ECLI:NL:RBUTR:2011:BW8431
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.C. Oostendorp
- P.W.G. de Beer
- M. Aksu
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in strafzaak met betrekking tot voorhanden hebben van vuurwapens en munitie
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1966 en woonachtig te [woonplaats], heeft de Rechtbank Utrecht op 16 september 2011 uitspraak gedaan. De zaak betreft de tenlastelegging van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie in de periode van 11 januari 2011 tot en met 2 maart 2011. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het voorhanden hebben van twee automatische vuurwapens en munitie, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om deze beschuldigingen te ondersteunen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie was ontvankelijk in de vervolging, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had begaan.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de verklaringen van getuigen en deskundigen gewogen. Een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) kon niet vaststellen of er op de schietbaan te Amersfoort automatisch was geschoten met de vuurwapens die aan de verdachte werden toegeschreven. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdachte op de relevante data niet op de schietbaan aanwezig was, wat een cruciaal punt was in de beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen die op de schietbaan waren, niet als betrouwbaar kunnen beschouwen, omdat zij niet over de nodige expertise beschikten om de waarnemingen te doen die zij beweerden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij de vuurwapens of munitie voorhanden had. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 33a, 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters.