ECLI:NL:RBUTR:2011:BV7818

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600478-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen, schennis van de eerbaarheid en bedreiging met gevangenisstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 7 september 2011, is de verdachte veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen, schennis van de eerbaarheid en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 mei 2011 in Amersfoort een vrouw heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling. Daarnaast heeft hij zich op een niet openbare plaats met ontbloot geslachtsdeel bevonden, terwijl twee andere slachtoffers daar aanwezig waren. Ook heeft hij een van de slachtoffers bedreigd met een mes, wat leidde tot ernstige vrees voor haar leven. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in haar oordeel.

De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, maar dit heeft niet geleid tot een lagere straf. De rechtbank heeft overwogen dat de mogelijkheid van klinische observatie niet passend was, gezien de ernst van de feiten en de wachttijden bij observatieklinieken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600478-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd te PPC Vught te Vught,
raadsvrouw mr. K.I. Meijering, advocaat te Amersfoort.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 augustus 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van één of meer ontuchtige handelingen;
Feit 2: zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden, terwijl [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] daar tegenwoordig waren;
Feit 3: [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
Feit 4: ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 4], die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten en wijst daarbij op het volgende.
Het onder 3 tenlastegelegde is gebaseerd op de verklaring van de aangeefster. Zij heeft verdachte gezien door een kijkgaatje in haar deur. Door een kijkgaatje kan zij niet hebben gezien of verdachte met het mes op de balustrade heeft getikt. Daarnaast ontkent verdachte dat hij zich met het mes buiten zijn woning heeft bevonden.
Het enige bewijsmiddel voor het onder 4 tenlastegelegde is de verklaring van een jong meisje. De andere reiziger heeft feitelijk niets gezien. Voor dit feit is er onvoldoende bewijs, aldus de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft er ten slotte op gewezen dat verdachte alle feiten ontkent.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Het bewijs ten aanzien van feit 1
Aangeefster [slachtoffer 1] loopt op 11 mei 2011 op straat in Amersfoort. Zij heeft in haar aangifte verklaard dat zij plotseling van achter werd benaderd door een man. De man raakte haar vagina aan en haalde er een veeg overheen.
Op aanwijzen van aangeefster is verdachte korte tijd later aangehouden.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat een donkere man naar het kruis greep van aangeefster. Hij zag daarna dat dezelfde man werd aangehouden door de politie.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Het bewijs ten aanzien van feit 2
Op 25 mei 2010 doen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aangifte tegen verdachte. Zij verklaren dat verdachte zich die dag met ontbloot geslachtsdeel in het trappenhuis van hun flat aan de [adres] te Amersfoort heeft bevonden. Verdachte had een wit t-shirt aan en was verder naakt. Beide aangeefsters voelen zich hierdoor in hun eerbaarheid aangetast.
De ter plaatse gekomen verbalisant treft verdachte aan in zijn woning, gelegen naast de [adres]. Verdachte opent de deur met ontbloot onderlijf. Voorts heeft verdachte een mes in zijn hand.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Het bewijs ten aanzien van feit 3
Op 25 mei 2010 doet [slachtoffer 2] aangifte van bedreiging. Zij verklaart in haar aangifte dat verdachte die dag zodanige handelingen heeft verricht dat zij zich ernstig bedreigd voelde. Deze handelingen bestonden uit het zich bevinden voor de woning van die [slachtoffer 2] met een ontbloot onderlijf, het aankijken en spugen in de richting van die [slachtoffer 2], het met een mes rondlopen nabij de woning van die [slachtoffer 2] en daarbij met het mes op de trapleuning slaan en het meermalen bonken op de voordeur van die [slachtoffer 2] en daarbij de klink naar beneden bewegen.
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft gezien dat verdachte, terwijl hij enkel gekleed in een wit t-shirt in het trapportaal stond, spuugde naar haar bovenbuurvrouw.
De ter plaatse gekomen verbalisant treft verdachte aan in zijn woning, gelegen aan de [adres]. Verdachte opent de deur met ontbloot onderlijf. Voorts heeft verdachte een mes in zijn hand.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3
De rechtbank overweegt dat de hierboven beschreven handelingen van dien aard zijn dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen. De rechtbank neemt hierin mee de omstandigheid dat verdachte een mes in zijn hand had terwijl hij zich voor de woning van aangeefster bevond. Voorts weegt de rechtbank de omstandigheid mee dat verdachte de deurklink van aangeefsters deur naar beneden heeft bewogen. Het is buiten de wil van verdachte gelegen dat hij niet daadwerkelijk de deur heeft geopend, nu verdachte niet wist dat deze deur op slot was gedaan door aangeefster.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Het bewijs ten aanzien van feit 4
Aangeefster [moeder slachtoffer 4] heeft namens haar dochter [slachtoffer 4], geboren op [1995], aangifte gedaan.
[slachtoffer 4] bevond zich op 9 juli 2010 in de tram vanuit Utrecht in de richting van IJsselstein. Eenmaal in de tram kwam er een donkere man naast haar zitten. De man legde zijn hand op haar knie en schoof over haar bovenbeen in de richting van haar rokje. Vervolgens pakte de man de hand van [slachtoffer 4] vast, wreef over haar hand en speelde met haar hand. [slachtoffer 4] heeft direct haar moeder geroepen. Op dat moment hield de man op.
Bij het uitkijken van de camerabeelden van de tram zien verbalisanten een kale donkergekleurde manspersoon die naast [slachtoffer 4] gaat zitten. De man is gekleed in een licht overhemd en een lichte broek. Na het uitkijken van de camerabeelden zijn de verbalisanten naar het arrestantencomplex gegaan om verdachte te verhoren. Zij zien dat verdachte gekleed is in een licht overhemd en een lichte broek. Tevens nemen zij waar dat verdachte een donkergekleurde man is met een kaal hoofd. Zij herkennen verdachte als de man die zij hebben gezien op de camerabeelden.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 11 mei 2011 te Amersfoort, door een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers heeft hij zijn hand gestoken tussen de benen van die [slachtoffer 1] door (terwijl die [slachtoffer 1] liep over een winkelstraat) die [slachtoffer 1] van achteren te benaderen en vervolgens onverhoeds zijn, verdachtes, hand te steken tussen de benen van die [slachtoffer 1];
2. (parketnummer 16/604080-10)
op 25 mei 2010 te Amersfoort zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten een trappenhuis van een flat aan de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden, terwijl daarbij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]s hen ondanks tegenwoordig waren;
3. (parketnummer 16/604080-10)
op 25 mei 2010 te Amersfoort [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- met ontbloot onderlijf op een verdieping van een trappenhuis van een flat,
gelegen aan de [adres] (waar die [slachtoffer 2] en hij, verdachte wonen)
gestaan, en
- die [slachtoffer 2] (terwijl deze hem passeerde) aangekeken en gespuugd
in de richting van die [slachtoffer 2] en
- vervolgens met een mes in de hand heeft gelopen in voornoemd trappenhuis
(nabij de voordeur van de woning van die [slachtoffer 2]) en daarbij met dat
mes meermalen op een trapleuning heeft geslagen en
- vervolgens meermalen heeft gebonkt op voornoemde
voordeur van die [slachtoffer 2] en meermalen de klink van die deur naar
beneden bewogen;
4. (parketnummer 16/711572-10)
op 9 juli 2010 te Utrecht met [slachtoffer 4], geboren op [1995], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- zijn, verdachtes, hand leggen op een bovenbeen van die [slachtoffer 4]
en vervolgens met die hand over dat been schuiven in de
richting van haar rokje
en
- vervolgens een hand van die [slachtoffer 4] vastpakken en vervolgens,
gedurende enige tijd, over die hand wrijven en met die hand spelen
en in die hand knijpen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Feit 2: Schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij haars ondanks tegenwoordig is;
Feit 3: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 4: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch onderzoek pro justitia van 27 juli 2011 van I. Maksimovic, psychiater. In dit rapport heeft de psychiater geen advies kunnen geven over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De psychiater is van mening dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens in de zin van schizofrenie van het paranoïde type en daarnaast is er bij verdachte sprake van misbruik van alcohol. De psychiater is voorts van mening dat het aannemelijk is dat verdachtes stoornis heeft doorgewerkt in de ten laste gelegde feiten. Verdachte was ten tijde van het onderzoek door de psychiater psychotisch. De psychiater kan zijn bevindingen vanwege te weinig achtergrondinformatie niet verder concretiseren. Een klinische observatie zou meer informatie kunnen opleveren over verdachte, aldus de psychiater.
De rechtbank heeft de mogelijkheid van een klinische observatie overwogen, maar is tot het oordeel gekomen dat, gelet op de ernst van de feiten en de wachttijden bij observatieklinieken, een opname ten behoeve van observatie in deze zaak niet passend en geboden is. Gelet op het rapport van de psychiater, is de rechtbank wel van oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank zal hiermee rekening houden in de strafmaat.
Verdachte is strafbaar, omdat verder niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de eis van de officier van justitie te matigen en een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Voorts heeft de raadsvrouw opgemerkt dat een behandeling met betrekking tot alcoholmisbruik wellicht een passende bijzondere voorwaarde zou zijn.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van meerdere slachtoffers geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging. Ook dit kan zorgen voor langdurige angstgevoelens bij het slachtoffer. De rechtbank neemt verdachte dit bijzonder kwalijk.
In het kader van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank het volgende meegewogen:
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 5 juli 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld;
- een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 4 augustus 2011;
- een de verdachte betreffend pro justitia rapport, opgesteld door I. Maksimovic, psychiater, d.d. 27 juli 2011.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 27, 57, 239, 246, 247 en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Feit 2: Schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij haars ondanks tegenwoordig is;
Feit 3: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 4: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. C.S.K. Fung Fen Chung en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 september 2011.
Mr. Kruijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.