ECLI:NL:RBUTR:2011:BV7657

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/514181-10, 16/513734-11, 02/626243-09 (TUL) en 11/720646-08 (TUL).
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld, vernieling en afpersing door minderjarige verdachte

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 7 juni 2011, stond een minderjarige verdachte terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, vernieling en afpersing. De verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd in de Rijksinrichting De Heuvelrug, werd beschuldigd van het stelen van een jas in Amersfoort, waarbij hij de eigenaar met een mes bedreigde. Daarnaast had hij ruiten vernield en was hij betrokken bij een straatroof waarbij hij samen met een ander een slachtoffer onder druk zette om geld af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn gedrags- en persoonlijkheidsproblematiek, en dat hij eerder was veroordeeld. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De officier van justitie had jeugddetentie van 12 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor hulpverlening en begeleiding. De rechtbank volgde dit advies en legde de verdachte een jeugddetentie op, met de nadruk op rehabilitatie en begeleiding. De verdachte werd vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar de bewezenverklaring van de andere feiten leidde tot een straf die recht deed aan de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/514181-10, 16/513734-11, 02/626243-09 (TUL) en 11/720646-08 (TUL).
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 juni 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
gedetineerd in de Rijksinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist.
Raadsman mr. S.D. Kurz, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging met bovenvermelde parketnummers behandeld en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder parketnummer 16/514181-10:
1. op 25 november 2010 te Amersfoort een jas heeft gestolen, waarbij hij de eigenaar van de winkel (de heer [slachtoffer 1] van [kledingwinkel]) met een mes heeft bedreigd;
2. op 13 november 2010 te Amersfoort twee ruiten heeft vernield;
3. op 22 januari 2011 samen met een ander of anderen te Amersfoort [slachtoffer 4] heeft beroofd en/of afgeperst;
onder parketnummer 16/513734-11:
op 26 januari 2011 te Zeist heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, subsidiair [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 16/514181-10 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 16/513734-11 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is aangevoerd dat de feiten zoals onder parketnummer 16/514181-10 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 16/513734-11 subsidiair, te weten een eenvoudige mishandeling, ten laste zijn gelegd bewezen kunnen worden verklaard.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van 16/514181-10
Feit 1:
De rechtbank acht de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen gelet op:
-de bekennende verklaring van de verdachte ;
-de aangifte van [slachtoffer 1] ([kledingwinkel]) dat op 25 november 2010 te Amersfoort een jas is gestolen, waarbij de dief hem met een mes heeft bedreigd toen hij de dief had achterhaald op straat .
Feit 2:
Op 13 november 2010 liep de verdachte met zijn vriendin in Amersfoort. Zij heeft verklaard dat de verdachte op enig moment boos werd en een raam insloeg . De verdachte heeft verklaard dat hij met kracht tegen een raam heeft geslagen, waardoor dit raam kapot ging . Uit de aangifte van [slachtoffer 3] blijkt dat het raam naast de voordeur, bestaande uit twee ruiten, was vernield .
De rechtbank overweegt dat de verdachte door zonder achterom te kijken naar achter te slaan de redelijke kans heeft aanvaard dat er zich achter hem geen muur bevond, zoals hij naar eigen zeggen dacht. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van voorwaardelijk opzet op de vernieling van de ruiten.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van de ruiten.
Feit 3:
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 22 januari 2010 in Amersfoort staande werd gehouden door twee jongens. Hij voelde dat een van de jongens hem bij zijn schouder vastpakte . De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een van de jongens was die naar aangever is toegelopen en tegen hem heeft gezegd:”geef me je geld, anders slaan we je in elkaar. Geef geld, ander schiet mijn vriend je neer”. Zijn mededader heeft gezegd: “Als we je tegenkomen in de stad dan pakken we je” . Aangever heeft daarop de jongens een biljet van 20 euro gegeven .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde beroving.
Ten aanzien van 16/513734-11
Een begeleider van een leefgroep op Eikenstein te Zeist heeft verklaard dat hij op 26 januari 2011 zag dat de verdachte zijn kopje met inhoud in de richting van [slachtoffer 2] gooide . Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat in het kopje thee zat . Ook aangever heeft verklaard dat hij zag dat het kopje dat de verdachte in zijn hand had zijn richting uitkwam. Daarop voelde de huid van aangever pijnlijk en branderig aan . Blijkens de geneeskundige verklaring heeft de aangever een tweedegraads brandwond op de linkerborst opgelopen .
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mishandeling. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zodat de verdachte van het primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
4.4 Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 16/513734-11 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/514181-10
1.
op 25 november 2010 te Amersfoort met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een zwarte jas toebehorende aan [kledingwinkel], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij (op korte afstand van genoemde [slachtoffer 1]) met een mes stekende bewegingen in de richting van de borst en buik van genoemde [slachtoffer 1] heeft gemaakt;
2.
op 13 november 2010 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk twee ruiten toebehorende aan [slachtoffer 3] heeft vernield door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met zijn hand met kracht tegen genoemde ruiten te slaan;
3.
op 22 januari 2011 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van 20 euro) toebehorende aan genoemde [slachtoffer 4], welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader genoemde [slachtoffer 4] hebben staande gehouden en bij de schouder gepakt en gezegd: 'Geef je geld anders slaan we je in elkaar en/of Geef geld, anders schiet mijn vriend je neer en/of als we je tegenkomen in de stad dan pakken we je wel';
parketnummer 16/513734-11 (subsidiair)
op 26 januari 2011 in de gemeente Zeist opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] een kop (zeer) hete thee tegen de borst van die Sitti heeft gegooid, waardoor voornoemde Sitti letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
parketnummer 16/514181-10
1. diefstal, gevolg van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen;
3. medeplegen van afpersing
parketnummer 16/513734-11 (subsidiair)
mishandeling
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Over de persoon van de verdachte is op 9 mei 2011 door drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater, een rapport uitgebracht, waarin wordt weergegeven dat er bij de verdachte sprake is van een vermijdende hechtingsstijl in combinatie met gedragsproblemen in de zin van oppositioneel opstandig gedrag, evenals agressief, intimiderend en manipulatief gedrag. Bij de verdachte is ook sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met een daarbij horende lacunaire gewetensontwikkeling. Daarnaast is er sprake van cannabisafhankelijkheid en alcoholmisbruik. Geconcludeerd wordt dat er enige relatie bestaat tussen de onder parketnummer 16/514181-10 ten laste gelegde feiten en voornoemde psychopathologie, waardoor de verdachte voor deze feiten (hooguit) als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De psycholoog drs. A. Laurijssen-Timmers onderschrijft in haar rapport d.d. 6 mei 2011 de bevindingen van de psychiater. Zij concludeert ten aanzien van de onder parketnummer 16/514181-10 ten laste gelegde feiten dat er bij de verdachte sprake is van licht verminderde toerekeningsvatbaarheid aangezien hij, gezien de geconstateerde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling, de gevolgen van zijn daden onvoldoende heeft kunnen overzien.
De rechtbank neemt voornoemde conclusie over en maakt deze tot de hare. De rechtbank merkt hierbij op dat voornoemde rapportages zijn geschreven met het oog op de onder parketnummer 16/514181-10 ten laste gelegde feiten. De rechtbank acht de conclusies van de deskundigen eveneens van toepassing ten aanzien van het onder parketnummer 16/513734-11 ten laste gelegde feit, nu er bij de verdachte sprake is van langdurige gedrags- en persoonlijkheidsproblematiek. Het feit is bovendien binnen een kort tijdsbestek - van enkele dagen - na het laatste onder parketnummer 16/514181-10 ten laste gelegde feit gepleegd. De verdachte zal dan ook door de rechtbank ten aanzien van alle feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde hulp en steun van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt: een behandeling bij De Waag, het deelnemen aan Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT) en drugs- en alcoholcontroles. Hij kent het Spanje-project niet en weet niet of dat doorgang kan vinden nu niet duidelijk is of er financiële mogelijkheden zijn. Als de financiën er wel zijn, kan het Spanje-project ook een voorwaarde zijn. Hij heeft een (voorwaardelijke) PIJ overwogen maar weer verworpen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is bepleit aan hem een jeugddetentie op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de voorlopige hechtenis tot het moment van de terechtzitting. Daarnaast wordt bepleit een deel van de jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld een verplicht contact met de jeugdreclassering.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een jas, waarbij hij tijdens zijn vlucht de eigenaar van de winkel heeft bedreigd met een mes en heeft zich - in samenwerking met een ander - schuldig gemaakt aan een straatroof. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte het gevoel van veiligheid op straat in het algemeen en dat van het slachtoffer in het bijzonder aangetast. Dit zijn ernstige feiten die schade veroorzaken en bij de benadeelden gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een medegedetineerde, aan wie hij pijn en letsel heeft toegebracht. Tot slot heeft de verdachte een raam vernield, waardoor hij aan de benadeelde schade heeft berokkend.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het gegeven dat uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 april 2011 blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld. De rechtbank houdt daarnaast rekening met het feit dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Uit de hiervoor aangehaalde rapportages van de psychiater en de psycholoog en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 23 mei 2011 blijkt dat het risico dat de verdachte verder afglijdt en dat daarmee de kans op recidive groot is, zodat hulpverlening geïndiceerd is. De verdachte is echter gehospitaliseerd en heeft diverse vormen van hulpverlening in (justitiële) instellingen ondergaan. Om een gunstige ontwikkeling tot stand te kunnen brengen zal in de behandeling en begeleiding een balans moeten worden gecreëerd tussen begrenzing en vrijheid. Behandeling en begeleiding zullen gericht moeten zijn op ombuiging en het opdoen van succeservaring. Geadviseerd wordt om de verdachte in het kader van een voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarde op te leggen dat hij zich dient te houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Deze aanwijzingen moeten zich richten op het aanleren van vaardigheden ten behoeve van het vergroten van de zelfredzaamheid, het omgaan met agressie, het onder controle krijgen van verslavingsgedrag en het voortzetten van de MBO-opleiding Sport & Beweging. De aanwijzingen kunnen mede omvatten: het opstarten en monitoren van het Spanje project waar verdachte in een onbekende setting vaardigheden kan leren en hulp krijgt, alcohol- en drugscontroles, deelnemen aan het programma Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer en deelname aan (ambulante) behandeling bij De Waag.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van de in voornoemde rapporten genoemde bijzondere voorwaarden gekoppeld aan het voorwaardelijk strafdeel wenselijk en noodzakelijk zijn en overweegt daarbij dat zij in het bijzonder het advies om de verdachte te laten deelnemen aan het project “Adios Holanda” in Spanje ondersteunt.Het is volgens de hulpverleners ter zitting aanwezig onduidelijk of de financiën voor het Spanje-project kunnen worden gevonden. Na terugkeer in Nederland dient - in het geval het project toch doorgang kan vinden - nader invulling te worden gegeven aan de overige bijzondere voorwaarden.
7 7. De vorderingen tot tenuitvoerlegging
Parketnummer 02/626243-09
Aan de verdachte is bij vonnis van de kinderechter te Breda van 11 februari 2010 een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 (één) week opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd voornoemde jeugddetentie ten uitvoer te leggen.
De raadsman heeft bepleit de proeftijd te verlengen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee (meermalen) de algemene voorwaarde heeft overtreden. De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe.
Parketnummer 11/720646-08
Aan de verdachte is bij vonnis van de kinderechter te Dordrecht van 10 april 2009 een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 4 (vier) maanden opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd voornoemde jeugddetentie ten uitvoer te leggen.
De raadsman heeft bepleit de proeftijd te verlengen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee (meermalen) de algemene voorwaarde heeft overtreden. De rechtbank ziet aanleiding de proeftijd te verlengen met 1 (één) jaar. Aan deze proeftijd zullen dezelfde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals in de hoofdzaak is overwogen.
8. Wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77cc, 77dd, 77ee, 77gg, 300, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 16/513734-11 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
parketnummer 16/514181-10
1. diefstal, gevolg van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen;
3. afpersing;
parketnummer 16/513734-11 (subsidiair)
mishandeling.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 12 (twaalf) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijk deel van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat de verdachte tijdens de proeftijd (een van) de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat de verdachte zich tijdens de proeftijd gedraagt naar de voorschriften van de jeugdreclassering, ook indien de voorschriften inhouden:
- deelname aan het project “Adios Holanda” in Spanje;
- deelname aan een behandeling bij De Waag;
- deelname aan Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT);
- meewerken aan drugs- en alcoholcontroles;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 11 februari 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/626243-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten jeugddetentie voor de duur van 1 (één) week;
- gelast dat de proeftijd van de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 10 april 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 11/720646-08 zal worden verlengd voor de duur van 1 (één) jaar.
- bepaalt dat het voorwaardelijk deel van de straf opgelegd in de zaak onder parketnummer 11/720646-08 niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat de verdachte tijdens de proeftijd (een van) de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat de verdachte zich tijdens de proeftijd gedraagt naar de voorschriften van de jeugdreclassering, ook indien de voorschriften inhouden:
- deelname aan het project “Adios Holanda” in Spanje;
- deelname aan een behandeling bij De Waag;
- deelname aan Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT);
- meewerken drugs- en alcoholcontroles;
- Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Kruijff-Bronsing, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. P.W.G. de Beer en mr. E.A. Messer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verspaget-Kruyt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 juni 2011.