegang heeft – weer in hun bezit, terwijl is bepaald dat [eiseressen c.s.] . geen kennis mag nemen van de inhoud van de in beslag genomen informatie. Onder die omstandigheden, nu gedaagden door het beslag op geen enkele wijze worden belemmerd en de feiten ook niet zonder meer de conclusie rechtvaardigen dat van de door [eiseressen c.s.] . gestelde onrechtmatige concurrentie en onrechtmatige commissie-inkomsten geen sprake zou kunnen zijn, brengt een belangenafweging met zich mee dat de gelegde beslagen niet zullen worden opgeheven. De reconventionele vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
Proceskosten
6.6.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiseressen c.s.] . begroot op € 408,00 (0,5 x € 816,00) aan salaris advocaat.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [gedaagden sub 1-9]
.tot het laten hengen en gedogen dat [eiseressen c.s.] . door middel van tussenkomst van accountant [accountant] een kopie (ver)krijgt van de zich bij de deurwaarder in de kleine doos bevindende:
- ( elektronische kopieën van) contracten tussen [gedaagden sub 1-9] . onderling – voor zover de daaronder begrepen vennootschappen reeds waren opgericht – en tussen hen en (voormalig) agenten en/of leveranciers van [eiseres sub 2] in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden,
- ( elektronische) bankafschriften en bescheiden van bankrekeningen van [gedaagden sub 1-9] . – voor zover de daaronder begrepen vennootschappen reeds waren opgericht – van betalingen tussen hen onderling, alsmede tussen hen en (voormalig) agenten en/of leveranciers van [eiseres sub 2] in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
- ( e-mail)correspondentie tussen [gedaagden sub 1-9] . onderling – voor zover de daaronder begrepen vennootschappen reeds waren opgericht – voor zover die (e- mail) correspondentie betrekking heeft op onderhandelingen en transacties met en betalingen door (voormalig) agenten en/of leveranciers van [eiseres sub 2] aan [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en de door hen beheerste vennootschappen, in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
- ( e-mail)correspondentie tussen [gedaagden sub 1-9] . en (voormalig) agenten en/of leveranciers van [eiseres sub 2] , althans die (email)correspondentie die betrekking heeft op transacties en betalingen door (voormalig) agenten en/of leveranciers van [eiseres sub 2] aan [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en de door hen beheerste vennootschappen, voor zover reeds opgericht, in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
- ( elektronische) bankafschriften en bescheiden van bankrekeningen toebehorend aan [gedaagden sub 1-9] . – voor zover de daaronder begrepen vennootschappen reeds waren opgericht – betreffende betalingen tussen hen en (voormalig) agenten en/of leveranciers van [eiseres sub 2] in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
waarbij door de accountant is vastgesteld dat die betrekking hebben op de ontvangst door [gedaagden sub 1-9] . van commissies en kick backs van klanten en leveranciers van [eiseres sub 2] en/of onzakelijke transacties ten nadele van [eiseres sub 2] , en
- ( elektronische) correspondentie, administratieve documenten, en contracten van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 14-15] enerzijds en [gedaagden sub 10-13] anderzijds – voor zover de daaronder begrepen vennootschappen reeds waren opgericht – in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden, waaronder in ieder geval die (e-mail)correspondentie en administratieve documenten waaruit blijkt (i) het gebruik door [gedaagden sub 10-13] van klantenbestand, klantenpotentieel, bedrijfsdebiet, leveranciers en/of bedrijfsgeheimen van [eiseres sub 2] alsmede de daarmee gegenereerde inkomsten of (ii) de anderszins betrokkenheid van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 14-15] bij de concurrerende activiteiten van [gedaagden sub 10-13] (waaronder begrepen maar niet uitsluitend door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] voor [gedaagden sub 10-13] opgestelde offertes en alle correspondentie die daarop betrekking heeft);
- ( elektronische) bankafschriften en bescheiden van bankrekeningen toebehorend aan [gedaagden sub 1-9] . betreffende betalingen tussen deze partijen onderling en tussen hen en [gedaagden sub 10-13] – voor zover de daaronder begrepen vennootschappen reeds waren opgericht – in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden;
- alle (e-mail)correspondentie tussen [gedaagden sub 1-9] . onderling – voor zover de daaronder begrepen vennootschappen reeds waren opgericht – en tussen hen en derden, waaronder begrepen adviseurs [gedaagde sub 16] en [adviseursbureau] , betreffende de (voorgenomen) overdracht van de aandelen in [gedaagde sub 13] c.q. [gedaagde sub 11] in 2002 ( [A] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ), in 2003 (50% [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [A] ), in 2007 ( [A] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [bedrijf 2] ), nogmaals in 2007 (50% [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [A] ) en in 2011 ( [A] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ),
waarbij door de accountant is vastgesteld dat die betrekking hebben op de betrokkenheid van [gedaagden sub 1-9] . bij concurrerende activiteiten van [gedaagden sub 10-13] en/of het doorgeven door [gedaagden sub 1-9] . van bedrijfsgeheimen en andere aan [eiseres sub 2] toebehorende informatie aan [gedaagden sub 10-13] en/of onzakelijke transacties ten nadele van [eiseres sub 2] ,
7.2.
veroordeelt [gedaagde sub 16] tot het laten hengen en gedogen dat [eiseressen c.s.] . door middel van tussenkomst van accountant [accountant] een kopie (ver)krijgt van de zich bij de deurwaarder in de kleine doos bevindende (e-mail)correspondentie tussen [gedaagde sub 16] en de overige gedaagden – voor zover de daaronder begrepen vennootschappen reeds waren opgericht – in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden, waarbij door de accountant is vastgesteld dat die betrekking hebben op de betrokkenheid van [gedaagden sub 1-9] . bij concurrerende activiteiten van [gedaagden sub 10-13] en/of het doorgeven door [gedaagden sub 1-9] . van bedrijfsgeheimen en andere aan [eiseres sub 2] toebehorende informatie aan [gedaagden sub 10-13] en/of onzakelijke transacties ten nadele van [eiseres sub 2] en/of ongeoorloofde commissie-inkomsten door [gedaagden sub 1-9] .,
7.3.
veroordeelt [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 10] en [gedaagde sub 12] tot het laten hengen en gedogen dat [eiseressen c.s.] . door middel van tussenkomst van accountant [accountant] een kopie (ver)krijgt van de zich bij de deurwaarder in gerechtelijke bewaring bevindende (elektronische) correspondentie, administratieve documenten, en contracten van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 14-15] enerzijds en [gedaagden sub 10-13] anderzijds – voor zover de daaronder begrepen vennootschappen reeds waren opgericht – in de periode vanaf 1 januari 2002 tot op heden, waaronder in ieder geval die (e-mail)correspondentie en administratieve documenten waaruit blijkt (i) het gebruik door [gedaagden sub 10-13] van klantenbestand, klantenpotentieel, bedrijfsdebiet, leveranciers en/of bedrijfsgeheimen van [eiseres sub 2] alsmede de daarmee gegenereerde inkomsten of (ii) anderszins de betrokkenheid van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 14-15] bij de concurrerende activiteiten van [gedaagden sub 10-13] (waaronder begrepen maar niet uitsluitend door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] voor [gedaagden sub 10-13] opgestelde offertes en alle correspondentie die daarop betrekking heeft), voor zover de accountant – na separatie aan de hand van de zoektermenlijst – heeft bepaald dat die verband houden met de betrokkenheid van [gedaagden sub 1-9] . bij concurrerende activiteiten van [gedaagden sub 10-13] en/of het doorgeven door [gedaagden sub 1-9] . van bedrijfsgeheimen en andere aan [eiseres sub 2] toebehorende informatie aan [gedaagden sub 10-13] ;
7.4.
bepaalt dat [eiseressen c.s.] . geen inzage in of uittreksel verkrijgt van bescheiden die naar hun aard slechts betrekking hebben op het persoonlijke privéleven van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [A] ,
7.5.
bepaalt dat de accountant voor de digitale informatie zo nodig zal worden bijgestaan door een medewerker van ICT-deskundige [bedrijf 1] ,
7.6.
veroordeelt [gedaagden sub 1-9] . om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis afschrift en inzage te verstrekken aan [eiseressen c.s.] . van:
- alle (e-mail)correspondentie tussen [gedaagden sub 1-9] . onderling en tussen en adviseurs [gedaagde sub 16] en [adviseursbureau] , betreffende de (voorgenomen) overdracht van de aandelen in [gedaagde sub 13] c.q. [gedaagde sub 11] in 2002 ( [A] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ), in 2003 (50% [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [A] ), in 2007 ( [A] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [bedrijf 2] ), nogmaals in 2007 (50% [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [A] ) en in 2011 ( [A] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ),
- de jaarrekeningen en Vpb-aangiften 2002 tot en met 2010 van [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] , [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 7] , [gedaagde sub 8] , [gedaagde sub 9] – voor zover deze vennootschappen reeds waren opgericht – ter vaststelling van inkomsten uit hoofde van hun betrokkenheid bij [gedaagden sub 10-13] ;
- de IB-aangiften 2002 tot en met 2010 van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ter vaststelling van inkomsten uit hoofde van hun betrokkenheid bij [gedaagden sub 10-13] ;
7.7.
verbiedt [eiseressen c.s.] . omtrent de gegevens die haar uit de onder 7.1, 7.2, 7.3 en 7.6 bedoelde bescheiden bekend worden, mededelingen aan derden te doen;
7.8.
veroordeelt [gedaagden sub 1-9] ., [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 10] , [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 16] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseressen c.s.] . tot op heden begroot op € 1.481,81,
7.9.
veroordeelt [eiseressen c.s.] . in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden sub 14-15] tot op heden begroot op 1.391,00,
7.10.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.11.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.12.
wijst de vorderingen af,
7.13.
veroordeelt [gedaagden sub 1-9] ., [gedaagden sub 10-13] , [gedaagden sub 14-15] en [gedaagde sub 16] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseressen c.s.] . tot op heden begroot op € 408,00,
7.14.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Eelkema en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2012.(JidK