ECLI:NL:RBUTR:2012:3382

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 januari 2012
Publicatiedatum
12 juni 2013
Zaaknummer
786707 UV EXPL 11-483
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in kort geding en domiciliekeuze in huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 4 januari 2012 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de opposerende partij, [opposerende], verzet heeft aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 2 september 2011. De zaak betreft een huurovereenkomst tussen [opposerende] en de besloten vennootschap [A] Speelautomaten International B.V. De kern van het geschil draait om de vraag of de dagvaarding rechtsgeldig is betekend. [A] had de dagvaarding betekend aan het woonadres van [opposerende] volgens de gemeentelijke basisadministratie, terwijl [opposerende] had aangegeven een domicilie te hebben gekozen in de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de dagvaarding nietig is, omdat deze niet aan het gekozen domicilie is betekend, wat in strijd is met de afspraken in de huurovereenkomst. De rechter concludeert dat [opposerende] door deze procedure onredelijk in haar belangen is geschaad, omdat zij niet in staat was om verweer te voeren in de verstekprocedure. Het verstekvonnis wordt vernietigd en [opposerende] wordt ontheven van de veroordeling die in dat vonnis is uitgesproken. Tevens wordt [A] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [opposerende].

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

sector handel en kanton
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 786707 UV EXPL 11-483 CTH 4065
kort geding vonnis d.d. 4 januari 2012
inzake
[opposerende],
wonende te [woonplaats],
verder, in afwijking van het verstekvonnis, te noemen [opposerende],
opposerende partij,
gemachtigde: mr. O.P. van der Linden, advocaat te Utrecht,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] Speelautomaten International B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder ook te noemen [A],
geopposeerde partij,
gemachtigde: mr. J. van Andel, advocaat te Utrecht.

1.Het verloop van de procedure

[opposerende] heeft verzet gedaan tegen het op vordering van [A] in kort geding gewezen verstekvonnis van 2 september 2011 met zaaknummer en rolnummer 767007 UV EXPL 11-316 en heeft alsnog verweer gevoerd.
[A] heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling producties 7 tot en met 16 in het geding gebracht.
De zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2011. Partijen hebben hun standpunten aan de hand van pleitnotities toegelicht. Van de zitting is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot een door [A] aan [opposerende] verhuurde bedrijfsruimte met bovenwoning aan de [adres]te [vestigingsplaats]. De gehuurde bedrijfsruimte is bestemd voor de uitoefening van een horecabedrijf.
2.2.
Artikel 28 van de huurovereenkomst tussen partijen luidt – voor zover van belang – als volgt:
“(…)
28.1
Vanaf de ingangsdatum van de huur worden alle mededelingen van verhuurder aan huurder in verband met de uitvoering van dit huurcontract gericht aan het adres van het gehuurde.
28.2
Huurder verplicht zich in geval hij daadwerkelijk zijn bedrijf niet meer in het gehuurde uitoefent, verhuurder daarvan terstond schriftelijk in kennis te stellen onder opgave van een nieuw domicilie.
(…)”
2.3.
Op 2 september 2011 is in kort geding in de zaak met zaaknummer en rolnummer 767007 UV EXPL 11-316 verstekvonnis gewezen. In dit vonnis is – onder meer – de ontruiming van het gehuurde gelast binnen veertien dagen na betekening van het vonnis.
2.4.
Op 12 oktober 2011 is [A] tot ontruiming van het gehuurde overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[A] heeft in de verstekprocedure gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad:
veroordeling van [opposerende] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de [adres]te [vestigingsplaats] te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar van harentwege bevinden en al hetgeen zich daarin van harentwege bevindt, alsmede het gehuurde, onder overgifte van alle sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking aan [A] te stellen;
machtiging van [A] om zonodig de tenuitvoerlegging van dit vonnis op kosten van [opposerende] te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag, dat [opposerende] nalatig blijft aan het sub 1 gevorderde te voldoen;
veroordeling van [opposerende] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [A] te betalen € 6.991,49 aan onbetaalde huur tot en met juli 2011, alsook een bedrag aan verbeurde boetes van € 1.482,00, alles tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeling van [opposerende] tot betaling van € 2.332,17 per maand aan vergoeding vanaf augustus 2011en € 114,00 per kalenderweek aan verbeurde boetes, met ingang van week 31 van 2011, alles tot aan de daadwerkelijke ontruiming;
veroordeling van [opposerende] tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de gevorderde ontruiming en veroordeling van [opposerende] tot betaling van € 6.991,49 ter zake van achterstallige huur tot en met juli 2011 en tot betaling van € 2.332,17 voor elke maand of gedeelte van een maand, met ingang van augustus 2011 tot de daadwerkelijke ontruiming, toegewezen. Voorts is [opposerende] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 1.006,81. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
3.3.
[opposerende] vordert in het verzet dat zij wordt ontheven van de veroordeling als uitgesproken in het verstekvonnis en dat [A] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, althans dat de vorderingen van [A] alsnog worden afgewezen, met veroordeling van [A] in de kosten van het verzet.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet kan geacht worden tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, zodat [opposerende] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
4.2.
Belangrijkste geschilpunt tussen partijen is het antwoord op de vraag of het exploit van dagvaarding in de verstekprocedure door [A] betekend mocht worden aan het woonadres van [opposerende] zoals dit uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt, zoals is geschied, of dat betekend diende te worden aan het domicilie zoals [opposerende] dit gekozen heeft in de huurovereenkomst.
4.3.
[A] stelt op dit punt dat de door haar ingeschakelde deurwaarder de gemeentelijke basisadministratie heeft geraadpleegd en dat op grond van de verkregen informatie is overgegaan tot betekening aan de woonplaats van [opposerende]. Het stond haar vrij te kiezen uit de woonplaats van [opposerende] aan de [adres] te [woonplaats] en het gekozen domicilie aan de [adres]te [vestigingsplaats], alwaar het gehuurde zich bevindt, aldus [A]. Dit brengt volgens [A] mee dat de dagvaarding rechtsgeldig is betekend en dat het verstekvonnis een geldige titel opleverde voor de inmiddels uitgevoerde ontruiming.
4.4.
Dit standpunt bestrijdt [opposerende] door aan te voeren dat partijen uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat [opposerende] domicilie kiest aan de [adres]te [vestigingsplaats]. In artikel 28 van de huurovereenkomst is bepaald dat vanaf de ingangsdatum van de huur alle mededelingen van verhuurder aan huurder in verband met de uitvoering van het huurcontract gericht worden aan het adres van het gehuurde. In het verleden zijn alle exploiten en brieven van [A] aan [opposerende] ook aan het adres [adres]te [vestigingsplaats] gericht. Het adres aan de [adres] is verhuurd en [opposerende] komt daar naar eigen zeggen nauwelijks. Het chalet dat zich op het adres bevindt heeft geen eigen brievenbus en post wordt in een algemene brievenbus gegooid, aldus [opposerende]. [opposerende] vraagt zich in dit kader af hoe de deurwaarder heeft kunnen menen dat een exploit dat in die algemene brievenbus wordt geworpen [opposerende] zou kunnen bereiken. Nu het exploit van dagvaarding nietig is dient het verstekvonnis buiten werking gesteld te worden, aldus [opposerende].
4.5.
De kantonrechter overweegt het volgende. Dagvaarding dient bij exploit te geschieden door een daartoe bevoegde deurwaarder. De strekking van artikel 46, eerste lid Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv), waarin is bepaald dat de deurwaarder een afschrift van het exploit laat aan degene voor wie het is bestemd in persoon of aan diens woonplaats, is zoveel mogelijk te waarborgen dat het afschrift degene voor wie het bestemd is, daadwerkelijk bereikt. De woonplaats van een natuurlijk persoon bevindt zich op de voet van artikel 1:10 lid 1 BW te zijner woonstede, en bij gebreke van een woonstede, ter plaatse van zijn werkelijk verblijf. Derhalve mag er in beginsel vanuit worden gegaan dat [opposerende] haar woonplaats of woonstede heeft op het adres waarop zij in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven.
