ECLI:NL:RBUTR:2011:BV7713

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600325-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ter zake mishandeling met vrijspraak voor poging tot woninginbraak

Op 26 juli 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en poging tot woninginbraak. De officier van justitie achtte de poging tot woninginbraak niet wettig en overtuigend bewezen en vorderde vrijspraak voor dit feit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 12 mei 2010 in Utrecht opzettelijk de aangeefster had mishandeld door haar met kracht tegen haar been te schoppen, waardoor zij ten val kwam en pijn ondervond. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot woninginbraak, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze daad had gepleegd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de aangeefster en getuigen, die niet bevestigden dat de verdachte de dader was van de poging tot inbraak.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte en heeft de ernst van de mishandeling in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling, wat leidde tot een gevangenisstraf van één week. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600325-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 juli 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1981] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie te [woonplaats],
aan de [adres]
raadsman mr. V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 juli 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: heeft geprobeerd in te breken in een woning door met een hard voorwerp de tuindeur te forceren;
feit 2: [slachtoffer] heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 niet wettig en overtuigend bewezen en vordert dat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken. Het onder 2 ten laste gelegde acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is aangevoerd dat beide ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde poging tot woninginbraak heeft begaan. Het enkele gegeven dat verdachte kort na voornoemde poging in de omgeving van de plaats delict is aangetroffen en de omstandigheid dat hij voldeed aan het ruim geformuleerde signalement zijn daarvoor onvoldoende redengevend. Bovendien heeft aangeefster [aangeefster] verdachte niet herkend als degene die zij gehurkt voor de deuren op haar terras zag zitten. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2:
Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat zij op 12 mei 2010 te Utrecht in Hoog Catharijne naar aanleiding van een woordenwisseling door verdachte tegen haar linkerbeen werd getrapt. De trap was zo hard dat zij daardoor ten val kwam . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij bij aangeefster verhaal ging halen en haar daarbij op de grond heeft gelegd . Getuige [getuige] heeft verklaard te hebben gezien dat verdachte aangeefster een loopkick gaf waardoor aangeefster op de grond viel . Aangeefster heeft verklaard door dit voorval pijn te hebben aan haar hoofd en haar been .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 12 mei 2010 te Utrecht opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met kracht tegen haar been heeft geschopt waardoor zij ten val is gekomen en waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Mishandeling
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen met aftrek van voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij het navolgende in het bijzonder in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een kennis door haar zodanig tegen haar been te schoppen dat zij ten val is gekomen. Door zo te handelen heeft de verdachte het aangeefster pijn toegebracht. Bovendien vond het feit plaats in de openbare ruimte, hetgeen tot gevoelens van onrust in de samenleving leidt.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 juni 2011.
De rechtbank acht alles overwegende de na te noemen straf passend en geboden. Daarbij heeft de rechtbank tevens gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 2.573,20, bestaande uit materiële schade tot een bedrag ad € 2.348, 20 en immateriële schade tot een bedrag
ad € 225,00 voor feit 1.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
8 Het beslag
8.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8.2 De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van één (1) week;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten schoenen, kleur zwart, merk Nike (beslaglijst nummer 1) en mobiele telefoon, merk Nokia (beslaglijst nummer 2), en handschoenen, kleur zwart (beslaglijst nummer 3);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een breekijzer (beslaglijst nummer 4);
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbey, voorzitter, mrs. G. Perrick en J.M. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verspaget-Kruyt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 juli 2011.