ECLI:NL:RBUTR:2011:BV7884
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Z.J. Oosting
- I. Bruna
- P.L.C.M. Ficq
- Rechtspraak.nl
Veroordeling wegens diefstal in vereniging door middel van braak in een bedrijfspand; vrijspraak voor overige ten laste gelegde diefstallen, of pogingen daartoe.
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 2 mei 2011, is de verdachte veroordeeld voor diefstal in vereniging door middel van braak in een bedrijfspand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 mei 2010 samen met een ander heeft ingebroken in een bedrijfspand in Deurningen, waarbij een bedrag van ongeveer 200 euro is weggenomen. De toegang tot het pand werd verkregen door het forceren van een deur en een ruit. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, waaronder pogingen tot inbraak in andere panden en een inbraak in een school. De vrijspraak was gebaseerd op onvoldoende bewijs en de rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij deze andere feiten niet wettig en overtuigend kon worden bewezen.
De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen, waarbij DNA-bewijs en getuigenverklaringen een belangrijke rol speelden. De verdachte werd herkend op camerabeelden, maar de rechtbank oordeelde dat de herkenning niet voldoende was om tot een veroordeling te komen voor de andere feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat het gevorderde feit niet ten laste was gelegd.