ECLI:NL:RBUTR:2011:BV8474

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600034-11; 16/602735-08 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot diefstal met geweld en bedreiging

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 19 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander heeft geprobeerd een bromfiets te stelen. De feiten vonden plaats op 3 december 2010 te Breukelen, waar de verdachte en zijn mededader met geweld en bedreiging hebben geprobeerd de bromfiets, toebehorende aan een benadeelde partij, te stelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een klauwhamer het slot van de bromfiets heeft kapot geslagen en daarbij geweld heeft gebruikt tegen een getuige, die op dat moment probeerde in te grijpen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 159 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder hulp en steun van Bureau Jeugdzorg. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 287,85 toegewezen, aangezien de schade een rechtstreeks gevolg was van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de verdediging, waarbij de rechtbank de verklaringen van de getuigen als betrouwbaar heeft beoordeeld en de verklaring van de verdachte als inconsistent heeft afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/600034-11; 16/602735-08 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 april 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsman mr. J.J. van de Beek, advocaat te Enschede
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 april 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander heeft geprobeerd een bromfiets te stelen waarbij verdachte geweld heeft gebruikt.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de volgende bewijsmiddelen.
De aangifte, de verklaring van aangever [slachtoffer 2], de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] en de processen-verbaal van bevindingen maken dat het ten laste gelegde feit volgens de officier wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
Aangeefster heeft verteld dat zij een klauwhamer uit de zak van verdachte ziet vallen. Dat is anders dan met een klauwhamer op iemand af komen. Daarnaast heeft herkenning van verdachte plaatsgevonden doordat de naam van verdachte is gehoord en op die naam is gezocht via Google. Vervolgens is op Hyves een foto gevonden waarop verdachte wordt herkend. Over een eventuele herkenning verklaren getuigen echter verschillend. De raadsman twijfelt of het bewijs wel geleverd is.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en heeft daarbij de volgende bewijsmiddelen gebruikt.
[slachtoffer 2] heeft een verklaring afgelegd welke onder meer inhoudt -zakelijk weergegeven-: “Op 3 december 2010 ben ik getuige geweest van een poging diefstal van een bromfiets te Breukelen. Ik ben daar werkzaam in de functie van conciërge bij een Scholengemeenschap genaamd ‘Brocklede College’. Ik zie een tweetal jongens lopen in de richting van het fietsenhok. Ik ben er naar toe gelopen. Vervolgens zie ik dat een jongen, verdachte 1, een klauwhamer in zijn hand had en dat hij het slot van een geparkeerde scooter kapot sloeg. Vervolgens zag ik hem weglopen. Ik zag dat de andere jongen, verdachte 2, de scooter in zijn hand had. Hij startte de scooter door middel van de kickstarter. Ik zag dat verdachte 2 vervolgens op de scooter ging zitten en gas gaf. Op dat moment stond ik bij de ingang van het fietsenhok. Ik zag dat verdachte 2 regelrecht op mij kwam afgereden. Ik had het idee dat verdachte 2 mij wilde aanrijden. Ik moest opzij stappen om niet te worden aangereden. Ik zag dat verdachte 2 door een collega van mij ten val werd gebracht. Ik zag dat een leerling, [slachtoffer 1], op haar fiets kwam aangereden in de richting van het fietsenhok. Ik zag dat zij haar fiets los liet en dat zij in de richting van de vluchtende verdachte 2 liep. Ik zag dat zij verdachte 2 een duw gaf. Ik zag dat hij ten gevolge van die duw viel. Ik zag dat hij opstond en een klauwhamer te voorschijn haalde. Ik zag dat verdachte 2 ten opzichte van [slachtoffer 1] een dreigende houding aannam. Ik zag dat verdachte 2 de klauwhamer omhoog hield en daarbij [slachtoffer 1] aankeek. Ik vermoedde dat verdachte 2 [slachtoffer 1] zou gaan slaan met die klauwhamer.
Het signalement van verdachte 2 is: ongeveer 17 jaar, negroïde, muts met streepjes, jas met over zijn muts een capuchon en een spijkerbroek.”
In een aanvullende verklaring zegt getuige [slachtoffer 2] - zakelijk weergegeven -: “Ik heb verdachte herkend van een foto. [slachtoffer 1] zei tegen mij dat ze mogelijk een Hyves pagina heeft van één van de verdachten. Zij vertelde me dat hij mogelijk [verdachte] zou heten. Wij hebben de Hyves pagina opgezocht. Ik herkende direct de jongen op de foto die mij had proberen aan te rijden in de fietsen stalling.
Getuige [slachtoffer 1] heeft een verklaring afgelegd welke onder meer inhoudt - zakelijk weergegeven -: “Op 3 december 2010 kwam ik aan fietsen in de richting van mijn school te Breukelen. Ik zag dat een jongen heel hard weg begon te rennen in de richting waar ik aan kwam fietsen. Ik heb hem een duw gegeven. Ik zag dat hij zijn evenwicht verloor. Ik zag een klauwhamer. Ik zag dat hij met de hamer hard achterwaarts zwaaide in mijn richting. Ik voelde mij door die beweging behoorlijk bedreigd en ik ben vervolgens hard weggelopen. Hij is ongeveer 17 jaar oud, negroïde, muts met strepen, een jas met capuchon en een spijkerbroek. Volgens mij heb ik de jongen wel eens gezien op het Broekland College te Breukelen. Ik weet niet hoe hij heet maar ik weet zeker dat ik hem herken als ik hem zie. Ik heb hem ook vaker in de buurt van mijn werk gezien. Ik heb op een Hyves pagina van verdachte gekeken. Ik zag toen foto’s van de persoon die heeft geprobeerd de scooter te stelen. Ik herken hem op de foto’s. Ik weet zeker dat hij het is.”
Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer verklaard: “Ik heb op het Broekland College te Breukelen gezeten.” Bij de politie heeft hij over de hem getoonde Hyves- foto verklaard dat hij die zelf op Hyves heeft geplaatst.
Tot slot neemt de rechtbank mee voor het bewijs de aangifte van de poging diefstal door [benadeelde 1], inhoudende -zakelijk weergegeven-: “Ik doe aangifte van poging diefstal van mijn bromscooter, zijnde een Piaggio C25. Ik had mijn scooter onbeschadigd achtergelaten op het schoolplein te Breukelen. Vervolgens werd ik gebeld dat men had gepoogd om mijn scooter te stelen. Ik zag dat men het gehele contactslot uit de scooter had weggetrokken. Daardoor is de kolom waarin het slot zat ernstig beschadigd. De scooter is gevallen en daardoor zijn beide zij- en voorkanten beschadigd. De scooter behoort in eigendom toe aan mijn vader namens wie ik deze aangifte doe.”
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in tegenstelling tot de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], geen consistente en geloofwaardige verklaring heeft. Verdachte heeft eerst bij de politie verklaard dat hij die dag gewoon op school had gezeten. Vervolgens heeft hij zijn verklaring bijgesteld en verklaard dat hij die dag ziek was en om die reden niet op school geweest is. Bij de school is echter op 3 december 2010 geen ziekmelding van verdachte binnengekomen en evenmin bleek hij die dag aanwezig. De rechtbank stelt dat de verklaring van verdachte niet betrouwbaar overkomt en dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], ondersteund worden door andere getuigen. De rechtbank ziet geen reden de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet voor het bewijs te gebruiken.
Het verweer van de raadsman dat de herkenning van verdachte via Hyves niet betrouwbaar is omdat anderen de getuige [slachtoffer 1] op die betreffende Hyves-pagina hebben gewezen, verwerpt de rechtbank. De getuige [slachtoffer 1] heeft verklaard de verdachte heel goed te hebben gezien en hem te hebben herkend van een andere school waar verdachte zelf zegt op te hebben gezeten. Bovendien heeft getuige [slachtoffer 2] de verdachte eveneens op de foto herkend.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 3 december 2010 te Breukelen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een bromfiets (merk Piaggio, type C25), toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
immers is en/of heeft hij verdachte of zijn mededader toen en aldaar,
- met een klauwhamer, althans een (breek)voorwerp, het slot van voornoemde bromfiets kapot geslagen en
- op de bromfiets gaan zitten en voornoemde bromfiets gestart,
welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte toen en aldaar op voornoemde [slachtoffer 2] is ingereden (waardoor voornoemde [slachtoffer 2] opzij moest springen)
en
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte toen en aldaar met een klauwhamer een zwaaiende beweging heeft gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en een dreigende houding heeft aangenomen richting voornoemde [slachtoffer 1],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Medeplegen van poging tot diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om het minderjarigenstrafrecht op verdachte van toepassing te verklaren in het belang van verdachte.
De officier van justitie heeft voorts op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 159 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek, met de bijzondere voorwaarde Hulp & Steun waarvan zes maanden ITB-plus en voorts houden aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg, ook als dit zou inhouden het dragen van een enkelband.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat overschrijding van de termijn zoals gesteld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafrecht aan de orde is en verzoekt daarom de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van vandaag op te heffen. De raadsman is het wel eens met de officier van justitie dat zijn cliënt hulp goed kan gebruiken. Hij twijfelt eraan of toepassing van het minderjarigenstrafrecht in het belang van zijn cliënt is.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging diefstal van een bromfiets. Toen verdachte betrapt werd en gepoogd werd hem te doen stoppen, heeft verdachte het gebruik van geweld niet geschuwd. Hij is recht op aangever [slachtoffer 2] ingereden, waardoor [slachtoffer 2] opzij moest springen om te voorkomen dat hij zou worden aangereden. Tevens heeft hij aangeefster [slachtoffer 1] met een klauwhamer bedreigd door deze in haar richting omhoog te houden. Mensen die hem op de diefstal aanspraken zijn hierdoor ernstig bedreigd. Dit zijn angstige momenten voor zowel de aangevers als de omstanders geweest en de rechtbank rekent verdachte dit aan.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke detentie in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank onder meer gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 januari 2011, waaruit blijkt dat de verdachte reeds vele malen met justitie in aanraking is geweest wegens onder meer vermogensdelicten. Ook heeft de rechtbank gelet op het advies van mevrouw De Bie van de reclassering van 4 april 2011 waarin zij een deels voorwaardelijke straf adviseert en een aantal specifieke bijzondere voorwaarden benoemt teneinde de begeleiding in een strak kader kans van slagen te geven, en de rapportage negatieve terugmelding Jeugdreclassering van de heer Eser van de jeugdreclassering van 9 november 2010.
De rechtbank heeft voorts in het bijzonder acht geslagen op de toelichting van de deskundige, de heer Eser jeugdreclasseringswerker bij de William Schrikker Groep, die ter terechtzitting de persoonlijkheid van verdachte en een strafadvies heeft toegelicht.
Uit de verklaring van de heer Eser blijkt dat verdachte duidelijk jonger functioneert dan zijn kalenderleeftijd en dat hij een adequate begeleiding nodig heeft die het beste door begeleiders van jeugdigen kan worden geboden. Daarom wordt geadviseerd het minderjarigenstrafrecht op verdachte van toepassing te achten. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare. De rechtbank heeft eveneens zelf ter terechtzitting vastgesteld dat verdachte niet in staat lijkt te voldoen aan de eisen die een volwassen maatschappij aan hem stelt. Verdachte heeft bovendien zelf ter terechtzitting aangegeven dat hij zichzelf nog meer als een jongen dan als een man beschouwt.
Ondanks dat verdachte ten tijde van het feit 19 jaar oud was, ziet de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in de persoonlijkheid van de verdachte aanleiding om het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank acht in het belang van verdachte en ter voorkoming van recidive een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden waardoor hem een passend hulpaanbod kan worden gegeven.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 287,85 voor het ten laste gelegde feit.
De officier van justitie is van mening dat de gevorderde schade hoofdelijk toewijsbaar is en verzoekt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De teruggave aan verdachte
De officier van justitie verzoekt de rechtbank de in beslag genomen telefoon van verdachte aan hem terug te geven. De raadsman verzet zich hier niet tegen.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
9 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de proeftijd van de voorwaardelijke straf van 150 dagen jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 15 juni 2010 verlengd wordt met de duur van één jaar. De bijzondere voorwaarde, ITB-plus, dient door Bureau Jeugdzorg te worden uitgevoerd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. De rechtbank zal niet volstaan met een verlenging van de proeftijd en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf bevelen.
10 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 77c, 77dd, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van poging tot diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 159 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd in het kader van de maatregel Hulp en Steun moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg, afdeling Jeugdreclassering, zolang die instelling dat nodig acht, ook als dat inhoudt dat de veroordeelde gedurende 6 maanden deel moet nemen aan het project ITB-Plus, zich houdt aan het meldingsgebod, deelneemt aan een gedragsinterventie ‘Cognitieve vaardigheidstraining+’, zich houdt aan de behandelverplichting, meewerkt aan opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerkt aan het dragen van een enkelband.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten: een mobiele telefoon, merk Blackberry, kleur zwart;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 15 juni 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/602735-08 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 150 dagen jeugddetentie;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 287,85, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
3 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1], € 287,85 te betalen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. J.P. Killian, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 april 2011.