Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 december 2011,
- producties 1 tot en met 11 van [eiseressen c.s.] .,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met 13 producties, van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagde sub 10] ,
- producties 1 tot en met 6 van [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 13] ,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met één productie, van [gedaagden sub 14-15]
- productie 1 van [gedaagde sub 16] ,
- de mondelinge behandeling op 14 februari 2012,
- de pleitnota van [eiseressen c.s.] .,
- de pleitnota van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagde sub 10] ,
- de pleitnota van [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 12] en [gedaagde sub 13] ,
- de pleitnota van [gedaagden sub 14-15] ,
- de pleitnota van [gedaagde sub 16] .
2.De feiten
3.Het geschil in conventie
[gedaagden sub 14-15]om afschrift en inzage te verstrekken aan [eiseressen c.s.] . van de volgende bescheiden:
[gedaagde sub 16]om afschrift en inzage te verstrekken aan [eiseressen c.s.] . van de volgende bescheiden:
[gedaagden sub 10-13]om afschrift en inzage te verstrekken aan [eiseressen c.s.] . van de volgende bescheiden:
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
Dataseparatie
I a tot en met h, II a tot en met c en III abedoelde bescheiden in de kleine doos wordt overwogen dat deze doos uitsluitend bescheiden bevat die [bedrijf 1] met behulp van de onder 2.16 genoemde zoektermenlijst heeft gesepareerd. [eiseressen c.s.] . heeft onweersproken gesteld dat deze lijst is opgesteld aan de hand van de bevindingen in het [bedrijfsrecherche] Rapport. De gevorderde bescheiden zijn derhalve op de gestelde onrechtmatige handelingen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] toegesneden en in zoverre voldoende bepaald. Voorts is, gelet op de bevindingen in het [bedrijfsrecherche] Rapport, voldoende aannemelijk dat deze bescheiden bestaan (met uitzondering van de bescheiden in het tijdvak waarin de betreffende vennootschappen nog niet waren opgericht).
IV b, c, d en ezullen desalniettemin worden afgewezen. [gedaagden sub 10-13] heeft betwist dat zij deze, aan [gedaagden sub 1-9] . toebehorende, bescheiden onder zich heeft. Gelet op dit verweer had het op de weg van [eiseressen c.s.] . gelegen om toe te lichten waarom [gedaagden sub 10-13] over aan [gedaagden sub 1-9] . toebehorende bankafschriften, bankbescheiden, jaarrekeningen, belastingaangiften en correspondentie waarbij [gedaagden sub 10-13] geen partij is, zou beschikken. Nu zij dit heeft nagelaten heeft zij de vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd.
I a tot en met fniet voldoende heeft gespecificeerd. Zo is niet duidelijk welke klanten, agenten, leveranciers en derden worden bedoeld. Voorts zijn de bescheiden onder I a tot en met e niet toegespitst op de gestelde onrechtmatige commissies en/of onzakelijke transacties ten nadele van [eiseres sub 2] . Toewijzing van die vordering zou neerkomen op afgifte van de “grote doos”, hetgeen – gezien onderdeel 3.11 van de pleitnota – ook naar de mening van [eiseressen c.s.] . zelf te onbepaald is. Deze bescheiden worden dan ook afgewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde bescheiden onder
II aaangezien dit dezelfde bescheiden als onder I f betreffen.
I gzijn te ruim geformuleerd. Deze bescheiden zijn niet gericht op betalingen in verband met de gestelde concurrerende activiteiten in [gedaagde sub 11] en [gedaagde sub 10] en/of onzakelijke transacties ten nadele van [eiseres sub 2] . [eiseressen c.s.] . heeft daarbij dan ook geen rechtmatig belang. Deze bescheiden zullen daarom worden afgewezen. Dit geldt ook voor de bescheiden onder
II b. Dit betreffen immers dezelfde bescheiden als onder I g.
I hgevorderde bescheiden zijn voldoende bepaald voor wat betreft de bedoelde (e-mail)correspondentie tussen [gedaagden sub 1-9] . onderling en tussen hen en [gedaagde sub 16] en [adviseursbureau] . Deze correspondentie is immers gespecificeerd naar partijen en onderwerp. [eiseressen c.s.] . heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat deze bescheiden relevant zijn voor de onderbouwing van de door haar gestelde betrokkenheid van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bij [gedaagde sub 11] en [gedaagde sub 10] . Bovendien is aannemelijk dat deze correspondentie bestaat nu de aandelenoverdrachten op zichzelf niet zijn betwist. Deze bescheiden komen dan ook voor toewijzing in aanmerking. Hetzelfde geldt voor de gevorderde bescheiden onder
II c, aangezien dit dezelfde bescheiden zijn als onder I h. Niet duidelijk is wie verder onder “derden” moeten worden begrepen, zodat dit onderdeel van de vorderingen onder I h en II c wordt afgewezen.
