ECLI:NL:RBUTR:2011:BV7825
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.W.G. de Beer
- Z.J. Oosting
- E.A. Messer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen de tenuitvoerlegging van een werkstraf en de beoordeling van de verrichte uren
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 24 mei 2011 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift van de veroordeelde tegen de tenuitvoerlegging van een werkstraf. De veroordeelde had eerder een taakstraf opgelegd gekregen, bestaande uit een werkstraf van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De rechtbank heeft in deze procedure de relevante stukken in het dossier bekeken, waaronder een terugmelding van de Reclassering Nederland, waaruit bleek dat de veroordeelde zijn werkstraf niet volledig had verricht. Op 4 januari 2011 meldde de reclassering dat er nog 13 uren openstonden van de werkstraf. Tijdens de zitting op 10 mei 2011 werd de veroordeelde in de gelegenheid gesteld om het resterende deel van zijn werkstraf te verrichten. De rechtbank heeft vervolgens op basis van een afloopbericht van de reclassering, gedateerd 28 februari 2011, vastgesteld dat de veroordeelde het resterende aantal uren van zijn werkstraf naar behoren had verricht. De officier van justitie had eerder de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen voor een periode van 7 dagen, rekening houdend met de door de veroordeelde verrichte uren van de taakstraf. De rechtbank heeft op 24 mei 2011 het bezwaarschrift van de veroordeelde gegrond verklaard, omdat de werkstraf inmiddels volledig was verricht. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank zich baseerde op artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren.