ECLI:NL:RBUTR:2011:BY5277
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.P. Glerum
- M.E.C. Bakker
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen afwijzing verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure met familielid als gemachtigde
In deze verzetzaak heeft de rechtbank Utrecht op 14 september 2011 uitspraak gedaan over het verzoek van opposante om vergoeding van proceskosten. De zaak betreft een situatie waarin de advocaat van opposante haar dochter is, wat de rechtbank aanleiding gaf om te oordelen dat de rechtsbijstand niet kan worden aangemerkt als beroepsmatige rechtsbijstand verleend door een derde. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken, waaronder die van 26 augustus 2010, vastgesteld dat opposante onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Centrale Raad van Beroep, die bevestigen dat alleen kosten van door derden beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen.
Opposante heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte bewijs heeft verlangd van de gemaakte kosten, en dat het gebruikelijk is dat advocaten kosten pas in rekening brengen na afloop van de procedure. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de kosten daadwerkelijk gemaakt moeten zijn om voor vergoeding in aanmerking te komen. Aangezien de gemachtigde van opposante haar dochter is, kan niet worden gesproken van een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opposante niet heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk kosten heeft gemaakt voor de verleende rechtsbijstand.
De rechtbank heeft het verzet van opposante ongegrond verklaard, en benadrukt dat indien er al een proceskostenveroordeling zou kunnen plaatsvinden, het aan opposante is om de gemaakte kosten voldoende te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat opposante niet heeft aangetoond dat zij haar dochter daadwerkelijk heeft betaald voor de verleende rechtsbijstand. De uitspraak biedt inzicht in de voorwaarden waaronder proceskosten kunnen worden vergoed in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer de gemachtigde een familielid betreft.