I i en I jgevorderde jaarrekeningen en belastingaangiften zijn niet in het verzoekschrift opgenomen, zodat daar geen beslag op is gelegd. Deze stukken bevinden zich derhalve niet in de kleine doos. De bescheiden zijn gespecificeerd naar gedaagde en tijdsperiode en derhalve voldoende bepaald. [eiseressen c.s.] . heeft gesteld dat de gevorderde bescheiden van belang zijn ter vaststelling van de inkomsten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] uit hoofde van hun betrokkenheid bij [gedaagden sub 10-13] Zij heeft daarbij dan ook een rechtmatig belang.
II dgevorderde bescheiden zijn dezelfde zoals gevorderd onder I i, zodat ook voor deze bescheiden geldt dat ze voldoende zijn bepaald. Ook hier geldt echter dat de vordering moet worden afgewezen voorzover jaarrekeningen en belastingaangiften worden gevraagd over jaren waarin de betreffende vennootschappen nog niet bestonden. Voorts heeft [gedaagden sub 14-15] terecht opgemerkt dat zij geen bestuurder is van [gedaagde sub 11] . [eiseressen c.s.] . heeft derhalve onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagden sub 14-15] over de jaarrekeningen en vennootschapsbelastingaangiften van deze vennootschap beschikt. De vordering wordt op dit punt afgewezen. Verder heeft [gedaagden sub 14-15] onweersproken aangevoerd dat uitsluitend [gedaagde sub 14] bestuurder is van [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 7] , [gedaagde sub 10] , [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 9] . In dat verband heeft [eiseressen c.s.] . onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde sub 15] over de gevraagde bescheiden beschikt. De vorderingen tegen [gedaagde sub 15] zullen dan ook worden afgewezen.
III agevorderde bescheiden zijn te ruim geformuleerd nu deze niet zijn gericht op betrokkenheid van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bij concurrerende activiteiten, het doorgeven van bedrijfsgeheimen en andere aan [eiseres sub 2] toebehorende informatie, onzakelijke transacties ten nadele van [eiseressen c.s.] . en/of geoorloofde commissie-inkomsten. [eiseressen c.s.] . heeft daarbij dan ook geen rechtmatig belang, zodat deze bescheiden worden afgewezen.
III b tot en met dgevorderde bescheiden bevinden zich niet in de kleine doos, nu voor het leggen van bewijsbeslag op deze bescheiden geen verlof is verleend. Daartoe is in de verlofbeschikking overwogen dat deze bescheiden te algemeen zijn geformuleerd. Daarbij is voor wat betreft de bescheiden onder d in aanmerking genomen dat het feitelijk gaat om een beslag op de gehele bedrijfsadministratie van de onderneming. Nu in onderhavige procedure de gevorderde bescheiden op dezelfde wijze zijn geformuleerd als in het verzoekschrift voor het leggen van bewijsbeslag, zal de vordering op deze onderdelen worden afgewezen.
II a tot en met dgevorderde bescheiden zien op stukken van [gedaagden sub 1-9] . en [gedaagden sub 10-13] die [gedaagde sub 14] in hoedanigheid van bestuurder van [gedaagde sub 7] , [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 8] , [gedaagde sub 9] en [gedaagde sub 10] onder zich zou hebben. Gesteld noch gebleken is dat [eiseressen c.s.] . de gevraagde stukken niet van die vennootschappen, die ook in deze procedure zijn betrokken, kan verkrijgen. De jegens [gedaagde sub 14] ingestelde vorderingen onder II a tot en met c (kleine doos) en de vordering onder II d (buiten de kleine doos) zullen daarom alsnog worden afgewezen.
IV agevorderde bescheiden betreffen stukken van [gedaagden sub 1-9] . enerzijds en [gedaagden sub 10-13] anderzijds. Ten aanzien van de gevraagde correspondentie overweegt de voorzieningenrechter dat het denkbaar is dat slechts de ontvangen en niet ook de verzonden correspondentie door betrokkenen is bewaard. Voorts is het aannemelijk dat de door [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] voor [gedaagden sub 10-13] opgestelde offertes zich bij deze vennootschappen bevinden. De vordering onder IV a zal daarom jegens [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 10] en [gedaagde sub 12] worden toegewezen. Deze vordering zal jegens [gedaagde sub 13] worden afgewezen, nu voor de bij [gedaagde sub 13] in beslag genomen bescheiden geen verlof is verleend.
III agevorderde correspondentie met [gedaagden sub 1-9] . van laatstgenoemde kan worden verkregen en dat een behoorlijke rechtsbedeling derhalve zonder toewijzing van deze vordering is gewaarborgd. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.32 is overwogen, wordt dit verweer verworpen.
- vordering I a tot en met h jegens [gedaagden sub 1-9] .
- vordering III a jegens [gedaagde sub 16]
- vordering IV a jegens [gedaagde sub 11] , [gedaagde sub 10] en [gedaagde sub 12]
816,00
816,00
6.De beoordeling in reconventie
7.De beslissing
.tot het laten hengen en gedogen dat [eiseressen c.s.] . door middel van tussenkomst van accountant [accountant] een kopie (ver)krijgt van de zich bij de deurwaarder in de kleine doos bevindende: