ECLI:NL:RBUTR:2011:BW8431

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/710502-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak met betrekking tot voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1966 en woonachtig te [woonplaats], heeft de Rechtbank Utrecht op 16 september 2011 uitspraak gedaan. De zaak betreft de tenlastelegging van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie in de periode van 11 januari 2011 tot en met 2 maart 2011. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het voorhanden hebben van twee automatische vuurwapens en munitie, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om deze beschuldigingen te ondersteunen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie was ontvankelijk in de vervolging, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had begaan.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de verklaringen van getuigen en deskundigen gewogen. Een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) kon niet vaststellen of er op de schietbaan te Amersfoort automatisch was geschoten met de vuurwapens die aan de verdachte werden toegeschreven. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdachte op de relevante data niet op de schietbaan aanwezig was, wat een cruciaal punt was in de beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen die op de schietbaan waren, niet als betrouwbaar kunnen beschouwen, omdat zij niet over de nodige expertise beschikten om de waarnemingen te doen die zij beweerden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij de vuurwapens of munitie voorhanden had. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 33a, 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/710502-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1966] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 10 juni 2011, 26 augustus 2011 en 2 september 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie heeft ter zitting mondeling toegelicht dat ten aanzien van feit 1 het woord Steyr vervangen dient te worden door de zinsnede “een Steyr TMP, of een daarvan afgeleid model (zijnde een Brügger&Thomet MP9), zijnde een wapen van categorie II sub 2, danwel een vuurwapen van categorie III en dat deze zinsnede niet aan de telastelegging wordt toegevoegd.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. in de periode van 11 januari 2011 tot en met 2 maart 2011 te Amersfoort op een schietbaan (automatische) vuurwapens voorhanden heeft gehad;
2. op 1 maart 2011 te Cuijk munitie voorhanden heeft gehad;
3. in de periode van 11 januari 2011 tot en met 1 maart 2011 te Cuijk vuurwapens, patroonhouders en een explosief voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat van de door de officier van justitie gevorderde wijziging telastelegging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit niet duidelijk is waar deze wijziging in de tekst van de tenlastelegging moet komen te staan. Het enkel toevoegen van de gevorderde wijziging aan de bestaande tekst levert een niet begrijpelijke zin op. De raadsman heeft verzocht om de toegevoegde woorden nietig te verklaren.
De rechtbank zal dit niet doen, omdat de officier van justitie de gevorderde wijziging mondeling heeft toegelicht in die zin dat de woorden in de plaats komen van “een Steyr TMP”. Op die wijze ontstaat een begrijpelijke tekst. De raadsman heeft hierover bij het bespreken van de toelaatbaarheid van de tweede wijziging van de telastelegging geen opmerking gemaakt.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot de constatering dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken nu uit de stukken duidelijk is geworden dat verdachte de in de telastelegging genoemde vuurwapens, te weten een FEG AK47 en een Steyr TMP of een daarvan afgeleid wapen, niet in handen heeft gehad en ook niet aanwezig is geweest op de momenten dat deze wapens op de schietbaan aanwezig waren en werden gebruikt.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het proces-verbaal van doorzoeking van de woning van de ouders van verdachte, waar hij ook woonachtig is, in welk proces-verbaal wordt gemeld dat in een slaapkamer patronen zijn gevonden, het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (verder te nomen het NFI), waarin wordt geconcludeerd dat op de aangetroffen patronen DNA-materiaal van onder meer verdachte is gevonden, het proces-verbaal van doorzoeking van de woning van de zus van verdachte, bij welke doorzoeking wapens en patroonhouders zijn gevonden en het rapport van het NFI waarin wordt geconcludeerd dat DNA-materiaal van onder meer verdachte is aangetroffen op de ruwe delen van een vuurwapen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is net als de officier van justitie van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 tenlastegelegde feit. De verdediging wijst er daarbij op dat de officier van justitie verdachte verwijt dat de schietvereniging Phoenix geen registratie van introducés heeft bijgehouden. Dit verwijt kan niet aan verdachte worden gemaakt omdat hij (nog) geen lid is van die schietvereniging. Nalatigheden van de schietvereniging kunnen niet worden toegeschreven aan aspirant-leden.
Ook heeft de verdediging aangevoerd dat uit de getoonde beelden ter zitting niet valt op te maken of het in casu een Steyr TMP betreft.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de rechtbank ter zitting van 10 juni 2011 geen ernstige bezwaren aanwezig heeft geacht ten aanzien van de tenlastegelegde feiten en derhalve de voorlopige hechtenis van verdachte heeft opgeheven. Sinds 10 juni 2011 zijn er geen nieuwe feiten bijgekomen.