4.6.
Artikel 1:14 BW bepaalt dat degene die kantoor of filiaal houdt ook daar woonplaats heeft ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen. Deze woonplaats is echter niet exclusief. Dit is wel het geval indien toepassing wordt gegeven aan artikel 1:15 BW. Artikel 1:15 BW opent de mogelijkheid voor een persoon om een andere woonplaats te kiezen dan zijn werkelijke woonplaats. Uit de overeenkomst en hetgeen door partijen naar voren is gebracht maakt de kantonrechter op dat [opposerende], overeenkomstig de eisen die artikel 1:15 BW daaraan stelt, uitdrukkelijk domicilie heeft gekozen in het gehuurde aan de [adres]te [vestigingsplaats] voor zover het mededelingen van verhuurder aan huurder in verband met de uitvoering van de huurovereenkomst betreft.
Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 1:15 BW blijkt dat enkel indien de gekozen woonplaats uitsluitend in het belang van de tegenpartij – hier [A] – is gekozen voor het uitbrengen van sommaties en het zenden van kennisgevingen, deze tegenpartij desgewenst ook aan de werkelijke woonplaats van belanghebbende zijn sommatie kan uitbrengen of zijn kennisgeving kan zenden. Wanneer het wettelijk gevolg een gevolg betreft waaromtrent voor de belanghebbende partij geen onzekerheid mag bestaan, kan van een keuze tussen beide woonplaatsen geen sprake zijn. Dit is het geval indien de woonplaats is bepaald mede in het belang van degene die haar kiest (Parl. Gesch. Boek 1, p. 52). [opposerende] heeft op dit punt onweersproken aangevoerd dat op het adres in [woonplaats] enkel een gezamenlijke brievenbus aanwezig is waardoor niet altijd zeker is dat daarin geworpen post de geadresseerden bereikt en zij daarom het domicilie hanteert als correspondentieadres, zodat van een dergelijk belang aan haar zijde moet worden uitgegaan.
4.7.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat [A] gehouden was deze domiciliekeuze te respecteren en het exploit van dagvaarding – dat als mededeling kan worden gezien als bedoeld in artikel 28 van de huurovereenkomst – aan het domicilie te betekenen en dat [A] niet mocht volstaan met betekening van de dagvaarding aan het in de gemeentelijke basisadministratie vermelde adres. Te meer lag betekening aan het domicilie op de weg van [A] nu [A] ter terechtzitting de stelling van [opposerende] niet heeft weersproken dat [A] er weet van had dat [opposerende] het chalet niet bewoont en daar enkel een gezamenlijke brievenbus aanwezig is waardoor niet altijd zeker is dat daarin geworpen post de geadresseerden bereikt. [opposerende] wijst er in dit verband op dat om voornoemde reden alle correspondentie gericht werd aan het domicilie.
4.8.
Bovendien hebben partijen ter terechtzitting verklaard dat in het verleden – omstreeks 2006 – ter gelegenheid van destijds gevoerde procedures, betekening van exploiten en vonnissen zowel aan het toenmalige woonadres van [opposerende], als ter domicilie heeft plaatsgevonden. Hieruit volgt dat [A], anders dan zij ter terechtzitting heeft verklaard, voor betekening van exploiten en vonnissen niet zonder meer het woonadres gebruikt dat in de gemeentelijke basisadministratie staat geregistreerd, maar dat zij (eveneens) het overeengekomen domicilie gebruikt. De door [opposerende] overgelegde correspondentie laat zien dat zij immer het domicilie vermeldt als verzendadres, zodat voor [A] kenbaar was dat dit adres door [opposerende] als correspondentieadres wordt aangemerkt. In aanvulling hierop is van belang dat de correspondentie rond onderhavige kwestie door [A] altijd naar het domicilie is verzonden, terwijl de dagvaarding, overigens zonder voorafgaande aanzegging en in afwijking van de eerdere correspondentievoering, betekend is aan het adres uit de gemeentelijke basisadministratie.
4.9.
Bezien in het licht van het voorgaande en gelet op het feit dat – zoals hiervoor is overwogen – de domiciliekeuze als vervat in de huurovereenkomst tussen partijen in het belang is van [opposerende], heeft [A] niet aan haar woonplaats mogen houden met terzijdestelling van het gekozen domicilie.
4.10.
Nu het exploit van dagvaarding niet, zoals voorgeschreven in artikel 111 lid 2 jo 120 lid 1 Rv in samenhang met artikel 45 lid 2 Rv, aan de gekozen woonplaats, maar aan de woonstede van [opposerende] is betekend, is de dagvaarding in beginsel nietig. In artikel 122 eerste lid Rv staat dat de rechter het beroep op nietigheid verwerpt indien naar zijn oordeel het gebrek de gedaagde niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad. Hiervan is sprake indien het gebrek in de dagvaarding van dien aard is dat [opposerende] dientengevolge wordt bemoeilijkt in het verweer dat zij in het geding wil voeren. Bij de beantwoording van de vraag of zich een zodanige bemoeilijking voordeed dat [opposerende] dientengevolge onredelijk in haar (procesrechtelijke) belangen is geschaad, weegt de kantonrechter mee dat aannemelijk is dat het exploit [opposerende] niet heeft bereikt en zij om die reden niet in de verstekprocedure is verschenen, zij als gevolg daarvan geen verweer heeft kunnen voeren en executie van het verstekvonnis reeds had plaatsgevonden vooraleer [opposerende] in verzet is gekomen. Dit voorgaande brengt naar het oordeel van de kantonrechter mee dat sprake is van een zodanige bemoeilijking in het voeren van verweer dat het beroep van [opposerende] op nietigheid van de dagvaarding dient te worden gehonoreerd. De nietigheid van de dagvaarding wordt derhalve niet gedekt door het verzet van [opposerende] tegen het verstekvonnis. Nu aannemelijk is dat gedaagde niet is verschenen ten gevolge van het voornoemde nietigheidsgebrek en gelet op het feit dat de terechtzitting in kort geding reeds heeft plaatsgevonden, is er geen plaats voor herstel van het gebrek overeenkomstig het bepaalde in lid 2 van art. 121 Rv, doch dient ingevolge het bepaalde in lid 3 van dat artikel de nietigheid van de dagvaarding te worden uitgesproken.
4.11.
Nu [opposerende] ook belang heeft bij de nietigverklaring van de dagvaarding, kan het door haar gedane beroep op de nietigheid van de dagvaarding worden toegewezen en dient het verstekvonnis te worden vernietigd.
4.12.
Het voorgaande brengt met zich dat voor beoordeling van de reconventionele vordering van [opposerende] in deze procedure geen plaats is.
4.13.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. De kosten van de verstekprocedure aan de zijde van [opposerende] worden begroot op nihil. De kosten van de verzetprocedure, gevallen aan de zijde van [opposerende], worden begroot op:
  • dagvaarding € 90,81
  • vast recht € 71,00
  • salaris gemachtigde €
Totaal € 561,81
Nu aan [opposerende] een toevoeging is verleend, dienen 75% van de dagvaardingskosten en het gehele salaris, te weten € 468,11, te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart het verzet van [opposerende] tegen het verstekvonnis van de kantonrechter van 2 september 2011 onder zaaknummer / rolnummer 767007 UV EXPL 11-316 gegrond,
5.2.
vernietigt het door de kantonrechter op 2 september 2011 onder zaaknummer / rolnummer 767007 UV EXPL 11-316 gewezen verstekvonnis,
5.3.
ontheft [opposerende] uit de tegen haar bij dat vonnis uitgesproken veroordeling,
en opnieuw beslissend
5.4.
verklaart de dagvaarding nietig,
5.5.
veroordeelt [A] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [opposerende], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 561,81, waarin begrepen € 400,00 aan salaris gemachtigde, waarvan een bedrag van € 468,11 te voldoen aan de griffier op het moment dat [A] een nota van de rechtbank daarvoor heeft gekregen,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2012.