De verdediging is van mening dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de verdediging aangevoerd het jammer te vinden te moeten constateren dat de officier van justitie volhardt bij het in de telastelegging genoemde aantal patronen van 32. Dit terwijl reeds een aantal malen is aangegeven dat het om slechts 7 patronen gaat. Op de patronen is DNA-materiaal aangetroffen van 2 personen, onder wie verdachte, maar het NFI heeft geen berekening kunnen opmaken van de waarschijnlijkheid dat dit materiaal van een ander dan van verdachte afkomstig kan zijn. De verdediging heeft er op gewezen dat DNA-materiaal vluchtig is en niet uit te sluiten is dat een ander dan verdachte het DNA-materiaal van verdachte op de patronen heeft overgebracht. Deze 7 patronen zijn gevonden in de woning van de ouders van verdachte, een woning waar verdachte veel aanwezig is. In deze woning zal dan ook DNA-materiaal van verdachte aanwezig zijn.
Ten aanzien van het op het vuurwapen, merk Sphinx, genoemd in feit 3, aangetroffen DNA-materiaal heeft de verdediging aangevoerd dat de conclusie van de officier van justitie dat verdachte dit vuurwapen heeft vast gehad, omdat het niet uitgesloten is dat het op dat wapen aangetroffen DNA-materiaal van verdachte zou kunnen zijn, een te grote stap is. De raadsman heeft aangevoerd dat hij legio voorbeelden kan bedenken hoe DNA-materiaal van iemand op een voorwerp kan komen, zonder dat deze persoon het betreffende voorwerp ooit in handen heeft gehad. De raadsman is het niet eens met de stelling van de officier van justitie dat op een voorwerp aangetroffen DNA-materiaal betekent dat je dit voorwerp ook hebt vast gehad.
De verdediging is van mening dat verdachte ook van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgeproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Ten aanzien van het onderdeel een Steyr TMP, of een daarvan afgeleid model (zijnde een Brügger &Thomet MP9)
De rechtbank zal bij feit 1 van de tenlastelegging allereerst het onderdeel “een Steyr TMP, of een daarvan afgeleid model (zijnde een Brügger &Thomet MP9), zijnde een wapen van categorie II sub 2, dan wel een vuurwapen van categorie III” bespreken. De bevindingen van de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut, de heer Pieper, over automatisch schieten met vuurwapens en de uiterlijke kenmerken van het betreffende wapen zijn daarvoor richtinggevend.
Ter zitting van 2 september 2011 heeft de deskundige verklaard dat hij niet kan vaststellen of er op 18 januari 2011 automatisch is geschoten met het wapen dat wordt aangeduid als een Steyr. Op grond van de opgenomen beelden kan die conclusie namelijk niet worden getrokken. De opnames zelf zijn vastgelegd op beelden die niet helemaal vloeiend zijn, waardoor deze geen volledig doorlopende weergave zijn van wat zich op de schietbaan heeft afgespeeld. Uit de weergave zoals die nu beschikbaar is, kan in elk geval niet worden opgemaakt dat er automatisch is geschoten. De deskundige heeft daar nog aan toegevoegd dat hij alleen op grond van beelden in combinatie met geluid kan vaststellen of er sprake is geweest van volautomatisch schieten. Bij de beschikbare opnames van de schietbaan ontbreekt het geluid echter.
Overigens is voor het beluisteren van de schoten deskundigheid vereist. Alleen iemand met bijzondere deskundigheid dan wel veel ervaring op dit terrein kan op grond van het geluid van vuursalvo’s vast stellen of er automatisch dan wel snel semi-automatisch is of wordt geschoten. Dit geldt zowel in het geval van het beluisteren van met apparatuur opgenomen geluid als wanneer er in aanwezigheid van een persoon op een schietbaan wordt geschoten.
Uit voorgaande opmerkingen van de deskundige maakt de rechtbank op dat zij aan de zich in het dossier bevindende verklaringen van getuigen dat op de schietbaan automatisch is geschoten met een vuurwapen geen waarde kan toekennen omdat daarvoor is vereist dat betrokkene voldoende expertise en ervaring heeft om die waarneming met name ten aanzien van het geluid te kunnen doen. Daarover blijkt in het dossier onvoldoende.
Wat betreft het wapen zelf acht de deskundige het op grond van de beelden van 18 januari 2011 het meest waarschijnlijk dat dit een Steyr TMP of een daarvan afgeleid model (een Brügger&Thomet MP9) is, gelet op de uiterlijke kenmerken. Hij is hiervan echter niet helemaal zeker. Volgens de deskundige wordt de Steyr TMP of een daarvan afgeleid model door de fabriek als een volautomatisch vuurwapen geleverd, maar is er een technische voorziening op het wapen om dat op semi-automatisch schieten te zetten. De deskundige kan aan de hand van de beelden niet beoordelen of het wapen zodanig is aangepast dat het alleen nog semi-automatisch kan schieten, bijvoorbeeld om dit wapen op een verlof te krijgen. Voorts acht de deskundige het niet onmogelijk dat er aan het oorspronkelijke wapen (niet zijnde een Steyr TMP) zoveel is gewijzigd dat dit het uiterlijk van een Steyr TMP heeft gekregen. Hij had dit alles alleen met grotere zekerheid kunnen bepalen als hij het wapen fysiek had kunnen onderzoeken.
De rechtbank kan, gelet op het vorenstaande, niet vaststellen om welk vuurwapen het in casu gaat. Evenmin kan de rechtbank beoordelen of het in deze gaat om een wapen van categorie II dan wel categorie III. De vraag of het betreffende vuurwapen in de semi-automatische variant een wapen is van categorie III, is op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting onbeantwoord gebleven. De rechtbank komt aan de beantwoording van die vraag echter niet toe om de volgende redenen. Het verwijt van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie II is een wezenlijk ander verwijt dan het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III. In het geval van een categorie II wapen gaat het immers om militaire vuurwapens, zoals automatische wapens waarvoor geen verloven tot het voorhanden hebben van die wapens worden afgegeven. Onder categorie III vallen wapens als pistolen, revolvers, geweren, alarm- en startpistolen waarvoor in voorkomende gevallen wel verloven aan privé-personen kunnen worden afgegeven. Bovendien lijkt de steller van de (gewijzigde) tenlastelegging duidelijk het oog te hebben gehad op de Steyr TMP (of een hiervan afgeleid model) en niet een andere Steyr of ander vuurwapen.
Nu niet is komen vast te staan dat er op 18 januari 2011 op de schietbaan te Amersfoort automatisch is geschoten en evenmin dat het bedoelde wapen een Steyr TMP of een daarvan afgeleid model (Brügger&Thomet MP9) is geweest, dient verdachte van dit onderdeel te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onderdeel: een stormgeweer (merk FEG)
Voorts heeft de rechtbank bij de beoordeling van het onder 1 tenlastegelegde feit over de FEG het volgende overwogen.
Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen of munitie in de zin van de Wet wapens en munitie is, naar het oordeel van de rechtbank, vereist dat de verdachte daarover de beschikking heeft gehad in die zin dat hij zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van zijn bezit van dat vuurwapen en/of die munitie.
Dit is naar het oordeel van de rechtbank zeker het geval wanneer een verdachte een vuurwapen (en/of munitie) in handen heeft gehad, ongeacht wat de verdachte met dat wapen doet, bijvoorbeeld het aan iemand teruggeven zonder er meer mee te hebben gedaan dan het te bekijken.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde voorhanden hebben van een stormgeweer (FEG) is de rechtbank gebleken dat verdachte op 11 en 18 januari 2011 niet op de schietbaan te Amersfoort aanwezig is geweest op het moment dat dit wapen op de schietbaan is gebruikt. Op de dagen dat verdachte wel op de schietbaan is geweest, is niet gebleken dat verdachte dat wapen in handen heeft gehad of anderszins daar de beschikking over heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de omstandigheden in deze zaak verdachte bedoeld wapen niet voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal hem hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten is de rechtbank van oordeel dat op grond van de enkele constatering van het NFI dat op de 7 patronen die in de woning van de ouders van verdachte zijn aangetroffen, DNA-materiaal is aangetroffen dat mogelijk van verdachte afkomstig is, maar waarop het NFI geen matchkansberekening heeft kunnen toepassen alsmede dat op het vuurwapen, merk Sphinx, aangetroffen in de woning van de zus van verdachte, DNA-materiaal is aangetroffen van minimaal twee personen waarbij verdachte niet kan worden uitgesloten, waarop het NFI ook geen matchkansberekening heeft kunnen toepassen, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze voorwerpen voorhanden heeft gehad.
Uit de voorhanden zijnde stukken kan de rechtbank ook niet wettig en overtuigend bewezen verklaren dat verdachte de overige in feit 3 genoemde voorwerpen, te weten een pistool, merk Bryco Arms, drie patroonhouders, een explosief gekoppeld aan een ontsteker, een slagkoord en een hoeveelheid munitie voorhanden heeft gehad, nu daarvoor als enige bewijsmiddel het proces-verbaal van doorzoeking in de woning van de zus van verdachte beschikbaar is.
Het vorenstaande betekent dat verdachte ook van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten zal worden vrijgesproken.
5 De straf
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, te weten de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van het voorarrest alsmede onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen.
5.2 Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot een eventueel aan verdachte op te leggen straf heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.3 is overwogen, zal de rechtbank verdachte ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten geen straf of maatregel opleggen.
6 Het beslag
6.1 Verbeurdverklaring
De in beslaggenomen draagtas zal worden verbeurd verklaard omdat het voorwerp aan verdachte toebehoort en tot het begaan van het misdrijf is bestemd.
6.2 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het ongeoorloofde bezit van deze voorwerpen strafbaar is hoewel de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen wie deze voorwerpen voorhanden had.
Verder zijn deze voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33a, 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
Beslag
verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- een pistool, merk Sphinx, 99 mm, made in Swiss, in papieren zak;
- een pistool, merk Jennings, kleur zilver, inclusief houder met 4 patronen;
- een mobiele telefoon, kleur grijs, voorzien van bedrading t.b.v. ontsteking;
- een oplaadapparaat, kleur zwart.
verklaart verbeurd:
- een draagtas, kleur zwart glimmend.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. P.W.G. de Beer en mr.
M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 september 2011.
Mr. M. Aksu is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.